In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van de opzegging van de erfpacht door Stichting Vidomes aan [appellante]. Vidomes had aan [appellante] een woning in erfpacht uitgegeven, met de verplichting dat zij de woning aan Vidomes moest aanbieden indien zij deze niet meer zelf bewoonde of als de hypotheekhouder had aangegeven de woning openbaar te willen verkopen. Vidomes stelde dat [appellante] deze verplichtingen had geschonden, wat leidde tot de opzegging van de erfpacht en de vordering tot ontruiming van de woning. De rechtbank had de vorderingen van Vidomes toegewezen, en [appellante] ging in hoger beroep.
Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het hof oordeelde dat [appellante] in ernstige mate tekort was geschoten in haar verplichtingen als erfpachter door de woning niet aan Vidomes aan te bieden, ondanks de mededeling van de hypotheekhouder over gedwongen verkoop. Het hof concludeerde dat de opzegging van de erfpacht rechtsgeldig was en dat de inschrijving van het recht van erfpacht in de openbare registers per 1 november 2021 waardeloos was. De vorderingen van Vidomes werden derhalve bekrachtigd, en [appellante] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.