ECLI:NL:GHDHA:2025:1748
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M.A.J. van de Kar
- Th.W.H.E. Schmitz
- A.E. Mos-Verstraten
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor verdachte van seksuele dwang in Alphen aan den Rijn
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2022. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden voor het tenlastegelegde feit van seksuele dwang, gepleegd op 1 juni 2018 in Alphen aan den Rijn. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van geweld en seksuele handelingen zonder toestemming van het slachtoffer, aangeduid als aangeefster. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar met een lagere straf van 24 maanden.
Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het heeft gekeken naar de verklaringen van de aangeefster en getuigen, alsook naar de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De aangeefster, destijds 17 jaar, had alcohol gedronken en verklaarde dat zij 'nee' had gezegd tegen de verdachte, maar dat dit werd genegeerd. De verdachte erkende seksuele handelingen, maar ontkende dat er sprake was van dwang.
Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte opzettelijk had veroorzaakt dat de aangeefster de handelingen tegen haar wil had ondergaan. De inconsistenties in de verklaringen van de aangeefster en het gebrek aan overtuigend steunbewijs leidden het hof tot de conclusie dat er te veel twijfel bestond over de bewezenverklaring van de tenlastelegging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.