ECLI:NL:GHDHA:2025:1980

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
22-004142-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging na voetbalwedstrijd met vrijspraak poging zware mishandeling en oplegging taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij openlijk geweld na een voetbalwedstrijd, waarbij een groep supporters een eetkraam omver duwde. Dit leidde tot een situatie waarin horecamedewerkers in gevaar kwamen. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en er werd een beslissing genomen over de vorderingen van benadeelde partijen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte van het primair tenlastegelegde zou worden vrijgesproken en dat hij voor het subsidiair tenlastegelegde zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de horecamedewerkers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De camerabeelden toonden niet aan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze medewerkers. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling. Wel is het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard, waarbij de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004142-24
Parketnummer: 10-304923-24
Datum uitspraak: 10 september 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 december 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: [woonadres] , [woonplaats] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 september 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met kracht) een eetkraam heeft omgeduwd en/of opgetild en/of (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 22 september 2024 te Rotterdam, openlijk, te weten, in/rondom het [locatie] ( [adres] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of goederen door
- zich (dreigend) voor een eetkraam op te dringen, en/of
- tegen een eetkraam te trappen, en/of
- tegen het doek van een eetkraam te slaan/stompen, en/of
- een of meerdere goederen (flessen, bezem en/of rotzooi) in de richting van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te gooien, en/of
- een eetkraam in de richting van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te duwen waardoor zij bekneld raken tegen een hek, en/of
- ( daarbij) (dreigend) de woorden toe te voegen: "Gooi die kankercatering over ze heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren subsidiair negentig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de processtukken niet kan worden vastgesteld dat de verdachte - minst genomen - willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de tenlastelegging genoemde personen zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Anders dan de politierechter, neemt het hof op de camerabeelden niet waar dat de verdachte heeft gezien dat zich personen achter de eetkraam bevonden. Ook anderszins kan het hof niet vaststellen dat de verdachte dat moet hebben gezien of geweten, waarbij het hof in aanmerking neemt dat de verdachte zich in een chaotische en lawaaiige situatie bevond.
Gelet op het vorenstaande is het hof - met de advocaat-generaal en de raadsman - van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
,op
of omstreeks22 september 2024 te Rotterdam
,openlijk, te weten
,in/rondom het [locatie] (
Van Zandvlietplein 1)
, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meerdereperso
(o)n
(en
), te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]en
/ofgoederen door
- zich (dreigend) voor een eetkraam op te dringen, en
/of
- tegen een eetkraam te trappen, en
/of
- tegen het doek van een eetkraam te slaan/stompen, en
/of
- een of meerdere goederen (flessen, bezem en/of rotzooi) in de richting van
die[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] te gooien, en
/of
- een eetkraam in de richting van
die[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] te duwen waardoor zij bekneld raken tegen een hek, en
/of
- ( daarbij) (dreigend) de woorden toe te voegen: "Gooi die kankercatering over ze heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging. Hij maakte deel uit van een supportersgroep van [clubnaam 1] die na de wedstrijd [clubnaam 2] – [clubnaam 1] met goederen heeft gegooid en een eetkraam omver heeft geduwd. Om aan deze groep te ontsnappen had een aantal cateringmedewerkers zich juist achter de eetkraam verscholen. Toen de verdachte en zijn mededaders de eetkraam omver duwden, konden deze medewerkers, vanwege de kooiconstructie waarin zij zich bevonden, geen kant op. Deze medewerkers hebben hierdoor doodsangsten uitgestaan en een aantal van hen is gewond geraakt. Weliswaar wist de verdachte niet dat deze medewerkers zich achter de kraam bevonden, maar een en ander is wel een rechtstreeks gevolg geweest van het handelen van de verdachte en zijn mededaders. Ook is door het handelen van de verdachte en zijn mededaders schade ontstaan. Bovendien hebben zij door hun handelwijze inbreuk gemaakt op de openbare orde.
Hoewel voetbal ontspanning en kijkplezier zou moeten bieden, leidt het helaas nogal eens tot ongeregeldheden en zelfs rellen. Steeds opnieuw moet een aanzienlijk deel van de politiecapaciteit worden ingezet bij voetbalwedstrijden, terwijl andere politietaken blijven liggen. Daarnaast is de maatschappelijke verontwaardiging over dit soort gebeurtenissen groot. Dergelijke feiten, die zich in het openbaar afspelen, leiden tot gevoelens van angst, boosheid en onveiligheid bij de reguliere supporters, en ook elders in de samenleving.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 15 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten.
Ten voordele van de verdachte heeft het hof meegewogen dat hij het bewezenverklaarde heeft erkend en dat hij er blijk van heeft gegeven in te zien dat hij door zijn handelwijze over de schreef is gegaan.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er mede toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te begaan.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 4]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 900,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezenverklaarde. Naar het oordeel van het hof is sprake van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Uit het dossier en de vordering komt naar voren dat de benadeelde partij zich in een zeer benarde situatie bevond, doordat zij klem zat tussen een hoog ijzeren hek en de kraam die door een menigte haar kant op werd geduwd. De benadeelde partij heeft doodsangsten uitgestaan en herbelevingen gehad van het gebeurde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 900,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] .
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.500,00 tot € 7.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 900,00.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist voor wat betreft de hoogte van het gevorderde bedrag. De raadsman heeft bepleit dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 900,00.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezenverklaarde. Naar het oordeel van het hof is sprake van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Uit het dossier en de vordering komt naar voren dat de benadeelde partij zich in een zeer benarde situatie bevond, doordat hij klem zat tussen een hoog ijzeren hek en de kraam die door een menigte zijn kant op werd geduwd. De benadeelde partij heeft doodsangsten uitgestaan en herbelevingen gehad van het gebeurde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 900,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 900,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 900,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezenverklaarde. Naar het oordeel van het hof is sprake van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Uit het dossier en de vordering komt naar voren dat de benadeelde partij zich in een zeer benarde situatie bevond, doordat zij klem zat tussen een hoog ijzeren hek en de kraam die door een menigte haar kant op werd geduwd. De benadeelde partij heeft zich zeer onveilig gevoeld. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 900,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer A.C [slachtoffer 3] .
Vordering tot schadevergoeding [clubnaam 1]
In het onderhavige strafproces heeft [clubnaam 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 32.731,98, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is door de benadeelde partij niet gehandhaafd in hoger beroep. De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Dat betekent dat de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [bedrijf]
In het onderhavige strafproces heeft [bedrijf] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.265,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in zijn vordering omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij de vordering – in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan – onvoldoende heeft onderbouwd. De benadeelde partij in de gelegenheid stellen de vordering nader te onderbouwen, zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskostenveroordeling
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken. [bedrijf] dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte ter verdediging tegen de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 900,00 (negenhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de – hoofdelijke - verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 900,00 (negenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 22 september 2024.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 900,00 (negenhonderd euro) ter zake van immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de – hoofdelijke - verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 900,00 (negenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 22 september 2024.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 900,00 (negenhonderd euro) ter zake van immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de – hoofdelijke - verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 900,00 (negenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 22 september 2024.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

Verklaart de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten ter verdediging tegen de vordering, begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. B.W. Mulder, als voorzitter, en mr. H.C. Wiersinga en mr. J.L.D. Timmermans, leden, in bijzijn van de griffier mr. L.R.I.G. Ondracek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 september 2025.