Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 17 juni 2024, waarmee de Staat in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de rechtbank Den Haag van 15 november 2023 en 20 maart 2024;
- de incidentele memorie houdende schorsing van de tenuitvoerlegging van de zijde van de Staat;
- de memorie van antwoord in het incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de zijde van Stichting RBV;
- de incidentele memorie tot tussenkomst althans voeging ex art. 217 Rv, tevens houdende verzoek tot indiening memorie na tussenkomst althans voeging van grotere omvang ex artt. 2.13.1 en 2.13.2 procesreglement van de zijde van Luchtvaartmaatschappijen en A4A;
- de incidentele memorie tot tussenkomst althans voeging ex art. 217 Rv, tevens houdende verzoek tot indiening memorie na tussenkomst althans voeging van grotere omvang ex artt. 2.13.1 en 2.13.2 procesreglement van de zijde van IATA;
- de incidentele memorie tot tussenkomst in hoofdzaak en schorsingsincident van de zijde van RSG;
- de incidentele memorie van antwoord in het incident houdende schorsing van de tenuitvoerlegging ex art. 351 Rv van de zijde van de Luchtvaartmaatschappijen, A4A en IATA;
- de memorie van antwoord in het schorsingsincident van de zijde van RSG;
- de memorie van antwoord in het door de Luchtvaartmaatschappijen en A4A ingestelde incident tot tussenkomst althans voeging ex art. 217 Rv van de zijde van Stichting RBV;
- de memorie van antwoord in het door IATA ingestelde incident tot tussenkomst althans voeging ex art. 217 Rv van de zijde van Stichting RBV;
- de memorie van antwoord in het door RSG ingestelde incident tot tussenkomst ex art. 217 Rv van de zijde van Stichting RBV;
- de (gecombineerde) memorie van antwoord in de incidenten ex art. 217 Rv. van de zijde van de Staat;
- de akte eiswijziging in het incident van de zijde van RSG.
3.Feitelijke achtergrond
balanced approach’ procedure heeft doorlopen. Dat is een door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie ontwikkelde procedure ten overstaan van de Europese Commissie waarbij de beschikbare maatregelen ter beperking van de (gevolgen van) geluidshinder op coherente wijze worden benaderd om het geluidsprobleem voor elke individuele luchthaven op de meest kosteneffectieve wijze op te lossen (zie hierover HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1061).
slots(tijdsperiode waarbinnen een vliegtuig mag opstijgen of landen op een luchthaven) aan luchtvaartmaatschappijen.
4.Procedure bij de rechtbank
- i) een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig handelt door:
- ii) een gebod aan de Staat om de onder i. bedoelde onrechtmatigheden te beëindigen binnen twaalf maanden na betekening van het vonnis, door in elk geval:
balanced approachprocedure voor de maatregelen onder ii. verplicht acht, in die procedure geluidsdoelen te stellen conform de onder ii. genoemde uitgangspunten;
- voor recht verklaard dat de Staat onrechtmatig handelt door (a) niet de juiste door artikel 8 EVRM vereiste belangenafweging te maken tussen de belangen van hen die gebaat zijn bij het luchtverkeer van en naar Schiphol, en de belangen van hen die daarvan ernstige hinder en slaapverstoring ondervinden, en door (b) burgers geen praktische en effectieve rechtsbescherming te bieden tegen ernstige hinder en slaapverstoring (vonnis onder 7.1);
- de Staat bevolen om binnen twaalf kalendermaanden na betekening van het vonnis (a) de geldende wet- en regelgeving te handhaven en (b) een vorm van praktische en effectieve rechtsbescherming in het leven te roepen die toegankelijk is voor alle ernstig gehinderden en slaapverstoorden, dus ook voor hen die buiten de huidige vastgestelde geluidscontouren wonen, waarin bovendien de belangen van het individu voldoende geïndividualiseerd en gemotiveerd kunnen worden meegewogen (vonnis onder 7.2).
fair balancegetroffen tussen de belangen van degenen die ernstige (geluids)hinder en slaapverstoring ondervinden en de belangen van degenen die bij het vliegverkeer van en naar Schiphol zijn gebaat. Daarmee handelt de Staat onrechtmatig jegens ernstig gehinderden en slaapverstoorden in de omgeving van Schiphol voor wiens belang Stichting RBV in de procedure opkomt.
balanced approachprocedure te doorlopen als opgenomen in de Geluidsverordening van de Europese Commissie (zie 3.7 hierboven).
5.De incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging
balanced approachprocedure heeft doorlopen (zie HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1061). Het is voor de Staat hierdoor ook niet mogelijk om – zonder de vaststelling van een nieuw LVB – terug te vallen op het LVB 2008, omdat de Staat door dit te doen zonder de
balanced approachprocedure te hebben doorlopen in strijd handelt met de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad. De Staat heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof onder verwijzing naar een hierop betrekking hebbende kamerbrief van 6 december 2024 toegelicht dat de stand van zaken in de
balanced approachprocedure op dat moment was, dat de Staat een aangepaste notificatie heeft gedaan aan de Europese Commissie, waarop nog geen advies was gevolgd.
slots(tijdsperiode waarbinnen een vliegtuig mag opstijgen of landen op een luchthaven). Tijdens de mondelinge behandeling is namens Stichting RBV herhaald dat zij de Staat niet zal aanspreken op het niet-tijdig uitvoeren van het vonnis. Daarbij heeft zij bevestigd dat dit óók geldt als het hof de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging zal afwijzen.
6.De incidentele vorderingen tot tussenkomst dan wel voeging
De luchtvaartmaatschappijen, A4A en IATA
I. in het incident:
(i) primair de Luchtvaartmaatschappijen en A4A toestaat tussen te komen in de hoger beroep procedure tussen de Staat en Stichting RBV;
(ii) subsidiair de Luchtvaartmaatschappijen en A4A toestaat zich te voegen aan de zijde van de Staat in de hoger beroep procedure tussen de Staat en RBV;
II. bij toewijzing van de vordering in het incident:
een aanhouding van zes weken verleent nadat de Staat zijn memorie van grieven heeft genomen, althans tot een door het hof in goede justitie vast te stellen roldatum voor het indienen van hun memorie na tussenkomst en daarbij de maximale omvang van die memorie vast te stellen op 50 pagina’s.
PBEU 2020, L 409), – kortweg: de lijst – kan deze organisatie een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van de gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover de organisatie deze belangen ingevolge haar doelstelling behartigt. IATA en A4A staan niet op de lijst.
balanced approachprocedure. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de Luchtvaartmaatschappijen – desgevraagd – nader naar voren gebracht dat een mogelijke vordering aldus zou kunnen luiden:
balanced approachprocedure inmiddels in gang gezet, maar het is niet uit te sluiten dat de Staat het aantal vliegtuigbewegingen verder wil terugbrengen dan het aantal waarop de Luchtvaartmaatschappijen aanspraak menen te kunnen maken. Als de Luchtvaartmaatschappijen op dit punt een afzonderlijke procedure zouden beginnen, bestaat bovendien het risico op tegenstrijdige uitspraken. Het hof overweegt dat voor de luchtvaartmaatschappijen waarvoor zal blijken dat deze aan IATA en/of A4A een lastgeving hebben gegeven voorshands hetzelfde geldt, althans voor zover het gaat om luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen.
In het schorsingsincident:
RSG toestaat om in het schorsingsincident tussen te komen:
In de hoofdzaak:
primair
RSG toestaat om in de hoofdzaak tussen te komen:
subsidiair
RSG toestaat om zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van de Staat.
7.Beslissing
- wijst de incidentele vordering van de Staat tot schorsing van de uitvoerbaarheid af;
- veroordeelt de Staat in de kosten van het incident tot schorsing, aan de zijde van Stichting RBV begroot op € 2.428,-;
in het incident tot tussenkomst van de Luchtvaartmaatschappijen, A4A en IATA:
- laat de Luchtvaartmaatschappijen, A4A en IATA toe als tussenkomende partijen in de tussen de Staat enerzijds en Stichting RBV anderzijds aanhangige hoofdzaak;
- bepaalt dat alle partijen in dit incident de eigen kosten dragen;
- laat RSG toe als tussenkomende partij in de tussen de Staat enerzijds en Stichting RBV anderzijds aanhangige hoofdzaak;
- bepaalt dat alle partijen in dit incident de eigen kosten dragen;
- verwijst de zaak naar de rol van 8 april 2025 voor een memorie na tussenkomst aan de zijde van (gezamenlijk) de Luchtvaartmaatschappijen, A4A en IATA en aan de zijde van RSG (gelijktijdig);
- houdt iedere verdere beslissing aan.