In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het witwassen van een geldbedrag van 147.550 euro. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, waarbij het hof zich baseerde op de bevindingen van de opsporingsambtenaren en de TCI-informatie die leidde tot de aanhouding van de verdachte. De verdediging voerde aan dat de aanhouding en doorzoeking onrechtmatig waren, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof concludeerde dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van witwassen, waardoor de opsporingsambtenaren bevoegd waren tot inbeslagname en doorzoeking. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 weken, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd en oordeelde dat de Mercedes-Benz, waarin het geld was aangetroffen, moest worden onttrokken aan het verkeer.