ECLI:NL:GHDHA:2025:199

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
22-001688-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van rijden onder invloed en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 12 februari 2025, staat de verjaring van de strafvervolging voor rijden onder invloed centraal. De verdachte was op 2 augustus 2016 bij verstek veroordeeld door de politierechter. Echter, er zijn geen verdere stappen ondernomen om de verdachte op de hoogte te stellen van deze uitspraak, waardoor de verdachte pas op 7 mei 2024 van de uitspraak op de hoogte werd gesteld. Tussen de laatste kennisgeving en de datum van de veroordeling zijn meer dan zes jaren verstreken zonder enige daad van vervolging. Volgens artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvordering door verjaring na zes jaren voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van maximaal drie jaren is gesteld. Aangezien de verjaringstermijn voor het tenlastegelegde feit zes jaren bedraagt, is het hof van oordeel dat het recht tot strafvordering is verjaard. Het openbaar ministerie wordt ambtshalve niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht door het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.

Uitspraak

Gerechtshof Den Haag

enkelvoudige kamer voor strafzaken
Rolnummer: 22-001688-24
Parketnummer: 96-167813-14
VERSTEK
Uitspraak van mr. B.P. de Boer van 12 februari 2025 in de zaak tegen de verdachte:

naam: [achternaam verdachte],

voornamen:
[voornaam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Ambtshalve beoordeling ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Op 2 augustus 2016 heeft de politierechter de verdachte bij verstek veroordeeld ter zake van het tenlastegelegde. Op 26 september 2016 en op 3 oktober 2017 is getracht de verdachte in kennis te stellen van de uitspraak. Niet kan worden vastgesteld dat de daarop betrekking hebbende mededeling de verdachte heeft bereikt. Vervolgens heeft geen daad van vervolging meer plaatsgevonden tot aan het moment dat de verdachte op 7 mei 2024 op de hoogte is gebracht van de uitspraak van de politierechter door middel van een daarop betrekking hebbende mededeling.
In artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald dat het recht tot strafvordering door verjaring vervalt in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld.
Op het aan de verdachte ten laste gelegde misdrijf is een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie gesteld. Dit betekent dat de verjaringstermijn voor onderhavig feit zes jaren is, te rekenen vanaf de dag na het begaan van het misdrijf (artikel 71 Sr), dan wel vanaf de datum dat de verjaring door een daad van vervolging is gestuit (artikel 72 Sr).
Nu tussen 3 oktober 2017 en 7 mei 2024 meer dan 6 jaren zijn verstreken zonder een daad van vervolging, is het hof van oordeel dat het recht tot strafvordering ten aanzien van het tenlastegelegde is verjaard, zodat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
mr. B.P. de Boer