ECLI:NL:GHDHA:2025:1993

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
22-003735-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake identiteitsfraude, computervredebreuk en gewoontewitwassen met betrekking tot 17 katvangers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van identiteitsfraude, computervredebreuk en gewoontewitwassen. De verdachte heeft samen met medeverdachten 17 katvangers geworven om op hun naam bankrekeningen te openen, waarmee vervolgens geld van fraude afkomstig werd witgewassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten, waarbij hij gebruik maakte van de kwetsbare positie van de katvangers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, een bank, toegewezen tot een bedrag van €612,00. Het hof heeft de verdachte ook onderworpen aan reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van online fraude en de impact daarvan op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003735-24
Parketnummer: 09-034880-24
Datum uitspraak: 23 september 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 oktober 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder bijzondere voorwaarden, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Daarnaast is er beslist ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en over de inbeslaggenomen goederen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Den Haag vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak. Datzelfde geldt voor zover de verdachte in eerste aanleg ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is vrijgesproken van het onderdeel ‘een of meer andere(n)’. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 16 april 2024 te Delft althans in Nederland,
tezamen in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens,
van een ander te weten NAW-gegevens en/of (een) paspoort(gegevens) en/of gelaatsfoto en/of gelaatsvideo en/of IBAN en/of pincode van één of meerdere personen onder wie
1. persoon 1]en/of;
2. [ persoon 2]en/of;
3. [ persoon 3]en/of;
4. [ persoon 4]en/of;
5. [ persoon 5]en/of;
6. [ persoon 6]en/of;
7. [ persoon 7]en/of;
8. [ persoon 8]en/of;
9. [ persoon 9]en/of;
10. [ persoon 10]en/of;
11. [ persoon 11]en/of
12. [ persoon 12]en/of
13. [ persoon 13]en/of
14. [ persoon 14]en/of
15. [ persoon 15]en/of
16. [ persoon 16]en/of
17. [ persoon 17]en/of
heeft gebruikt door met behulp van een of meerdere voornoemde persoonsgegevens een of meerdere bankrekening(en) te openen en/of klant van een of meerdere bank(en) te worden en/of een of meerdere account(s) op een of meerdere crypto exchange(s) aan te maken en/of (vervolgens) van misdrijf afkomstig geld op een of meer van deze rekening(en) en/of account(s) te (laten) storten en/of op te (laten) nemen,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 16 april 2024 te Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
meermalen althans eenmaal
in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten server(s) van de [bank] en/of een of meer andere bank(en) met daarop de (beveiligde) internetbankieren omgeving en/of [app] gekoppeld aan de bankrekening van één of meerdere klant(en) van de [bank], althans in een deel daarvan, is binnengedrongen,
- met behulp van valse signalen en/of een valse sleutel, te weten door identiteitsfraude verkregen (inlog)gegevens van klanten van die [bank] en/of een of meer andere bank(en), zonder dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) gerechtigd was/waren tot het gebruik van die gegevens en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door zich voor te doen als de rechtmatige klant(en)/rekeninghouder(s) van de [bank] en/of een of meer andere bank(en);
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 16 april 2024 te Delft althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal
(van) een of meerdere geldbedragen, althans een of meer voorwerpen
- Sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- Sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt. Het hof komt onder meer tot een enigszins andere bewezenverklaring, andere bewijsvoering en andere beslissingen ten aanzien van de vordering van één van de benadeelde partijen en het beslag.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van
6 februari 2023tot en met 16 april 2024
te Delft althansin Nederland,
tezamen in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens,
van een ander te weten NAW-gegevens en/of (een) paspoort(gegevens) en/of
gelaatsfoto en/of gelaatsvideo en/ofIBAN en/of pincode
svan
één ofmeerdere personen
te weten:
1. persoon 1]en
/of;
2. [ persoon 2]en
/of;
3. [ persoon 3]en
/of;
4. [ persoon 4]en
/of;
5. [ persoon 5]en
/of;
6. [ persoon 6]en
/of;
7. [ persoon 7]en
/of;
8. [ persoon 8]en
/of;
9. [ persoon 9]en
/of;
10. [ persoon 10]en
/of;
11. [ persoon 11]en
/of;
12. [ persoon 12]en
/of;
13. [ persoon 13]en
/of;
14. [ persoon 14]en
/of;
15. [ persoon 15]en
/of;
16. [ persoon 16]en
/of;
17. [ persoon 17]
en/of
heeft gebruikt door met behulp van
een ofmeerdere voornoemde persoonsgegevens
een ofmeerdere bankrekening
(en
)te openen en/of klant van een
of meerderebank
(en)te worden en/of
een of meerdereaccount
(s
)op een of meerdere crypto exchange
(s
)aan te maken en/of (vervolgens) van misdrijf afkomstig geld op een of meer van deze rekening(en) en/of account(s) te (laten) storten en/of op te (laten) nemen,
met het oogmerk om
zijn identiteit te verhelen en/ofde identiteit van de ander te
verhelen en/of temisbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
2.
hij in
of omstreeksde periode van
6 februari 2023tot en met 16 april 2024
te Delft, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
meermalen
althans eenmaal
in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten server
(s
)van de [bank] en
/of een of meerandere bank
(en
)met daarop de (beveiligde) internetbankieren omgeving
en/of [app] gekoppeld aan de bankrekeningvan
één ofmeerdere klant
(en
)van de [bank] en andere banken
,althans in een deel daarvan,is binnengedrongen,
- met behulp van
valse signalen en/ofeen valse sleutel, te weten door identiteitsfraude verkregen (inlog)gegevens van klanten van die [bank] en/
of een of meerandere bank
(en
), zonder dat hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)gerechtigd
was/waren tot het gebruik van die gegevens en
/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door zich voor te doen als de rechtmatige klant
(en)/rekeninghouder
(s)van de [bank] en
/of een of meerandere bank
(en
);
4.
hij in
of omstreeksde periode van
6 februari 2023tot en met 16 april 2024
te Delft althansin Nederland, tezamen en in vereniging
met een
of meerander
en, althans alleen
meermalen
, althans eenmaal
(van)
een ofmeerdere geldbedragen
, althans een of meer voorwerpen
- Sub a - de werkelijke aard,de herkomst
, de vervreemdingen
/ofde verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp
(en
)was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp
(en
)voorhanden had(den) en
/of
- Sub b - heeft verworven,voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
er vangebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)wist
(en
)dat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Motivering deelvrijspraak
Onder 1 is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt/misbruikt als bedoeld in artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De in de tenlastelegging opgenomen gelaatsfoto’s en gelaatsvideo’s zijn (bij uitstek) wél biometrische persoonsgegevens, zodat de verdachte in zoverre dient te worden vrijgesproken. Het misbruik van biometrische kenmerken en biometrische persoonsgegevens is overigens strafbaar gesteld in artikel 231a Sr.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte gedurende een periode langer dan een jaar bij herhaling schuldig gemaakt aan identiteitsfraude, computervredebreuk en daarnaast aan gewoontewitwassen van alles bij elkaar genomen een fors geldbedrag. Hij heeft samen met zijn medeverdachte 17 personen overgehaald om in ruil voor geld of drugs als katvanger te fungeren door op hun naam een bankrekening te (laten) openen, waarop vervolgens geldbedragen van rekeninghouders werden gestort die ‘daarvoor geen toestemming hadden gegeven’. Met opzet formuleert het hof dit vaag, omdat de precieze achtergrond daarvan buiten het bestek van de strafzaak valt. Dat dat geld van enige vorm van fraude en daarmee van misdrijf afkomstig was staat echter buiten kijf. De aldus gestorte geldbedragen werden door de verdachten witgewassen door omzetting in cryptovaluta, al dan niet in combinatie met contante geldopnames.
Ten aanzien van die 17 katvangers ging het om, naar de verdachte wist, kwetsbare personen die relatief eenvoudig ertoe konden worden overgehaald om hun daarvoor benodigde persoonsgegevens af te staan en daarmee feitelijk toe te staan dat bij het openen van een bankrekening of account voor cryptovaluta gebruik werd gemaakt van hun identiteit en (buiten hen om) van die rekeningen en accounts. De rol van de verdachte betrof voornamelijk het werven van de katvangers en al hetgeen verder samenhing met het regelen en beheer van rekeningen waarop van fraude afkomstig geld kon worden gestort. Daarbij ging het de verdachte enkel om financieel gewin. Waar individuele katvangers al een onmisbare schakel vormen bij het wegsluizen van geldbedragen, geldt dat voor personen die zich toeleggen op het ronselen van (een groot aantal) katvangers eens te meer. In dat opzicht vervulde de verdachte een zwaardere rol binnen een professioneel verband. Dat de verdachten mogelijk deels onwetend waren over de hogere hiërarchie in de organisatie en de verdere activiteiten in de keten, neemt niet weg dat zij moeten hebben geweten dat zij binnen een dergelijke keten opereerden.
Hoewel deze katvangers zich zelf vermoedelijk ook hebben schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, neemt dit niet weg dat de verdachte en zijn medeverdachte misbruik hebben gemaakt van hun kwetsbare positie, waardoor zij minder goed in staat waren weerstand te bieden. Bovendien blijkt uit het dossier ten aanzien van ten minste enkele van deze katvangers dat zij door het ter beschikking stellen van hun rekening in een later stadium problemen hebben ondervonden bij het regelen hun bankzaken.
Voorts heeft het hof in zijn beoordeling betrokken het groeiende maatschappelijke probleem waarbij banktegoeden van nietsvermoedende rekeninghouders het doelwit zijn van online strafbare feiten en waarvan de bewezen verklaarde feiten het sluitstuk vormen. Mede gelet op de impact die online fraude en de daarmee samenhangende criminaliteit heeft op de slachtoffers daarvan en de samenleving als geheel dient streng te worden opgetreden tegen diegenen zie zich daarmee bezighouden, te meer als hun bijdrage daaraan - zoals in deze zaak - een zeker professioneel karakter heeft.
Bij de oplegging van de straf heeft het hof ermee rekening gehouden dat het om een cluster van strafbare feiten gaat die strafbaar zijn gesteld ter bescherming van verschillende belangen alsmede op de hoogte van de toegebrachte schade van ruim € 50.000.
De verdediging heeft betoogd dat bij de strafoplegging aansluiting zou moeten worden gezocht bij de LOVS oriëntatiepunten die gelden voor fraude. Daarin gaat het hof niet mee, reeds omdat de verdachte terechtstaat voor andere strafbare feiten dan de fraudedelicten waarop die uitgangspunten primair betrekking hebben.
Ook heeft het hof acht geslagen op de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 21 augustus 2025, waaruit blijkt van verschillende eerdere veroordelingen, ook voor soortgelijke feiten en vermogensdelicten.
Het hof heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 30 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte een financieel motief had en dat bij hem sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel, hetgeen onder andere maakt dat hij de gevolgen van zijn handelingen niet altijd goed weet te overzien. Ook het criminele netwerk en de houding van de verdachte heeft de reclassering als delictgerelateerde factoren beschouwd. Als positieve factoren, maar niet als beschermend te beschouwen, heeft de reclassering benoemd dat de verdachte over huisvesting en een steunend netwerk beschikt en dat hij (mantel)zorg draagt voor zijn broer. De reclassering heeft het risico op recidive ingeschat op gemiddeld-hoog en heeft geadviseerd bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, die zich richten op het criminele netwerk en de financiële situatie van de verdachte.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de relatief jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten, met het relatief geringe bedrag dat hij naar moet worden aangenomen aan de bewezenverklaarde feiten heeft overgehouden, alsmede met de mantelzorg van de verdachte voor een van zijn broers.
Al met al is het hof echter van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten eraan in de weg staat om te volstaan met een gevangenisstraf waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel overeenkomt met de reeds in voorarrest uitgezeten tijd. De vrijheidsbenemende straf van na te melden duur, met daarbij een voorwaardelijk deel met een daaraan verbonden bijzondere voorwaarde, is naar het oordeel van het hof passend en geboden. In het strafblad van de verdachte ziet het hof aanleiding om een langere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd. Voor de oplegging van aanvullende bijzondere voorwaarden, zoals waarvan sprake is in het vonnis waarvan beroep, ziet het hof geen aanleiding meer. Overigens is het in aanvulling op het ondergane voorarrest opleggen van een taakstraf niet aan de orde, gelet op de duur van dat voorarrest en hetgeen is bepaald in artikel 9 lid 4 Sr.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [bank]
In het onderhavige strafproces heeft [bank] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 10.440,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.972,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde feiten. Het gevorderde bedrag gaat uit van onderzoekskosten in 90 fraudedossiers. Het hof komt echter – net als de rechtbank - tot een bewezenverklaring van identiteitsfraude ten aanzien van 17 begunstigden en stelt vast dat de rechtstreekse schade in deze zaak enkel ziet op de kosten die zijn gemaakt in deze dossiers. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij voldoende aangetoond dat tot een bedrag van € 612,00 aan materiële schade is geleden
(18 minuten aan administratieve verwerkingstijd per dossier vermenigvuldigd met 17 (= 306 minuten, omgerekend 5,1 uren). Het aantal uren vermenigvuldigd met het uurtarief van 120 euro komt in totaal neer op 612 euro). Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen.
De verdediging heeft betoogd dat de vier telefoons die niet ‘gekraakt’ konden worden, moeten worden teruggegeven aan de verdachte.
Uit het proces-verbaal van de behandeling van de zaak door de rechtbank begrijpt het hof dat tijdens die behandeling door de officier van justitie is gesteld dat naast de voorwerpen genoemd op de beschikbare en aan dit arrest gehechte beslaglijst, ook sprake was van beslag op zes smartphones. Het betreft een iPhone ([beslagnummer 1]), een iPhone ([beslagnummer 2]/[SIMnummer 1]), een Google Pixel ([beslagnummer 3]/[SIMnummer 2]), een iPhone 6 ([beslagnummer 4]/[SIMnummer 3]), een iPhone ([beslagnummer 5]/[SIMnummer 4]) en een iPhone ([beslagnummer 6]/[SIMnummer 5]). Deze laatste vier toestellen betreffen de niet ‘gekraakte’ toestellen.
Voor onttrekking aan het verkeer dan wel verbeurdverklaring van een goed is vereist dat er enige relatie is tot het bewezenverklaarde strafbare feit, in die zin dat het (onder andere) een goed betreft met betrekking tot welke het feit is begaan of met behulp waarvan het feit is begaan. Ook kan het gaan om een goed dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Daarvan is naar het oordeel van het hof geen sprake ten aanzien van de Google Pixel ([beslagnummer 3]/[SIMnummer 2]), de iPhone 6 ([beslagnummer 4]/[SIMnummer 3]), de iPhone ([beslagnummer 5]/[SIMnummer 4]) en de iPhone ([beslagnummer 6]/[SIMnummer 5]) zoals hiervoor genoemd. De inhoud van die telefoons is immers niet bekend en er zijn ook geen andere omstandigheden waaruit die relatie met het bewezenverklaarde strafbare feit kan blijken. De enkele omstandigheid dat de toestellen in verband met het onderzoek naar de in deze zaak bewezen verklaarde feiten in de woning van de verdachte zijn aangetroffen is daarvoor onvoldoende. Daarom zal het hof de teruggave van deze telefoons gelasten.
Ten aanzien van de door de officier van justitie genoemde iPhone met beslagnummer [beslagnummer 1] heeft het hof aan de hand van het dossier geen informatie kunnen achterhalen. Het hof zal daarover dan ook geen beslissing nemen. De iPhone met beslagnummer [beslagnummer 2] is niet onder de verdachte, maar onder zijn medeverdachte in beslaggenomen. Die telefoon wordt in die zaak verbeurd verklaard.
Ten aanzien van het op de beslaglijst (onder 1) genoemde geldbedrag en de (onder 2) genoemde personenauto zal het hof ook geen beslissing nemen, nu daarop blijkens het verhandelde ter terechtzitting conservatoir beslag rust.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 63, 138ab, 231b, 420bis en 420ter Sr, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en voor zover het appel is gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het onderdeel ‘een of meer andere(n)’ in feit 1.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op te melden bij de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [bank]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bank] ter zake van het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 612,00 (zeshonderdtwaalf euro) ter zake van materiële schade,waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 augustus 2024.
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een Google Pixel telefoon ([beslagnummer 7]) en drie iPhones ([beslagnummer 4], [beslagnummer 5] en [beslagnummer 6]).
Dit arrest is gewezen door
mr. J.W. van den Hurk, als voorzitter,
mr. Chr.A. Baardman en mr. B.P. de Boer, leden,
in bijzijn van de griffier mr. L.R.A. Besteman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 september 2025.
Mr. J.W. van den Hurk is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.