ECLI:NL:GHDHA:2025:1756

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
22-000145-25
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensoverschrijdend vervoer zonder ritmachtiging in de zin van de Wet vervoer goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 4.400,- voor het verrichten van grensoverschrijdend beroepsvervoer zonder de vereiste ritmachtiging. De tenlastelegging betrof een incident op 30 december 2023 te ‘s-Gravenhage, waar de verdachte met een vrachtauto, zonder de benodigde ritmachtiging, goederen vervoerde van Nederland naar Marokko. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en handhaving van de geldboete. Het hof oordeelde dat er sprake was van grensoverschrijdend vervoer, ook al had de verdachte nog geen landsgrens overschreden, en dat hij op het moment van aanhouding een ritmachtiging had moeten hebben. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een lagere geldboete op van € 500,- en 10 dagen hechtenis, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000145-25
Parketnummer: 09-023417-24
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Den Haag van 28 november 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1993,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 4.400,-.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 december 2023 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bouwlustlaan, als een vervoerder die niet gevestigd is in een lidstaat, naar en/of vanuit Nederland grensoverschrijdend beroepsvervoer heeft verricht met een vrachtauto, gekentekend [kenteken], zonder te beschikken over één of meer daarvoor geldende ritmachtiging(en) op grond van een verdrag voor het goederenvervoer tussen Nederland met de staat (te weten Marokko) waarin de vervoerder is gevestigd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 4.400,-, waarvan € 2.200,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks30 december 2023 te ‘s-Gravenhage
, althans in Nederland,op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bouwlustlaan, als een vervoerder die niet gevestigd is in een lidstaat,
naar en/ofvanuit Nederland grensoverschrijdend beroepsvervoer heeft verricht met een vrachtauto, gekentekend [kenteken], zonder te beschikken over één
of meerdaarvoor geldende ritmachtiging
(en)op grond van een verdrag voor het goederenvervoer tussen Nederland met de staat (te weten Marokko) waarin de vervoerder is gevestigd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsmotivering
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat hij dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde nu er geen sprake is geweest van ‘grensoverschrijdend vervoer’. De verdachte was met de geladen goederen immers vanaf een adres in Den Haag onderweg naar een ander adres in Den Haag en had nog geen landsgrens overgestoken. In dat geval kan er ook geen sprake zijn van ‘grensoverschrijdend vervoer’, aldus de raadsman.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de verklaring van de verdachte en de door hem aan de politie overgelegde CMR vrachtbrief blijkt dat de verdachte in opdracht van [naam] keukenmachines en olijfolie vervoerde in zijn vrachtauto. Hij heeft deze goederen ingeladen aan de [adres 1] te Den Haag, moest nog een stop maken aan de [adres 2] te Den Haag om daar nog meer goederen te laden en zou de goederen vervolgens vervoeren naar de stad Tanger in Marokko, alwaar hij de goederen zou lossen. Een verbalisant hoorde hem verklaren dat hij voor deze opdracht betaald zou worden. Onderweg naar het adres aan de [adres 2] te Den Haag is de verdachte staande gehouden door de politie en bleek dat hij niet in het bezit was van een ritmachtiging.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of er hier sprake is geweest van ‘grensoverschrijdend vervoer’ in de zin van artikel 2.3, derde lid, onder b, van de Wet vervoer goederen en of de verdachte aldus een ritmachtiging behoorde te hebben.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de memorie van toelichting bij de huidige Wet wegvervoer goederen blijkt dat onder ‘grensoverschrijdend vervoer’ wordt verstaan het vervoer waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zich in twee staten bevinden, met of zonder transit via een of meer andere staten. Het hof leidt daaruit af dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat alleen bij het daadwerkelijk overschrijden van een landsgrens sprake is van ‘grensoverschrijdend vervoer’. De verdachte is vanaf het adres aan de [adres 1] in Nederland, het punt van vertrek, vertrokken met goederen in zijn vrachtauto welke gelost zouden gaan worden in Marokko, het punt van aankomst. Dat de verdachte onderweg nog een tussenstop moest maken aan de [adres 2] doet daaraan niet af. De verdachte had op het moment dat hij zijn goederen inlaadde aan het adres aan de [adres 1] reeds toen een ritmachtiging moeten hebben voor het vervoer van de goederen die hij op dat moment ging vervoeren. Het aanvragen van een ritmachtiging kan niet achteraf worden gedaan. Niet gebleken is dat de ritmachtiging al was aangevraagd en alsnog achteraf is verleend.
Met de advocaat-generaal is het hof aldus van oordeel dat er in onderhavige zaak sprake is geweest van ‘grensoverschrijdend vervoer’ in de zin van artikel 2.3, derde lid, onder b, van de Wet vervoer goederen en de verdachte behoorde op het moment van staande houden aldus te beschikken over een ritmachtiging in de zin van dat artikel. Dit laatste had de verdachte niet en daarmee is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.3, derde lid, onder b, van de Wet wegvervoer goederen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als vervoerder die niet is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie vanuit Nederland grensoverschrijdend beroepsvervoer verricht zonder te beschikken over een daarvoor geldende ritmachtiging. Door aldus te handelen heeft de verdachte de door de wetgever beoogde ordening van de markt voor het goederenvervoer over de weg verstoord en andere vervoerders, die zich er wel voor hebben ingespannen om te beschikken over de daarvoor geldende ritmachtigingen, oneerlijke concurrentie aangedaan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op het feit dat het hof rekening houdt met de persoonlijk omstandigheden van de verdachte en zijn beperkte financiële draagkracht. Tot die omstandigheden behoren dat de verdachte een eenmanszaak heeft en woonachtig is in Marokko waar hij net rondkomt om zijn gezin te onderhouden. Het hof zal daarom een aanzienlijk lagere geldboete opleggen dan de economische politierechter heeft gedaan.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.3 van de Wet wegvervoer goederen, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevoor ter hoogte van
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven, als voorzitter, en mr. R. van der Hoeven en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, leden, in bijzijn van de griffier mr. E.R.J. Heuvelman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 augustus 2025.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.