ECLI:NL:GHDHA:2025:1770

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
200.338.311/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Coronakorting bij kortdurende huurovereenkomst voor evenement, vraag naar verdere korting en toetsing onder art. 6:258 BW

In deze zaak heeft [appellante] in juli 2020 een gedeelte van een evenementenhal gehuurd van Easyfairs Nederland B.V. voor een evenement dat gepland stond op 25, 26 en 27 december 2020. Door de coronamaatregelen kon het evenement niet doorgaan, waarna Easyfairs een annuleringsfee van 50% in rekening bracht. [appellante] heeft deze factuur niet betaald, omdat zij meent dat een verdere korting gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft de vordering van Easyfairs toegewezen, wat door het hof is bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheden kunnen worden aangemerkt, maar dat [appellante] onvoldoende feiten heeft aangevoerd om een verdere vermindering van de huursom te rechtvaardigen. Het hof concludeert dat het nadeel van de coronamaatregelen gelijkelijk tussen partijen moet worden verdeeld, en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat 50% van de huursom voor rekening van [appellante] komt. Het hoger beroep van [appellante] wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.338.311/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10482941 CV EXPL 23-12132
Arrest van 16 september 2025
in de zaak van
[appellante], handelend onder de naam [handelsnaam],
wonend in en zaakdoende te [plaats],
appellante,
advocaat: mr. A. Mao, kantoorhoudend in Schiedam,
tegen
Easyfairs Nederland B.V.,
gevestigd in Hardenberg,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof noemt partijen hierna [appellante] en Easyfairs.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellante] heeft in juli 2020 bij Easyfairs een gedeelte van een evenementenhal gehuurd voor de organisatie van een evenement dat zou plaatsvinden op 25, 26 en 27 december 2020. De afgesproken huursom bedroeg € 40.000,-, exclusief btw.
1.2
Omdat het evenement vanwege de coronamaatregelen niet kon doorgaan heeft Easyfairs bij [appellante] een “annuleringsfee” van 50% in rekening gebracht. [appellante] heeft de factuur onbetaald gelaten omdat zij meent dat in haar geval een verdere korting moet plaatsvinden.
1.3
De kantonrechter heeft [appellante] veroordeeld tot betaling van de gevorderde 50%. Het hof is het daarmee eens en bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 28 februari 2024, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 december 2023;
  • het arrest van dit hof van 23 april 2024, waarin een enkelvoudige mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 juni 2024;
  • de memorie van grieven van [appellante], met bijlage;
  • de memorie van antwoord van Easyfairs, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellante] drijft sinds 2014 een onderneming op het gebied van
fashion & lifestyle. Zij heeft een winkel in dameskleding en houdt zich onder meer bezig met de import van en detailhandel in kleding, sjaals en mode accessoires. Sinds 2017 organiseert zij ook zogenoemde [naam evenement] evenementen, een festival waarbij bezoekers op meerdere momenten concerten en modeshows kunnen bijwonen en bij ‘Food Courts’ verschillende culinaire gerechten kunnen proeven. Easyfairs verhuurt en exploiteert evenementenhallen.
3.2
In juli 2020 hebben partijen een overeenkomst gesloten (hierna: huurovereenkomst), waarbij Easyfairs aan [appellante] een gedeelte van een hal ter grootte van 10.000 m2 heeft verhuurd ten behoeve van een door [appellante] te organiseren [naam evenement] festival. Het evenement zou plaatsvinden op 25, 26 en 27 december 2020. De overeengekomen huurprijs bedroeg € 40.000,-, exclusief btw. Het geschatte aantal exposanten voor dit festival bedroeg 100 en het geschatte aantal bezoekers 8.000 in drie dagen. In de huurovereenkomst is aangetekend dat het geschatte aantal bezoekers misschien door de coronamaatregelen lager kan zijn.
3.3
Artikel 4 van de huurovereenkomst gaat over algemene voorwaarden. Daarin staat onder meer opgenomen dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van Easyfairs Nederland B.V. van toepassing zijn en dat die bij de overeenkomst zijn meegezonden. Blijkens deze algemene voorwaarden heeft [appellante] de mogelijkheid om binnen zeven dagen na totstandkoming, de huurovereenkomst kosteloos te annuleren. Bij annulering 120 dagen of meer voor de ingangsdatum van het evenement is zij 50% van het huurbedrag verschuldigd en bij annulering tussen de 120 dagen en 30 dagen voor de ingangsdatum 100% van dat bedrag.
3.4
Bij e-mail van 16 oktober 2020 heeft Easyfairs aan [appellante] bevestigd dat het evenement van 25-27 december 2020 op verzoek van [appellante] is geannuleerd. Easyfairs heeft daarin laten weten dat zij conform haar algemene voorwaarden 100% van de overeengekomen € 40.000,- doorberekent.
3.5
Op 19 oktober 2020 heeft [appellante] als volgt gereageerd:
“Uw bedrijf kan mij een evenement die niet door mag gaan via de covid en landelijke besluit, niet doorberekenen. Ik neem aan dat jullie het nieuws en de nieuwe regelingen wel weten, een evenement organiseren, kan en mag niet.
Vandaar mijn annulering.
(…)
Ik annuleer wegens OVERMACHT en zwaarwegende onvoorziene omstandigheden; gezondheid/veiligheid.
(…).”
3.6
Bij e-mail van 22 oktober 2020 heeft Easyfairs laten weten dat het conform de richtlijnen van de overheid op dat moment wel was toegestaan een beurs te organiseren. [appellante] heeft daarop geantwoord dat de richtlijnen helaas niet passen bij het concept van [naam evenement].
3.7
Bij factuur van 26 augustus 2021 heeft Easyfairs [appellante] met betrekking tot het evenement van 25-27 december 2020 € 24.200,-, inclusief btw, in rekening gebracht wegens “annuleringsfee (50%)”.
3.8
Ondanks diverse betalingsherinneringen en sommatiebrieven heeft [appellante] dit bedrag onbetaald gelaten.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Easyfairs heeft [appellante] gedagvaard en gevorderd dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van € 24.200,-, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover vanaf 9 september 2021, en met de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.273,-, althans van € 1.017,-, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
4.2
De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld. [appellante] is daarbij veroordeeld tot betaling van het subsidiair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.017,- conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellante] is met drie grieven van het vonnis in hoger beroep gekomen. Zij wil dat het hof Easyfairs niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, althans de vorderingen van Easyfairs alsnog afwijst. Subsidiair vordert zij dat het hof de gevorderde hoofdsom matigt naar nihil, althans tot een in goede justitie te bepalen bedrag.
5.2
Volgens [appellante] heeft Easyfairs de waarheids- en volledigheidsplicht van art. 21 Rv geschonden door in haar inleidende dagvaarding te stellen (1) dat het niet verboden was om op de geplande data een evenement te organiseren en (2) dat het Easyfairs op grond van de toen geldende coronamaatregelen niet verboden was om op 25-27 december 2020 de evenementenhal aan [appellante] ter beschikking te stellen, terwijl Easyfairs wist of behoorde te weten dat vanaf 15 december 2020 een ‘harde lockdown’ gold. [appellante] meent dat Easyfairs daarom niet-ontvankelijk had moet worden verklaard in haar vorderingen (
grief 1). Verder voert [appellante] aan dat de kantonrechter voor de financiële gevolgen van de coronamaatregelen bij huur ten onrechte acht geslagen heeft op het ‘corona-arrest’ van de Hoge Raad van 24 december 2021 [1] . Zij wijst erop dat dat arrest alleen ziet op huurovereenkomsten in de zin van art. 7:290 BW, waarbij sprake is van verhuur voor een langere periode van soms meerdere jaren, terwijl het hier gaat om de verhuur van een (gedeelte van een) hal voor slechts drie dagen. De door de coronamaatregelen verstoorde waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties kan volgens [appellante] dan niet, zoals bij een duurovereenkomst, door haar worden gecompenseerd (
grief 2). Ten slotte komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat 50% van het ontstane nadeel voor haar rekening en risico komt. Zij meent dat het volledige nadeel gezien de omstandigheden voor rekening van Easyfairs komt, dan wel dat het percentage in haar voordeel moet worden gematigd. Zij vindt het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Easyfairs haar achteraf een bedrag van € 25.000,- in rekening brengt (
grief 3).
5.3
Easyfairs heeft tegen de grieven verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellante], dan wel afwijzing van haar vorderingen in hoger beroep, met haar veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten van beide instanties.

6.Beoordeling in hoger beroep

Waarheidsplicht geschonden? (grief 1)

6.1
De kantonrechter heeft in zijn vonnis vastgesteld dat op de persconferentie van 13 oktober 2020 is aangekondigd dat er een gedeeltelijke lockdown komt, waarbij evenementen verboden zijn, met uitzondering van markten voor levensmiddelen, beurzen en congressen, bioscopen en theaters, wedstrijden, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de wet openbare manifestaties. Tegen die (feitelijke) vaststelling heeft [appellante] geen grief gericht. Op het moment dat [appellante] de huurovereenkomst annuleerde (enkele dagen na die persconferentie) waren bepaalde evenementen dus nog wel toegestaan. Easyfairs heeft dan ook zonder schending van art. 21 Rv in haar dagvaarding de stelling kunnen betrekken dat het voor haar ten tijde van de annulering door [appellante] niet verboden was om de evenementenhal als zodanig aan [appellante] ter beschikking te stellen en dat er op dat moment geen reden was voor kosteloze annulering op de grond dat het op de geplande data niet verboden was om een evenement te organiseren. Op dat moment was immers nog niet bekend dat later alsnog een ‘harde lockdown’ zou worden afgekondigd voor de data waarop het evenement zou plaatsvinden. De grief faalt.
Verdeling nadeel (grieven 2 en 3)
6.2
Partijen zijn niet opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat de in oktober 2020 afgekondigde en in december 2020 aangescherpte coronamaatregelen hebben te gelden als ‘onvoorziene omstandigheden’ ex art. 6:258 lid 1 BW, die niet in de huurovereenkomst zijn verdisconteerd. Evenmin hebben zij bezwaar gemaakt tegen de overweging dat het nadeel dat daardoor wordt geleden niet in de risicosfeer valt van de huurder ([appellante]) of de verhuurder (Easyfairs). Art. 6:258 lid 2 BW staat er dus niet aan in de weg dat het hof toepassing geeft aan de in dat artikel neergelegde wijzigingsbevoegdheid, zoals [appellante] heeft verzocht.
6.3
Volgens [appellante] heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen (1) dat de verstoring van de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties het beste wordt ondervangen door het nadeel gelijkelijk tussen Easyfairs en [appellante] te verdelen, zoals Easyfairs met haar factuur heeft gedaan, en (2) dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die aanleiding geven om van die gelijke verdeling af te wijken.
6.4
Het hof is het met [appellante] eens dat de in art. 6:258 lid 1 BW bedoelde redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat op grond van omstandigheden gelegen in bijvoorbeeld de hoedanigheid van een huurder of verhuurder of de financiële positie van een der partijen wordt afgeweken van het uitgangspunt dat een verstoring van de contractuele waardeverhouding tussen partijen als gevolg van de coronamaatregelen in beginsel het beste kan worden ondervangen door het geleden nadeel gelijkelijk te verdelen.
6.5
[appellante] heeft echter onvoldoende feiten gesteld voor het oordeel dat een verdere vermindering dan tot 50% van de huursom in haar geval gerechtvaardigd is. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat het bij de organisatie van het [naam evenement] gaat om een grootscheeps opgezet en terugkerend evenement, gericht op grote bezoekersaantallen, deels afkomstig uit het buitenland. Daarop strandt reeds het argument van [appellante] dat zij de mogelijkheid ontbeert het geleden verlies te compenseren. Ook aan de omstandigheid dat Easyfairs een groot bedrijf is en [appellante] haar activiteiten verrichtte in de hoedanigheid van ‘slechts’ een eenmanszaak komt in het licht van de omvang en reikwijdte van het [naam evenement] festival geen overwegend, laat staan doorslaggevend gewicht toe bij de vraag of een verdere wijziging van de gevolgen van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd. [appellante] stelt dan wel dat zij vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten (mede door de gevolgen van de coronacrisis) op 22 maart 2024 is uitgeschreven als ondernemer, maar zij heeft dat op geen enkele manier met (financiële) stukken onderbouwd. Dat laatste had wel van haar mogen worden verwacht, nu zij Easyfairs al ten tijde van de mondelinge behandeling op 4 juni 2024 met deze nieuwe ontwikkelingen ‘overviel’. Daarbij komt dat Easyfairs gemotiveerd heeft betwist dat [appellante] met de opheffing van haar eenmanszaak al haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd. Easyfairs wijst er in dat verband op dat [appellante] haar activiteiten grotendeels heeft voortgezet in een (overigens al in maart 2022 opgerichte) besloten vennootschap, zoals ook blijkt uit een uittreksel uit het Handelsregister van 11 juni 2024. Ook de met niets onderbouwde stelling van [appellante] dat Easyfairs niet heeft willen meewerken aan een verplaatsing van het evenement of ‘doorschuiving’ ervan naar december 2021 is door Easyfairs gemotiveerd betwist. Het hof neemt bij dit alles in aanmerking dat het in het kader van art. 6:258 BW aan [appellante] is om de feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat een verdere vermindering dan tot 50% van de huursom in haar geval gerechtvaardigd is. Omdat de rechter bij de aanvaarding van een beroep op ‘onvoorziene omstandigheden’ als in dat artikel bedoeld terughoudendheid moet betrachten mogen aan die stelplicht zware eisen worden gesteld [2] .
6.6
Door het ontbreken van een financieel overzicht of (andere) boekhoudkundige stukken waaruit haar financiële onvermogen of de gestelde financiële terugloop van haar bedrijfsresultaten zou kunnen blijken heeft [appellante] Easyfairs bovendien de mogelijkheid ontnomen om voor de inning van haar vordering op [appellante] te kiezen voor een andere, minder kostbare processtrategie. Evenals de kantonrechter ziet het hof al met al geen aanleiding om in het voordeel van [appellante] af te wijken van het uitgangspunt dat het nadeel van de coronamaatregelen tussen partijen gelijkelijk moet worden verdeeld. Ook deze grieven stranden.
Conclusie en proceskosten
6.7
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellante] niet slaagt. Het hof zal het vonnis daarom bekrachtigen. Daarbij zal [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
6.8
Het hof begroot de proceskosten aan de zijde van Easyfairs op:
griffierecht € 2.175,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.781,-

7.Beslissing

Het hof:

- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 december 2023;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Easyfairs begroot op € 4.781,-;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.A.M. van Waesberghe, A.M. Voorwinden en D. Aarts en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Prejudiciële beslissing Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1974
2.Verg. Concl. A-G voor Hoge Raad 19 november 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1152 (Campina/van Jole)