ECLI:NL:GHDHA:2025:2061

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
200.335.336/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor de levering van sleepboten en de vraag naar concernaansprakelijkheid naar Venezolaans recht

In deze zaak vordert Brumby Shipholdings S.A. betaling van een openstaande factuur van ongeveer twintig miljoen euro en aanvullende kosten voor het verlengen van gestelde garanties, die verband houden met de verkoop en levering van 42 sleepboten aan Bariven S.A., een vennootschap die goederen inkoopt voor PDVSA, het Venezolaanse staatsoliebedrijf. Brumby stelt dat ook PDVSA en PDVSA Operaciones Acuáticas S.A. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling op basis van groepsaansprakelijkheid volgens Venezolaans recht. De rechtbank heeft de vorderingen van Brumby toegewezen, en het hof bekrachtigt deze beslissing. De zaak is onderdeel van een reeks van vier andere zaken die ook bij het hof aanhangig zijn, waarin betaling van facturen aan Bariven wordt gevorderd.

Het proces in hoger beroep begon met de dagvaarding van 4 oktober 2023, waarin Bariven c.s. in hoger beroep gingen tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 oktober 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft zich gebogen over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van het Nederlands recht, waarbij het heeft geoordeeld dat de vorderingen van Brumby naar Nederlands recht moeten worden beoordeeld, terwijl de aansprakelijkheid van PDVSA en PDVSA O.A. naar Venezolaans recht moet worden beoordeeld.

Het hof heeft de grieven van Bariven c.s. verworpen, waaronder de stelling dat de vorderingen van Brumby zijn verjaard. Het hof oordeelt dat Brumby de verjaring heeft gestuit door een brief aan Bariven, die op het kantoor van PDVSA is afgegeven. De vorderingen van Brumby zijn dus niet verjaard. Het hof heeft ook de vraag naar groepsaansprakelijkheid naar Venezolaans recht behandeld en geconcludeerd dat PDVSA en PDVSA O.A. naast Bariven hoofdelijk aansprakelijk zijn. De kosten van juridische opinies en vertalingen zijn toegewezen aan Brumby, en het hof heeft Bariven c.s. veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.335.336/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/588958 / HA ZA 20-209
Arrest van 5 augustus 2025
in de zaak van

1.Bariven S.A.,

gevestigd in Caracas (Venezuela),

2. Petroleos de Venezuela S.A.

gevestigd in Caracas (Venezuela),

3. PDVSA Operaciones Acuáticas S.A.,

gevestigd in Caracas (Venezuela),
appellanten in het principale hoger beroep,
geïntimeerden in het incidentele hoger beroep,
advocaat: mr. A. Rosielle, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen
Brumby Shipholdings S.A.,
gevestigd in Panama-Stad (Panama),
geïntimeerde in het principale hoger beroep,
appellante in het incidentele hoger beroep,
advocaat: mr. V.R. Pool, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt appellanten hierna Bariven, PDVSA, PDVSA O.A. (gezamenlijk Bariven c.s.) en geïntimeerde hierna Brumby.

1.De zaak in het kort

1.1
Brumby vordert in deze zaak betaling van een openstaande factuur (ter grootte van ongeveer twintig miljoen euro) en van aanvullende kosten voor het verlengen van gestelde
performance bonds(voor een bedrag van ruim twaalf miljoen euro). De vordering heeft betrekking op de verkoop en levering door Brumby van 42 sleepboten aan Bariven, een vennootschap die goederen inkoopt voor PDVSA, het staatsoliebedrijf van Venezuela. Volgens Brumby zijn ook PDVSA en PDVSA O.A. hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de door Brumby gevorderde bedragen, op grond van het leerstuk van groepsaansprakelijkheid naar Venezolaans recht.
1.2
De rechtbank heeft de vorderingen van Brumby toegewezen. Het hof bekrachtigt de bestreden vonnissen.
1.3
Deze zaak hangt samen met vier andere zaken die bij dit hof aanhangig zijn, waarin door andere partijen betaling van facturen voor aan Bariven verkochte en geleverde goederen wordt gevorderd (zaaknummers 200.317.463, 200.317.466, 200.317.467 en 200.317.506). In deze zaken wordt vandaag ook arrest gewezen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 4 oktober 2023, waarmee Bariven c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis in het (bevoegdheids)incident van 18 mei 2022 (hierna: het vonnis in het incident) en het vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 juli 2023 (hierna: het vonnis en beide vonnissen gezamenlijk hierna: de vonnissen of de bestreden vonnissen);
  • de memorie van grieven van Bariven c.s., met bijlagen;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel van Brumby, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel van Bariven c.s.
2.2
Op 15 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben partijen de volgende bijlagen in het geding gebracht: Bariven c.s. bijlagen 28 en 29 en Brumby bijlage nr. 37. De advocaten hebben de zaak op de mondelinge behandeling toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Brumby is een in Panama gevestigde vennootschap die actief was in de internationale
off shore-praktijk. Onder andere legde zij zich toe op de bouw, verkoop en het vervrachten van (sleep)boten.
3.2
PDVSA is de Venezolaanse staatsoliemaatschappij. Zij is de moedermaatschappij van diverse werkmaatschappijen die zich bezighouden met onderzoek naar het uit de grond halen, het transporteren, de opslag en de verkoop van ruwe olie en hydrocarbons. PDVSA coördineert en houdt toezicht op de werkzaamheden van haar werkmaatschappijen.
3.3
Bariven is één van de werkmaatschappijen van PDVSA. Bariven treedt feitelijk op als het
procurement departmentvan PDVSA en haar concernvennootschappen.
3.4
Brumby (als verkoper) en Bariven (als koper) hebben op 12 november 2010 een koopovereenkomst gesloten voor de levering van 42 sleepboten voor een koopsom van € 135.829.600,- (hierna: de overeenkomst). Op de overeenkomst zijn de ‘PDVSA Services B.V. Standard Terms and Conditions (Rev. 08-2009)’ van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).
3.5
Onder de overeenkomst diende Brumby
performance bonds(lees: nakomingsgaranties) te stellen. Deze
performance bondsdienden op instructie van PDVSA, PDVSA O.A. en/of Bariven te worden vrijgegeven zodra alle sleepboten waren geleverd.
3.6
Brumby heeft de sleepboten feitelijk geleverd aan PDVSA O.A. De laatste 26 sleepboten zijn geleverd op of omstreeks 11 september 2011.
3.7
Bij factuur 605 van 14 mei 2012 heeft Brumby aan Bariven (via PDVSA Services B.V.) een restant van de koopsom in rekening gebracht ter grootte van € 19.934.291,20. Deze factuur 605 is onbetaald gebleven.
3.8
Op 10 oktober 2019 heeft Brumby, na hiertoe verkregen verlof, tot zekerheid van haar vordering hier te lande:
- ten laste van Bariven conservatoir derdenbeslag gelegd onder PDVSA Services B.V.; en
- ten laste van PDVSA conservatoir beslag gelegd op de aandelen die PDVSA houdt in het kapitaal van Propernyn B.V., gevestigd te Den Haag.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Brumby heeft Bariven c.s. gedagvaard en gevorderd om – samengevat weergegeven – Bariven c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Brumby van de openstaande factuur ter hoogte van € 19.934.291,20, de aanvullende kosten voor de verlengingen van de gestelde
performance bondster hoogte van in totaal € 12.224.664,05, de kosten voor de gelegde beslagen, de kosten van ingewonnen juridische opinies (en vertaling daarvan) en de proceskosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke (handels)rente.
4.2
Bariven c.s. hebben (met succes) een incident tot zekerheidstelling voor de proceskosten opgeworpen en vervolgens (zonder succes) de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter betwist, waarna zij ten gronde verweer hebben gevoerd en tot afwijzing van de vorderingen hebben geconcludeerd.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen van Brumby toegewezen en Bariven c.s. in de proceskosten veroordeeld.

5.De vorderingen in hoger beroep

in principaal hoger beroep

5.1
Bariven c.s. hebben drie grieven tegen het vonnis aangevoerd. Bariven c.s. hebben geconcludeerd – verkort weergegeven – tot vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van Brumby, met veroordeling van Brumby in de kosten in beide instanties.
5.2
Brumby heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van Bariven c.s. in de kosten.
in incidenteel hoger beroep
5.3
In het incidentele appel heeft Brumby één grief aangevoerd. Brumby heeft geconcludeerd – samengevat en naar de strekking weergeven – het vonnis te bekrachtigen onder verbetering van gronden, met veroordeling van Bariven c.s. in de kosten.
5.4
Bariven c.s. hebben in het incidentele appel geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met veroordeling van Brumby in de kosten.
5.5
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is zijdens Brumby opgemerkt dat het incidenteel appel slechts zekerheidshalve was ingesteld en (achteraf bezien) onnodig omdat het punt waar haar grief op ziet binnen het principale appel kan worden behandeld.

6.Beoordeling in hoger beroep

in principaal en incidenteel appel
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter
6.1
In het (tussen)vonnis in het incident van 23 februari 2022 van de rechtbank Den Haag is voorshands geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt bij gebrek aan een andere weg voor Brumby om een executoriale titel jegens Bariven c.s. te krijgen (artikel 767 Rv), tenzij – zoals door Bariven c.s. (ook) naar voren werd gebracht – de geschillen tussen Bariven en Brumby zijn onderworpen aan arbitrage. Nadat partijen zich nader hadden mogen uitlaten over die vraag, heeft de rechtbank in het vonnis in het incident geoordeeld dat de geschillen tussen Brumby en Bariven niet rechtsgeldig zijn onderworpen aan arbitrage en dat de Nederlandse rechter daarom bevoegd is te oordelen over de vorderingen van Brumby.
6.2
Deze overwegingen zijn in hoger beroep niet bestreden. Het hof verenigt zich met dit oordeel en maakt hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter tot het zijne.
Het recht dat van toepassing is op de vorderingen
6.3
De vraag naar welk recht de vorderingen jegens Bariven moeten worden beoordeeld, heeft de rechtbank beantwoord aan de hand van de Rome I-verordening, dat een universeel formeel toepassingsgebied kent. De rechtbank heeft overwogen (rov. 4.2 van het vonnis) dat tussen partijen niet in geschil is dat in de algemene voorwaarden een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen, met als gevolg dat op grond van artikel 3 lid 1 Rome I Nederlands recht van toepassing is. Tegen dit oordeel is in hoger beroep geen grief gericht. De vorderingen van Brumby zullen ook in hoger beroep naar Nederlands recht worden beoordeeld. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de vraag of PDVSA en PDVSA O.A. naast Bariven hoofdelijk aansprakelijk zijn, naar het recht van Venezuela moet worden beoordeeld.
In principaal appel
Is sprake van verjaring?
6.4
In
grief 1voeren Bariven c.s. aan dat de vorderingen van Brumby tot betaling van factuur 605 ter hoogte van EUR 19.934.291,20, en de aanvullende kosten voor de verlengingen van de gestelde
performance bondster hoogte van in totaal € 12.224.664,05, zijn verjaard.
6.5
Volgens Brumby heeft zij de verjaring echter gestuit, onder meer met haar brief aan Bariven van 31 oktober 2016 (hierna: de brief). Deze brief is op het kantoor van PDVSA en Bariven afgegeven en op 1 november 2016 voor ontvangst gestempeld met een stempel van PDVSA.
6.6
Bariven c.s. betwisten de brief te hebben ontvangen. Volgens Bariven c.s. valt ook niet vast te stellen dat en zo ja, waarheen Brumby de brief heeft verzonden. In de bijlage bij de brief is enkel het adres opgenomen van PDVSA Services B.V., gevestigd te Den Haag, en niet het adres van Bariven zelf, gevestigd te Caracas. Het stempel op de brief dat de ontvangst door Bariven zou moeten bevestigen, toont dit niet aan. Volgens Bariven c.s. laat deze stempel alleen zien dat de brief zou zijn ontvangen door PDVSA, niet door Bariven.
6.7
Bij de beoordeling van deze grief wordt vooropgesteld dat ingevolge art. 3:37 lid 3 BW een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Grief 1 stelt de vraag aan de orde of de brief geacht kan worden Bariven te hebben bereikt.
6.8
In HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104 is overwogen dat indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg meebrengt dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres in vorenbedoelde zin kan in beginsel – behoudens andersluidend beding – worden aangemerkt, aldus de Hoge Raad, de woonplaats van de geadresseerde in de zin van artikel 1:10 BW, dan wel, indien de mededeling een zakelijke kwestie betreft, het zakelijke adres van de geadresseerde, en voorts het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, bijvoorbeeld diens postbus, e-mailadres of ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door de geadresseerde is gebruikt.
6.9
Bariven c.s. hebben niet weersproken (i) dat de brief is afgegeven op het kantoor van PDVSA in – zo begrijpt het hof – Caracas en evenmin (ii) dat op deze brief een stempel van PDVSA is gezet. De brief is gericht aan: “Bariven S.A. / [naam 1] ”. Niet weersproken is verder dat Bariven kantoor houdt in het gebouw waar ook PDVSA is gevestigd (het PDVSA-gebouw is bovendien op de website van PDVSA genoemd als contactadres van Bariven, die zelf geen website heeft, aldus, niet gemotiveerd weersproken, Brumby). Onweersproken gebleven is ook dat zijdens Bariven c.s. nimmer is aangegeven dat slechts gecommuniceerd moest worden met Bariven, terwijl actief is verwezen naar PDVSA O.A. Gelet hierop is onvoldoende gemotiveerd betwist gebleven de stelling van Brumby dat zij redelijkerwijze ervan heeft mogen uitgaan dat zij Bariven kon bereiken door de (aan Bariven geadresseerde) brief af te geven op het adres/in het gebouw waar zowel Bariven als PDVSA kantoor hield.
6.1
Dat de aanhef van de brief verder geen adres van Bariven bevat en in de bijlage van de brief een adres wordt vermeld van PDVSA Services B.V. in Nederland kan hieraan niet afdoen. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat – zoals Bariven c.s. aanvoeren – het in de brief genoemde adres van Brumby (zelf) in Panama-stad onvindbaar is, alsmede hetgeen Bariven c.s. verder nog hebben aangevoerd.
6.11
Grief 1 faalt. Dit geldt ook voor deelgrief 1b op de hiervoor vermelde gronden, waarbij wordt aangetekend dat Bariven c.s. in hun deelgrief 1b ook niet opkomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de kosten voor
de performance bondsworden genoemd in de hiervoor genoemde brief van 31 oktober 2016.
6.12
Voor zover Bariven c.s. tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep nog naar voren hebben gebracht dat de vorderingen uit hoofde van schadevergoeding (op welke grondslag Brumby zich in eerste instantie heeft beroepen voor haar vordering ter zake van de
performance bonds) reeds op 14 oktober 2016 was verjaard, met als gevolg dat de brief van 31 oktober 2016 geen stuitingshandeling kan inhouden, wordt nog het volgende overwogen.
6.13
In de eerste plaats geldt dat niet helder is wat Bariven c.s. daarmee willen betogen, omdat de rechtbank (in rov. 4.13.) heeft overwogen dat tijdens de mondelinge behandeling Brumby, naar aanleiding van vragen van de rechtbank, de primaire grondslag van deze vordering (ter zake van betaling voor de
performance bonds) jegens Bariven heeft gewijzigd in nakoming van de koopovereenkomst. Er ligt derhalve geen vordering uit hoofde van schadevergoeding (meer) voor ter beoordeling in deze zaak.
6.14
Voor zover Bariven c.s. hebben willen betogen dat ook voor zover de vordering ter zake van de
perfomance bondsis gegrond op nakoming, de vordering is verjaard, geldt dat sprake is van een nieuwe grief die eerst tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht. Immers, in grief 1a en grief 1b betwisten Bariven c.s. in de memorie van grieven alleen – kort gezegd – de brief van 31 oktober 2016 te hebben ontvangen. Het betoog van Bariven c.s. dat ook al zouden zij de brief van 31 oktober 2016 wel hebben ontvangen, deze de verjaring niet heeft gestuit omdat de verjaringstermijn (ter zake van de
performance bonds) toen als was verlopen, was weliswaar in eerste aanleg gevoerd, maar is daarna pas weer tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren gebracht, wat in strijd is met twee conclusie-regel. Geen van de in de rechtspraak erkende uitzonderingen op de tweeconclusieregel doet zich hier voor. Deze klacht faalt op die grond.
6.15
Terzijde wordt nog opgemerkt dat ook indien Bariven c.s. deze klacht wel tijdig hadden aangevoerd, deze klacht niet tot succes had kunnen leiden. Brumby heeft (blijkens haar spreekaantekeningen onder 3.2.3) tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg in reactie op het verjaringsverweer van Bariven c.s. naar voren gebracht dat zij haar vordering ter zake de kosten voor het uitnemen van de performance bonds (ook) heeft gestuit “
middels haar berichten van 14 november 2011, 14 september 2012, 19 december 2012, 17 september 2014, 18 februari 2015, 31 oktober 2016, 23 november 2016 en 11 mei 2017. De stuitingsberichten van 14 november 2011, 23 januari 2012 en 31 oktober 2016 zond Brumby ook aan Bariven”, onder overlegging van de stuitingsberichten als productie. Bariven c.s. hebben de ontvangst van deze (eerdere) berichten niet betwist, noch (voldoende gemotiveerd) betwist dat ook met de voor 31 oktober 2016 gezonden berichten, de verjaring ter zake van de vordering van de performance bonds, is gestuit. Tegen deze achtergrond hebben Bariven c.s. niet kunnen volstaan met het enkel herhalen van het in de conclusie van antwoord gevoerde verweer dat de vordering ter zake van de perfomance bonds reeds voor 31 oktober 2016 was verjaard. De omstandigheid dat de rechtbank abusievelijk refereert aan een brief van 13 oktober 2016 (in plaats van 31 oktober 2016) kan aan het voorgaande ook niet afdoen, omdat dit onverlet laat dat van Bariven c.s. kan worden gevergd dat zij in hoger beroep inhoudelijk zouden zijn ingegaan op de diverse overige berichten waarmee volgens Brumby de verjaring tijdig is gestuit. Nu Bariven c.s. dat niet hebben gedaan, hebben zij hun beroep op verjaring van de vordering ter zake van de performance bonds – gelet op de gemotiveerde weerspreking van dat standpunt door Brumby – niet van een voldoende onderbouwing voorzien.
Groepsaansprakelijkheid naar Venezolaans recht?
6.16
Grief 2avan Bariven c.s. richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat PDVSA en PDVSA O.A. naast Bariven hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van hetgeen is overwogen in het
Transporte Saet- arrest, een arrest van 14 mei 2004 van de Constitutionele Kamer van het Hoogste Gerechtshof van Venezuela (hierna:
Transporte Saet). Bariven c.s. betogen dat de rechtbank heeft miskend dat hetgeen in
Transporte Saetis overwogen over de (mede)aansprakelijkheid van groepsvennootschappen alleen wordt toegepast in uitzonderlijke gevallen waarin het gaat om regels van
public order or general interest, en in gevallen waarin sprake is van een ‘machtsdisbalans’. Brumby heeft niet voldoende gemotiveerd gesteld dat aan dit vereiste wordt voldaan, aldus Bariven c.s.
6.17
Voor een algemene uiteenzetting over hetgeen is overwogen in Transporte Saet en hetgeen daaruit kan worden afgeleid, wordt verwezen naar de rechtsoverwegingen 6.55 tot en met 6.67 in het ook vandaag gewezen arrest in de zaak 200.317.467. In die zaak wordt in de rechtsoverwegingen 6.85 tot en met 6.92 ook toegelicht waarom naar Venezolaans recht de doorbraak van aansprakelijkheid in concernverhoudingen op grond van
Transporte Saetniet alleen wordt aanvaard in zaken waarin de
public order or general interestaan de orde zijn, zoals Bariven c.s. (ook in deze zaak) aanvoeren, maar ook een bredere werking heeft. Het
Transporte Saetleerstuk houdt in dat het bestaan van
indivisable obligationswordt aanvaard voor de vennootschappen die onderdeel uitmaken van een economische groep, met als gevolg dat de groepsvennootschappen (onderdeel uitmakend van dezelfde economische groep) aansprakelijk zijn voor elkaars schulden jegens derden.
6.18
Gelet daarop faalt ook grief 2a.
6.19
In
grief 2bklagen Bariven c.s. dat de rechtbank in elk geval ten onrechte PDVSA O.A. naast Bariven aansprakelijk heeft geacht. Bariven c.s. betogen dat op grond van het in
Transporte Saetontwikkelde leerstuk alleen een zogenaamde
controlling entity, naast de oorspronkelijke debiteur, aansprakelijk kan worden gehouden jegens de crediteur. Kort gezegd: de doorbraak van aansprakelijkheid kan slechts
up streambinnen de groep plaatsvinden. Een crediteur van een moedermaatschappij kan naar Venezolaans recht niet een zuster-/dochtervennootschap aanspreken, aldus Bariven c.s.
6.2
Ook deze klacht faalt. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in
Transporte Saetgeen onderscheid wordt gemaakt naar de positie van de verschillende entiteiten binnen de groep. Voor de economische groep als geheel wordt het bestaan van
indivisable obligationsaanvaard, indien aan de in
Transporte Saetgestelde voorwaarden voor het zijn van een groep wordt voldaan. Ter toelichting dient nog het volgende.
6.21
Anders dan Bariven c.s. betogen valt voor het in deze grief ingenomen standpunt geen steun te vinden in de door Bariven c.s. aangehaalde jurisprudentie, waaronder het arrest van dit hof van 30 mei 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:988). Daarin was de vraag aan de orde of de staat Venezuela en het PDVSA-concern tot eenzelfde groep kunnen worden gerekend (welke vraag ontkennend werd beantwoord). Daaruit kan niet worden afgeleid dat, in een situatie waarin vennootschappen geacht kunnen worden wel deel uit te maken van dezelfde groep, alleen de moeder-/holdingmaatschappij aansprakelijk kan worden gehouden voor schulden van zuster-/dochtermaatschappij(en).
6.22
Bariven c.s. beroepen zich ook op de door hen overgelegde opinie van [naam 2] en [naam 3] (productie 10 bij conclusie van antwoord, hierna: de opinie van [naam 2] c.s.). In die, door Brumby bestreden, opinie van [naam 2] c.s. wordt het standpunt van Bariven c.s. weliswaar onderschreven (onder randnummer 184 e.v.), maar is geen voldoende onderbouwing te vinden – met voldoende specifieke verwijzingen naar jurisprudentie of andere bronnen – waaruit de juistheid ervan volgt.
6.23
Voor zover Bariven c.s. als argument naar voren brengen dat in de overgelegde uitspraken steeds een moedermaatschappij/‘controlerende vennootschap’ wordt aangesproken, kan daaraan geen gewicht worden toegekend. Die omstandigheid impliceert niet dat het naar Venezolaans recht niet mogelijk zou zijn geweest om een (solvabele) dochtermaatschappij binnen de groep aan te spreken (indien dat opportuun was geweest). Aanwijzingen daarvoor ontbreken ook overigens.
6.24
In de door Brumby overgelegde opinie van [naam 4] (hierna: [naam 4] ) – productie 24 bij haar akte overlegging producties van 17 maart 2023 – wordt het standpunt van Bariven c.s./ [naam 2] c.s. dat ten grondslag ligt aan grief 2b als onjuist verworpen (onder de randnummers 20-27). Die opinie heeft meer overtuigingskracht dan die waar Bariven c.s. zich op beroepen.
6.25
Uit het door Bariven c.s. zelf – als productie 16 bij memorie van grieven – overgelegde artikel van [naam 5] (hierna: [naam 5]) valt bovendien op te maken dat ook [naam 5] van mening is dat naar Venezolaans recht alle vennootschappen die onderdeel uitmaken van één economische groep kunnen worden aangesproken voor een schuld van één van deze vennootschappen. [naam 5] schrijft onder meer (met onderstrepingen en toevoegingen (tussen haken) van het hof):
“The reference to "the parent and the member to whom the breach is attributed" refers to cases where the only members who were sued and thus cited were the natural or legal person controlling the group and the group company in breach. In such cases, the court's decisionnevertheless affects all members, i.e. it may prejudice those who were neither sued nor cited.[p. 17]”
en aan het slot van zijn artikel (p. 58):
''The Supreme Court [in Transporte Saet] created a group liability,based on the indivisible obligations and the single assets of the group, which is alien to the rules on liability, solidarity and legal personality in the Civil and Commercial Codes.”
6.26
Voor zover Bariven c.s. zich op [naam 5]’s artikel beroepen, maar dan ter onderbouwing van hun andersluidende standpunt, hebben zij dat niet op een voldoende specifieke wijze gedaan, met als gevolg dat het betoog van Bariven c.s. in zoverre niet navolgbaar/verifieerbaar is.
6.27
Ook grief 2b faalt.
Bestaat recht op vergoeding voor kosten voor juridische opinies en vertalingen?
6.28
Grief 3strekt ertoe dat de kosten van de juridische opinies en vertaalkosten voor rekening van Brumby komen. In de toelichting op de grief worden in punt 4.31 van de memorie van grieven de volgende punten uit het vonnis geciteerd:
“4.22. Brumby baseert de vorderingen tot vergoeding van de kosten van de juridische opinies en de vertaalkosten – zo begrijpt de rechtbank – op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bariven heeft niet bestreden dat deze ten behoeve van de onderhavige procedure verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten in dat verband naar hun omvang redelijk zijn te achten. Deze vorderingen zullen dus worden toegewezen.
(…)
[Dictum, toevoeging hof]
5.3
veroordeelt Bariven, PDVSA en PDVSA OA hoofdelijk tot betaling aan Brumby van de kosten van de juridische opinies van de Venezolaanse advocaat [naam 4] van USD 5.250 en USD 3.587,50 en van [naam 6] van USD 1.200, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de datum van betaling;
5.4.
veroordeelt Bariven, PDVSA en PDVSA OA hoofdelijk tot betaling aan Brumby van de kosten van de vertalingen van USD 585,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de datum van betaling;”
6.29
Bariven c.s. voeren
primairaan dat, in het geval de vorderingen van Brumby jegens hen worden afgewezen, er ook geen grond bestaat voor toewijzing van deze kosten. Gelet op het voorgaande doet deze situatie zich niet voor.
6.3
Bariven c.s. voeren
subsidiairaan dat de rechtbank heeft miskend dat zij hebben bestreden dat Brumby deze kosten heeft gemaakt/recht heeft op vergoeding van deze kosten. Volgens hen staat het Brumby vrij om deskundigen in te schakelen, maar moet zij de kosten daarvan zelf dragen.
6.31
Ook deze subsidiaire klacht wordt niet gehonoreerd. De opinies zijn relevant voor de in deze zaak aan de orde zijnde kwesties om de aansprakelijkheid van Bariven c.s. te kunnen vaststellen. De voor de opinies van [naam 4] en [naam 6] gevorderde kosten kwalificeren als kosten in de zin van art. 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. Bariven c.s. hebben niet aangevoerd dat Brumby niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het maken van deze kosten en/of dat de omvang van deze kosten niet redelijk is.
6.32
Meer subsidiairstellen Bariven c.s. dat de ingediende opinies van [naam 4] (over de reikwijdte van
Transporte Saet) en [naam 6] (over het bindende karakter van de beslissingen van het Hoogste Gerechtshof van Venezuela) en de vertaalkosten van de opinies niet zijn gemaakt ten behoeve van deze procedure en niet door Brumby.
Kosten voor de opinies
6.33
Vastgesteld wordt dat Brumby opinies heeft overgelegd (van [naam 4] en van [naam 6]) die ook in andere zaken – waarin betaling wordt gevorderd wegens leveranties aan Bariven door andere partijen dan Brumby – zijn gebruikt. Volgens Bariven c.s. zijn “
de door Brumby ingediende opinies van [naam 4] en [naam 6] (…) niet ten behoeve van deze procedure gemaakt en [heeft] Brumby (…) niet gemotiveerd gesteld dat zij, en niet een derde, deze kosten heeft gemaakt”.
6.34
In reactie op deze klacht heeft Brumby in haar memorie van antwoord naar voren gebracht: “
De overgelegde opinies zijn ten behoeve van de onderhavige procedure geschreven, en zijn deels het gevolg van de door [Bariven c.s.] gevoerde verweren. De facturen daarvoor zijn ook expliciet gesteld op naam van Brumby.”
6.35
Bij de beoordeling van deze klacht wordt vooropgesteld dat het bedrag van USD 5.200 dat Brumby vordert voor de opinie van [naam 4] ) ook in de zaken met zaaknummers 200.317.463, 200.317.466, 200.317.467 is toegewezen aan de partijen die in die zaken betaling van Bariven c.s. vorderen voor geleverde zaken. De opinie van [naam 6] is in die zaken wel overgelegd, maar de kosten ervan zijn niet gevorderd.
6.36
Voor zover Bariven c.s. hebben willen betogen dat in elk geval in deze zaak het niet redelijk is dat door Brumby gemaakte kosten voor juridische opinies (in deze zaak) in rekening worden gebracht omdat voor dezelfde opinies (althans de [naam 4] -opinie) in andere zaken ook kosten worden gevorderd (en voor wat betreft de [naam 4] -opnie ook zijn toegewezen), hebben Bariven c.s. dat betoog onvoldoende toegelicht omdat de beide opinies ook voor deze zaak relevant zijn. Voor zover Brumby aanvoert dat de opinies voor deze zaak zijn opgesteld, laat zich dat redelijkerwijze niet anders begrijpen dan dat [naam 4] en [naam 6] de (reeds bestaande) opinies opnieuw hebben afgegeven voor gebruik in deze zaak. Voor zover Bariven c.s. hebben willen betogen dat het [naam 4] (en [naam 6]) niet vrij heeft gestaan om Brumby te factureren voor het gebruik van deze opinies door Brumby, is dat betoog onvoldoende toegelicht. Voor zover Bariven c.s. ook nog hebben willen betogen dat Brumby de facturen voor de overgelegde opinies (op naam van Brumby) niet heeft betaald en ook niet heeft hoeven te betalen – wat gelet op de overgelegde en op naam van Brumby gestelde facturen ook niet voorshands verondersteld kan worden – is dat voor Brumby onvoldoende duidelijk naar voren gebracht. Brumby heeft deze grief – gelet op hetgeen zij in haar memorie van antwoord naar voren heeft gebracht, ook (kennelijk) niet in deze zin verstaan. Bariven c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling ook niet kenbaar gemaakt dat hun grief 3 ook erop zag te betogen dat Brumby feitelijk niets heeft betaald, en de overgelegde facturen van Brumby geen reële facturen betreffen.
Vertaalkosten
6.37
Voor zover grief 3 erover klaagt dat de rechtbank ten onrechte ‘vertaalkosten’ heeft toegewezen omdat Brumby niet heeft aangetoond dat de gevorderde vertaalkosten voor de opinies door haar zijn gemaakt, ziet deze klacht eraan voorbij dat de door de rechtbank toegewezen vertaalkosten geen betrekking hebben op kosten voor het vertalen van de hiervoor genoemde opinies, maar voor het vertalen van de dagvaarding in deze zaak. Bariven c.s. voeren niet aan dat Brumby niet in redelijkheid deze vertaalkosten in rekening mag brengen als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, noch dat de omvang van deze kosten niet redelijk is.
6.38
De conclusie is dat alle grieven falen
Proceskosten
Het hof zal Bariven c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep (in principaal appel).
6.39
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 11.379,00
salaris advocaat € 12.434,00 (2 punten × tarief VIII)
nakosten € 278,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 24.091,00
in incidenteel beroep
6.4
In haar (enige) grief in het incidenteel appel voert Brumby aan dat zij de vordering voor de betaling van factuur 605 ter hoogte van EUR 19.934.291,20 ook op andere wijze heeft gestuit.
6.41
Gelet op het falen van grief 1 van Bariven c.s. in het principale appel heeft Brumby geen belang bij behandeling van haar grief.
6.42
Omdat een verweer dat door de in eerste aanleg in het gelijk gestelde partij in de vorm van een incidenteel appel onder de aandacht van het hof wordt gebracht, niet kan leiden tot een kostenveroordeling in het incidentele beroep (HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9966), zullen de proceskosten in incidenteel appel worden gecompenseerd in de zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

7.Beslissing

Het hof:
in principaal appel
  • bekrachtigt de bestreden vonnissen;
  • veroordeelt Bariven c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Brumby begroot op € 24.091,00;
  • bepaalt dat als Bariven c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Bariven c.s. de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,00, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Bariven c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening hebben voldaan;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het betreft de proceskosten-veroordelingen.
in incidenteel appel
  • bekrachtigt de bestreden vonnissen;
  • compenseert de proceskosten tussen partijen in de zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.P. Schild, J.M. van der Klooster en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025 in aanwezigheid van de griffier.