ECLI:NL:GHDHA:2025:2030

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
200.342.173/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding netbeheerder voor illegale elektriciteitsafname ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om de hoogte van de schadevergoeding die [appellant] moet betalen aan [geïntimeerde] voor de illegale afname van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij in de door hem gehuurde woning. De rechtbank had de volledige vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar het hof komt tot een lager bedrag na eisvermindering door [geïntimeerde]. De procedure in hoger beroep is gestart door [appellant] die het niet eens was met het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt door de illegale elektriciteitsafname. De hoogte van de schade is gebaseerd op het aantal oogsten dat heeft plaatsgevonden, wat door partijen wordt betwist. [geïntimeerde] stelt dat er zeven oogsten zijn geweest, terwijl [appellant] maximaal drie oogsten aanvoert. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] voldoende bewijs heeft geleverd voor de schatting van zeven oogsten, onderbouwd door het rapport van de fraudespecialist en de aangetroffen situatie in de woning. Het hof wijst de vordering van [geïntimeerde] toe, maar vermindert het bedrag vanwege deelbetalingen door [appellant]. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding en de ingangsdata van de wettelijke rente, en veroordeelt [appellant] tot betaling van € 31.284,09, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.342.173/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/644301 / HA ZA 22-721
Arrest van 7 oktober 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. W.Y. Hofstra, kantoorhoudend in Hilversum,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd in [stad] ,
verweerster,
advocaat: mr. A. Ester, kantoorhoudend in Zwijndrecht.
Het hof noemt partijen hierna [appellant] en [geïntimeerde] .

1.Zaak in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak om de hoogte van de door [appellant] te betalen schadevergoeding voor de illegale afname van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij in de door hem gehuurde woning. De rechtbank heeft de volledige vordering van [geïntimeerde] toegewezen. Het hof komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank maar wijst na eisvermindering van [geïntimeerde] een lager bedrag toe en houdt andere renteperiodes aan.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 12 maart 2024, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2023 [1] ;
  • de akte van [appellant] , met bijlage;
  • het arrest van dit hof van 23 juli 2024, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 september 2024;
  • de memorie van grieven van [appellant] ;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] .

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] huurde een woning in [stad] . [geïntimeerde] transporteerde als netbeheerder elektriciteit naar deze woning.
3.2
Op 8 februari 2022 hebben de politie en een fraudespecialist van [geïntimeerde] in de woning een hennepkwekerij aangetroffen die van elektriciteit werd voorzien via een illegale aansluiting. Hierdoor is de afgenomen elektriciteit niet door de meter geregistreerd.
3.3
De fraudespecialist van [geïntimeerde] heeft aangifte gedaan van diefstal van energie. In de aangifte staat onder meer:

Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters waren door het gebruik in de hennepkwekerijen dermate vervuild op een wijze dat de filters meerdere hennepoogsten in werking moet zijn geweest.
Het filtermateriaal van de koolstoffilters was door het gebruik ter plaatse vervuild.
Dit blijkt onder andere uit het feit dat op de contact plaatsen tussen de bevestigingsbanden en de koolstoffilters geen vervuiling is aangetroffen. (zie foto’s)
Ook zag ik gebruikte koolstoffilters van eerdere hennepoogsten staan.Dat deze van deze hennepkwekerijen afkomstig zijn blijkt onder andere uit het feit dat de contact plaatsen tussen de draagsteunen waar geen vervuiling is aangetroffen precies dezelfde afstand is als van het koolstoffilters die nu in werking waren.
Een koolstoffilter gaat gemiddeld 5 hennepoogsten mee. (zie foto's)
Er hingen 2 koolstoffilters in de hennepkwekerij (ruimte 1) en 3 koolstoffilters in de hennepkwekrij (ruimte 2).
Tevens trof ik totaal 10 gebruikte koolstoffilters aan in de verschillende ruimten.
Ik zag dat het zeil dat op de vloer lag voorzien was van een kalkaanslag, wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van de hennepkwekerijen. (zie foto’s)
De hennepkwekerijen waren al een langere periode in werking, ter ondersteuning van deze bevindingen verwijs ik u naar de bijlage “ voorgaande kweken".
Ook zag ik in een klein kamer bijna tot aan de plafon een grote hoeveelheid vuilniszakken staan, gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten. (zie foto’s)
Op de vloer in de hennepkwekerijen zag ik droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten liggen, kennelijk afkomstig van een eerdere hennepoogst. (zie foto’s)
In de hennepkwekerij zag ik zogenaamde droognetten waarin ik restanten aantrof van volgroeide hennepplanten afkomstig van een eerdere hennepoogst. (zie foto’s)
Toen ik in het watervat keek, dat diende voor de watertoevoer bestemd voor de hennepkwekerij zag ik dat er een witte laag boven op het water dreef en de zijkant voorzien was van een dikke kalkaanslag, wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van de hennepkwekerij.
Ook zag ik een aantal scharen liggen met restanten van hennepproducten vermoedelijk gebruikt bij het knippen van een eerdere hennepoogst.
De aangetroffen henneprestanten waren zodanig vervuild dat deze niet alleen afkomstig waren van het knippen van de huidige hennepplanten.
3.4
Op 15 februari 2022 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] verzocht om een bedrag van € 32.184,09 aan schadevergoeding te betalen. [appellant] heeft dit bedrag niet (volledig) betaald.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[geïntimeerde] heeft [appellant] gedagvaard en, samengevat, gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van € 32,184,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2022, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2
De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Kort samengevat heeft de rechtbank overwogen dat de aansprakelijkheid tussen partijen vaststaat en dat de hoogte van de schade door [geïntimeerde] voldoende is onderbouwd aan de hand van het door [geïntimeerde] overgelegde rapport van de fraudespecialist. Uit de aangetroffen situatie in de woning kan worden afgeleid hoeveel oogsten er zijn geweest en daarop is het geschatte stroomverbruik gebaseerd. Ook de door [geïntimeerde] gehanteerde groeitijd van zeventig dagen van hennepplanten is in overeenstemming met de groeitijd die in rechtspraak als uitgangspunt wordt genomen en is daarnaast nader onderbouwd door [geïntimeerde] met een toelichting door een deskundige. De betwisting van [appellant] is daartegenover onvoldoende gemotiveerd.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis van de rechtbank. [appellant] wil dat het hof dit vonnis vernietigt en de vordering van [geïntimeerde] alsnog afwijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2
[appellant] heeft één grief (bezwaar) tegen het vonnis aangevoerd. Kort samengevat richt dit bezwaar zich op de hoogte van de toegewezen schade, meer in het bijzonder op het aantal geschatte oogsten waarop het berekende stroomverbruik is gebaseerd.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
In deze zaak staat vast dat [appellant] aansprakelijk is voor de schade van [geïntimeerde] die is veroorzaakt door het afnemen van elektriciteit via een illegale aansluiting. Voor de berekening van de schade is van belang hoeveel oogsten hebben plaatsgevonden omdat aan de hand daarvan het stroomverbruik in kaart kan worden gebracht en de vergoeding kan worden bepaald. Over de hoeveelheid oogsten verschillen de standpunten van partijen. Volgens [geïntimeerde] moet er worden uitgegaan van zeven eerdere oogsten, terwijl er volgens [appellant] maximaal drie oogsten zijn geweest.
6.2
Het hof stelt voorop dat het illegaal afnemen van elektriciteit meebrengt dat de omvang van het verbruik slechts schattenderwijs kan worden vastgesteld. [appellant] grieft dan ook terecht niet tegen de overweging van de rechtbank dat de schade mag worden geschat. Dit betekent dat [geïntimeerde] een inschatting mag maken op basis van de in de woning aangetroffen situatie en de volgens haar afgenomen hoeveelheid energie slechts voldoende aannemelijk hoeft te maken. Daartegenover mag van [appellant] een concrete en onderbouwde betwisting worden verwacht. Als betrokkene bij de hennepkwekerij behoort hij namelijk over relevante gegevens te beschikken. Dat het verbruik niet exact is vast te stellen omdat de elektriciteitsmeter is gemanipuleerd, komt bovendien voor risico van [appellant] als aansprakelijke persoon.
6.3
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] met het rapport van de fraudespecialist en de bijbehorende foto’s voldoende heeft onderbouwd dat schattenderwijs van zeven eerdere oogsten kan worden uitgegaan. [appellant] heeft de bevindingen en conclusie van de fraudespecialist van [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarom wordt niet uitgegaan van het door hem aangevoerde maximum van drie oogsten. Het hof overweegt daartoe als volgt.
6.4
De fraudespecialist van [geïntimeerde] geeft aan dat een koolstoffilter gemiddeld vijf oogsten meegaat, terwijl [appellant] aanvoert dat een koolstoffilter niet meer dan twee, hooguit drie keer kan worden gebruikt. Volgens [appellant] kan er reeds daarom geen sprake zijn van meer dan drie oogsten. [appellant] heeft echter in het geheel niet onderbouwd dat een koolstoffilter slechts twee of drie keer kan worden gebruikt. Het had op de weg van [appellant] gelegen dit te onderbouwen, bijvoorbeeld met een verklaring van een deskundige. Alleen aanvoeren dat [geïntimeerde] niet heeft onderbouwd dat een koolstoffilter gemiddeld vijf keer meegaat, is onvoldoende om te concluderen dat een koolstoffilter slechts twee of drie oogsten kan worden gebruikt. Relevant hierbij is bovendien het volgende. De fraudespecialist van [geïntimeerde] heeft (onweersproken) tien gebruikte koolstoffilters aangetroffen en de hennepkwekerij had vijf koolstoffilters in gebruik. Hoewel de fraudespecialist van [geïntimeerde] aangeeft dat een koolstoffilter gemiddeld vijf oogsten meegaat, wordt in de conclusie uiteindelijk niet van tien eerdere oogsten uitgegaan maar – in het voordeel van [appellant] – van zeven eerdere oogsten. Dit resulteert in een gemiddelde levensduur van een koolstoffilter van drie en een halve oogst. Overigens, als ervan wordt uitgegaan dat een koolstoffilter slechts twee tot drie oogsten meegaat, zoals [appellant] aanvoert, volgt daaruit dat er vier tot zes eerdere oogsten zijn geweest. Dit is dus niet in overeenstemming met het door [appellant] aangevoerde maximum van drie oogsten.
6.5
De fraudespecialist van [geïntimeerde] geeft verder aan dat de koolstoffilters die in gebruik waren, dermate vervuild waren dat deze al bij meerdere oogsten in werking moeten zijn geweest. [appellant] voert aan dat er nooit wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de vervuiling van een koolstoffilter en de relatie met eerdere oogsten. Een wetenschappelijke onderbouwing is echter niet vereist. De civiele rechter heeft een grote mate van vrijheid als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. [2] In deze zaak kan daarom worden uitgegaan van een geschat aantal oogsten, waarbij de vervuiling van de in gebruik zijnde koolstoffilters als relevant kan worden beschouwd. De verwijzingen van [appellant] naar strafrechtelijke uitspraken kunnen hem niet baten omdat deze niet gaan over de wijze waarop de civiele rechter de omvang van de schade bepaalt, maar betrekking hebben op de wijze waarop de strafrechter tot een bewezenverklaring van het aantal oogsten komt. Van [appellant] mocht in deze procedure een concrete onderbouwing worden verwacht, bijvoorbeeld door uit te leggen hoelang de in gebruik zijnde koolstoffilters volgens hem in gebruik waren geweest en waarom deze daarbij zo vervuild zijn geraakt. Door dit na te laten, is de betwisting ook op dit punt onvoldoende en gaat het hof ervan uit dat de in gebruik zijnde koolstoffilters al bij meerdere oogsten in werking zijn geweest.
6.6
Hoewel het hof [appellant] kan volgen in het standpunt dat (alleen) de aangetroffen kalkaanslag onvoldoende onderbouwing biedt voor zeven eerdere oogsten, leidt dit bij het hof niet tot een ander oordeel. Er is immers veel meer aangetroffen dan alleen kalkaanslag, zoals de aangetroffen koolstoffilters (zowel de gebruikte als de in gebruik zijnde), een grote hoeveelheid vuilniszakken gevuld met restkluiten, droognetten met restanten van volgroeide hennepplanten en droge resten van hennepplanten op de vloer.
6.7
[appellant] voert verder aan dat er niet meer dan drie oogsten kunnen zijn geweest omdat hij acht maanden vóór de inval van de politie nog in de woning woonde. [appellant] heeft niet onderbouwd dat hij tot acht maanden vóór de inval in de woning woonde en daarna niet meer. Bovendien volgt daaruit, zelfs als dit wordt aangenomen, niet automatisch dat er geen hennepkwekerij was toen [appellant] er nog woonde.
6.8
Voor zover [appellant] het standpunt heeft ingenomen dat hij de apparatuur tweedehands heeft gekocht, heeft hij ook dit op geen enkele wijze onderbouwd. Daarnaast heeft hij niet gereageerd op de bevindingen van de fraudespecialist van [geïntimeerde] waaruit volgt dat het filtermateriaal van de koolstoffilters door gebruik ter plaatse is vervuild (en dus niet door eerder gebruik).
6.9
Voor zover het hof heeft moeten begrijpen dat [appellant] ook bezwaar maakt tegen de door de rechtbank gehanteerde groeitijd van zeventig dagen voor de hennepplanten, faalt dit bezwaar. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een groeitijd van zeventig dagen in overeenstemming is met het in de rechtspraak gebruikelijke uitgangspunt. [appellant] heeft in de memorie van grieven geen (nadere) feiten of omstandigheden aangevoerd waarom in dit geval van dat uitgangspunt moet worden afgeweken.
Bewijsaanbod
6.1
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [appellant] . Nu [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat niet meer dan drie oogsten hebben kunnen plaatsvinden, is er geen aanleiding om hem tot bewijslevering toe te laten.
Conclusies en eisvermindering
6.11
De conclusie is dat de grief van [appellant] faalt en dus het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. [geïntimeerde] heeft echter in de memorie van antwoord haar vordering tot € 31.284,09 verminderd omdat [appellant] na het wijzen van het vonnis 6 deelbetalingen heeft gedaan van ieder € 150,-. Daarnaast heeft [geïntimeerde] de ingangsdata van de wettelijke rente aangepast in verband met deze deelbetalingen, die op 11 maart, 8 juli, 29 juli, 2 september, 14 oktober en 14 november 2024 zijn verricht.
6.12
Het hof zal de verminderde vordering van € 31.284,09 toewijzen. De gewijzigde gevorderde ingangsdata voor de wettelijke rente vanwege de deelbetalingen zijn eveneens toewijsbaar. Voor zover [geïntimeerde] heeft gevorderd om het bedrag vanaf 2 maart 2022 te vermeerderen met de wettelijke rente over het oorspronkelijke bedrag van € 32.034,09, zal het hof dit slechts toewijzen tot 11 maart 2024 omdat op die datum de eerste deelbetaling plaatsvond. Vanaf die datum dient de wettelijke rente te worden berekend over de hoofdsom minus de gedane deelbetaling. Bij de overige door [geïntimeerde] gevorderde nieuwe ingangsdata voor de wettelijke rente is in de eiswijziging rekening gehouden met de door [appellant] gedane deelbetalingen zodat dit gedeelte van de vordering voor toewijzing gereed ligt.
6.13
Dat betekent dat het vonnis gedeeltelijk zal worden vernietigd om zowel de hoofdsom als de ingangsdata van de wettelijke rente aan te passen in lijn met de eisvermindering.
Proceskosten
6.14
Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.15
Het hof begroot de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] op:
griffierecht € 2.175,-
salaris advocaat € 3.142,- (2 punten × tarief III)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.495,-

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2023, voor zover dit betrekking heeft op de beslissing onder 5.1,
en
in zoverre opnieuw rechtdoende
5.1
veroordeelt [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 31.284,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van:
- € 32.184,09 vanaf 2 maart 2022 tot 11 maart 2024;
- € 32.034,09 vanaf 11 maart 2024 tot 8 juli 2024;
- € 31.884,09 vanaf 8 juli 2024 tot 29 juli 2024;
- € 31.734,09 vanaf 29 juli 2024 tot 2 september 2024;
- € 31.584,09 vanaf 2 september 2024 tot 14 oktober 2024;
- € 31.434,09 vanaf 14 oktober 2024 tot 14 november 2024; en
- € 31.284,09 vanaf 14 november 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • bekrachtigt het vonnis voor het overige;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 5.495,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met extra nakosten van € 92,- plus de kosten van betekening als [appellant] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het arrest daarna wordt betekend;
  • wijst af het meer of anders gevorderde;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. B. Akdikan, mr. A.A. Muilwijk-Schaaij en mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Het vonnis was oorspronkelijk gedateerd op 6 september 2023. Deze datum is bij herstelvonnis van 19 juni 2023 verbeterd naar 13 december 2023.
2.HR 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:269.