ECLI:NL:GHDHA:2025:1758

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
22-001345-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Rotterdam inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in verborgen ruimte van auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk aanwezig hebben van ruim negen kilo cocaïne in een verborgen ruimte van zijn auto. De advocaat-generaal heeft hoger beroep ingesteld tegen de strafmaat, vorderend dat de straf zou worden verhoogd naar achttien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 december 2023 te Rotterdam opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad, en dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het om harddrugs ging. De verdachte had een opdracht aangenomen om drugs vanuit Frankrijk naar Nederland te vervoeren en ontving hiervoor een geldbedrag. Tijdens de aanhouding zijn in zijn auto tien blokken met verdovende middelen aangetroffen, waarvan een deel in een professioneel aangebrachte verborgen ruimte.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met een voorwaardelijk deel van tien maanden. Het hof heeft ook de Volkswagen Passat, waarin de drugs zijn aangetroffen, onttrokken aan het verkeer. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels in Spanje woont en een vaste baan heeft als vrachtwagenchauffeur.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001345-24
Parketnummer: 10-338396-23
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10.818,5 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks20 december 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijkaanwezig heeft gehad
, ongeveer 10.818,5 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattenderuim negen kilococaïne,
zijnde cocaïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Voorwaardelijk opzet
Het hof is van oordeel dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg gaat het hof uit van het navolgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij een opdracht heeft geaccepteerd om vanuit Frankrijk heen en weer naar Nederland te rijden om daar drugs op te halen. De verdachte heeft voor deze klus op voorhand een geldbedrag van € 3.000,00 gekregen. De verdachte is naar een opgegeven adres in Nederland gereden en heeft daar van een andere man een tas gekregen, die de verdachte in zijn auto heeft gezet.
Op 20 december 2023 is de verdachte door de politie aangehouden. In de auto van de verdachte werden in totaal tien blokken met verdovende middelen aangetroffen. Een deel daarvan werd in een in de auto van de verdachte professioneel aangebrachte verborgen ruimte gevonden.
Het hof is van oordeel dat de verdachte onder deze omstandigheden op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het om het aanwezig hebben van harddrugs ging. Dat het niet ging om softdrugs, maar dat hij rekening heeft moeten houden met de mogelijkheid dat het (ook) om harddrugs als cocaïne zou gaan leidt het hof voorts af uit het geldbedrag dat hem is beloofd en de omvang van de aangetroffen pakketten.
Medeplegen
Het hof is van oordeel dat ten aanzien van het bewezenverklaarde aanwezig hebben van die drugs uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen.
Nu het medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zal de verdachte van dat onderdeel partieel worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ruim negen kilo cocaïne aanwezig gehad. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Cocaïne is een zeer verslavende harddrug, die schadelijk is voor de volksgezondheid. Handel in en gebruik van drugs leiden, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 31 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte, met uitzondering van het onderhavige feit, beschikt over een blanco strafblad.
Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de verdachte inmiddels weer in Spanje woont, met zijn gezin, en dat hij daar een vaste baan heeft als vrachtwagenchauffeur. Middels een brief heeft hij (nogmaals) spijt betuigd over de gang van zaken op 20 december 2023.
Het hof acht een gevangenisstraf zoals in hoger beroep is gevorderd, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, mede gelet op de voor dergelijke feiten in beginsel gehanteerde richtlijnen en oriëntatiepunten op zichzelf passend.
Het hof is echter van oordeel dat, gezien het tijdsverloop sinds de feiten, de ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gekomen persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, een gevangenisstraf van na te melden duur - waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het hof zal de Volkswagen Passat onttrekken aan het verkeer.
De Volkswagen Passat behoorde aan de verdachte toe, zoals hij ook zelf heeft verklaard. In dit voertuig is een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen, deels verstopt in een in de auto professioneel aangebrachte verborgen ruimte onder de middenconsole. Deze afgeschermde ruimte is geen voorziening die standaard in dit type voertuig aanwezig is, maar lijkt later op professionele wijze te zijn ingebouwd, en is kennelijk bestemd om de opsporing van strafbare feiten te beletten of te bemoeilijken.
Zoals hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat het voertuig de verdachte toebehoorde en dat de verdachte met behulp van dit voertuig het bewezenverklaarde feit heeft begaan. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang en zal het hof de Volkswagen Passat onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Personenauto.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong, als voorzitter, en mr. H.C. Wiersinga en mr. E.C. van Veen, leden, in bijzijn van de griffier mr. L.R.I.G. Ondracek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 augustus 2025.