ECLI:NL:GHDHA:2025:1566

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
22-003188-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens valsheid in geschrift gepleegd door een niet-Nederlander in Syrië

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1989 in Syrië, was in eerste aanleg vrijgesproken van valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het valselijk opmaken van een Appendix Certificate of non-impediment, dat door de verdachte in Syrië was ingevuld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in oktober 2021 niet als 'Nederlander' gold en dat de valsheid niet is gepleegd 'tegen' een Nederlandse overheidsinstelling, waardoor Nederland geen extraterritoriale rechtsmacht heeft in deze zaak. Het hof concludeert dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging, en vernietigt het vonnis waarvan beroep. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003188-24
Parketnummer: 09-172660-24
Datum uitspraak: 28 juli 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 september 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1989,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Latakia (Syrië), althans in Syrië, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Appendix Certificate of non-impediment (verklaring burgerlijke staat) van de Immmigratie- en Naturalisatiedienst (IND) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door op dit geschrift te vermelden dat hij ongehuwd was en geen kinderen had en/of geen zorg voor kinderen had of droeg
en/of vermelden dat hij geen langdurige en exclusieve relatie had met iemand, hetgeen in strijd is met de waarheid, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Aan de verdachte wordt, kort samengevat, het volgende verweten.
De verdachte komt uit een Syrisch gezin. Zijn moeder verbleef in 2021 in Nederland. In het kader van een door zijn moeder gedaan nareisverzoek, strekkend tot gezinshereniging, is door de verdachte in Syrië een formulier ingevuld, het zogenoemde
Appendix Certificate of non-impediment. In dit document zou de verdachte een valse opgave hebben gedaan.
In de tenlastelegging wordt deze handeling aan de verdachte verweten als het op 4 oktober 2021 plegen van het misdrijf van valsheid in geschrift (artikel 225, eerste lid, Sr), waarbij telkens als pleegplaats wordt vermeld “te Latakia (Syrië), althans in Syrië”.
De verdachte gold in oktober 2021 niet als ‘Nederlander’ in de zin van (het derde lid van) artikel 7 Sr.
Het voorgaande betekent dat er sprake is van een feit dat buiten Nederland zou zijn gepleegd door een niet-Nederlander. Daardoor dient de vraag zich aan of Nederland in dit geval beschikt over zogenoemde extraterritoriale rechtsmacht. In dat verband dient zich in het bijzonder aan artikel 4, aanhef en onderdeel d, Sr.
In navolging van de beslissing in het arrest van dit gerechtshof van 22 mei 2025 (ECLI:NL:GHDHA:2025:1080), en met overneming van de motivering daarin, concludeert het hof dat in het onderhavige geval de extraterritoriale rechtsmacht van Nederland niet te baseren valt op artikel 4, aanhef en onderdeel d, Sr, omdat de valsheid niet is gepleegd ‘tegen’ een Nederlandse overheidsinstelling op de wijze zoals in die bepaling is bedoeld. Het enkele in Syrië invullen van het hier aan de orde zijnde formulier (het valselijk opmaken daarvan) treft niet een nationaal rechtsbelang dat die bepaling beoogt te beschermen. Nu ook ieder ander aangrijpingspunt voor extraterritoriale rechtsmacht (en voor gewone, territoriale rechtsmacht) ontbreekt, betekent dit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. M.S. Lamboo, als voorzitter, mr. L.C. van Walree en mr. R. Appels, leden, in bijzijn van de griffier mr. C.B. Jans.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 juli 2025.
Mr. M.S. Lamboo en mr. R. Appels zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.