ECLI:NL:GHDHA:2025:2091

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
200.341.780/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rechtsgeldigheid van de intrekking van een aanbod tot aandelenoverdracht na aanvaarding in het kader van een aandeelhoudersovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van de intrekking van een aanbod tot overdracht van aandelen door [geïntimeerde] aan [appellante]. De zaak betreft een geschil tussen twee aandeelhouders van Thunder Trading B.V. over de vraag of [geïntimeerde] zijn aanbod tot verkoop van aandelen rechtsgeldig heeft ingetrokken na aanvaarding door [appellante]. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] zijn aanbod op 29 oktober 2020 rechtsgeldig heeft ingetrokken, binnen de termijn zoals bepaald in de statuten van Thunder Trading. Het hof bekrachtigt daarmee het vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin was geoordeeld dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank had vastgesteld dat [geïntimeerde] zijn aanbod vóór de aanvaarding op 28 oktober 2020 had ingetrokken, en dat dit rechtmatig was volgens de statuten. Het hof benadrukt het verschil tussen de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst, waarbij de statuten de organisatorische regels van de vennootschap bevatten en de aandeelhoudersovereenkomst contractuele afspraken tussen de aandeelhouders. Het hof concludeert dat de bepalingen in de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst niet strijdig zijn en dat [geïntimeerde] zijn intrekkingsrecht tijdig heeft ingeroepen. De vorderingen van [appellante] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.341.780/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/660463 / HA ZA 23-528
Arrest van 14 oktober 2025
in de zaak van
[appellante] B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. B.P.H. Leijnse, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.W. Renzen, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna [appellante] en [geïntimeerde] .

1.De zaak in het kort

1.1
[appellante] stelt dat tussen haar en [geïntimeerde] een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de koop van aandelen. Zij heeft het aanbod van [geïntimeerde] namelijk in lijn met de aandeelhoudersovereenkomst aanvaard. [geïntimeerde] voert aan dat hij zijn aanbod na aanvaarding door [appellante] heeft ingetrokken op grond van de statuten. [geïntimeerde] krijgt in hoger beroep - net als in eerste aanleg - gelijk. Het hof bekrachtigt het vonnis.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding met daarin de grieven vermeld, van 16 mei 2024, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2024;
  • het tussenarrest van 18 juni 2024 waarbij een mondelinge behandeling is gelast welke op verzoek van partijen niet is doorgegaan;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met bijlagen, van 18 oktober 2024;
  • de aanvullende producties E-22 tot en met E-29 die [appellante] op 7 juli 2025 heeft overgelegd ten behoeve van de mondelinge behandeling;
  • de producties G13 en G14 die [geïntimeerde] op 9 juli 2025 heeft overgelegd ten behoeve van de mondelinge behandeling.
2.2
Op 18 juli 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Ten slotte is arrest gevraagd en is een datum voor arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover de feiten in hoger beroep zijn betwist, heeft het hof daar in het navolgende rekening mee gehouden. Samengevat en waar nodig aangevuld komen de feiten neer op het volgende.
Century Products - [appellante] - [geïntimeerde]
3.2
Century Products B.V. (hierna: Century Products) is een onderneming die zich richt op de handel in voedsel en dranken. Tot 28 maart 2018 hielden de volgende (rechts)personen certificaten van aandelen in Century Products: (i) [naam 1] Holding B.V., met als bestuurder de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), (ii) de heer [naam 2] , (iii) [appellante] , met als bestuurder [bestuurder appellante] en (iv) Overall Investments B.V., met als bestuurder [geïntimeerde] .
3.3
[geïntimeerde] is oprichter van Century Products en was tot 28 maart 2018 (indirect) bestuurder van Century Products. [bestuurder appellante] was - naast (indirect) aandeelhouder - van 24 juli 2006 tot 1 maart 2022 in dienst bij Century Products als werknemer.
Thunder Trading
3.4
In 2017 is overeengekomen dat de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) een meerderheidsbelang in Century Products zou verwerven. In dat kader werd besloten tot decertificering van de aandelen en tot oprichting van Thunder Trading B.V. (hierna: Thunder Trading), welke vennootschap 100% van de aandelen in Century Products verkreeg. De vennootschap van [naam 3] en de oorspronkelijke vier (indirecte) certificaathouders van Century Products verkregen op 28 maart 2018 de aandelen in Thunder Trading. De aandelenverhouding was toen:
(i) Lightning Holding B.V., met als bestuurder [naam 3] (57,5%),
(ii) [naam 1] Holding B.V. (15%),
(iii) [naam 2] (15%),
(iv) [appellante] (7,6%), en
(v) [geïntimeerde] (4,9%).
3.5
[naam 1] en [naam 3] waren (via hun vennootschappen [naam 1] Holding B.V. respectievelijk Rainmaker Management B.V.) vanaf 28 maart 2018 de (indirect) bestuurders van Thunder Trading.
Statuten Thunder Trading
3.6
Artikel 12B ('Blokkeringsregeling') van de statuten van Thunder Trading (hierna: Statuten), gedateerd 1 december 2017, luidt voor zover van belang:
Blokkeringsregeling:
Artikel 12B:“1. Een aandeelhouder, die - met inachtneming van het bepaalde in artikel 3B en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12A - één of meer aandelen wenst over te dragen, is verplicht van zijn voornemen daartoe bij aangetekende brief, dan wel elektronisch, kennis te geven aan de directie onder opgave van de naam van de voorgestelde verkrijger(s) en van het aantal over te dragen aandelen; deze kennisgeving geldt als aanbieding van het aandeel of de aandelen aan de overige aandeelhouders op de wijze als hierna is omschreven.(...)8. De aanbieder heeft te allen tijde het recht zijn aanbod in te trekken doch uiterlijk tot een maand nadat hem definitief bekend is aan welke gegadigden hij al de aangeboden aandelen kan verkopen en tegen welke prijs,deze intrekking geschiedt bij aangetekend schrijven, dan wel elektronisch, aan de directie.”
Aandeelhoudersovereenkomst
3.7
In verband met de oprichting van Thunder Trading, decertificering en aandelen(ver)koop, is op 6 december 2017 een participatie- en aandeelhoudersovereenkomst (hierna: PAO) gesloten inzake Thunder Trading en Century Products. Naast deze vennootschappen zijn, onder meer, ook de in rov. 3.4 genoemde aandeelhouders van Thunder Trading partij bij deze overeenkomst, en de vennootschap van [geïntimeerde] , Overall Investment B.V. De artikelen 14 (Statutenwijziging) en 20 (‘Right of First Refusal’) luiden voor zover van belang:
Artikel 14 - Statutenwijziging
“(…)
14.2.
In geval van strijd tussen de bepalingen van deze Overeenkomst en de Statuten en/of de statuten van Century Products prevaleren de bepalingen van deze Overeenkomst.
14.3.
Voor zover rechtens mogelijk komt iedere Partij overeen alle (directe en indirecte) stemrechten, bevoegdheden en andere rechten aan te wenden om tijdig en volledig uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst.”
(…)
Artikel 20 - Right of First Refusal, Drag along en Tag along
“20.1. Partijen komen overeen dat de Aanbiedende Aandeelhouder die van een derde gegadigde een aantoonbaar bod tegen een aannemelijke prijs heeft ontvangen voor al haar Aandelen, of een gedeelte daarvan en voornemens is haar Aandelen aan die derde gegadigde te verkopen, de Andere Aandeelhouders een Kennisgeving zal toezenden van dat voornemen, opdat op één van de in de navolgende leden bepaalde wijzen kan worden bereikt dat:
a. de Aanbiedende Aandeelhouder door de Andere Aandeelhouders kan worden uitgekocht (zoals hieronder nader omschreven onder het opschrift ”Right of first refusal”) of, bij gebreke daarvan;
b. indien Lightning Holding de Aanbiedende Aandeelhouder betreft; de Aanbiedende Aandeelhouder desgewenst kan bewerkstelligen dat alle Aandelen aan de betreffende derde gegadigde worden verkocht (zoals hieronder nader omschreven onder het opschrift “Drag Along”);
of wel dat
c. de Andere Aandeelhouders hun Aandelen kunnen “meeverkopen” met de Aanbiedende Aandeelhouder (zoals hieronder nader omschreven onder het opschrift “Tag Along”);
20.2.
Right of first refusal
In het geval bedoeld in Artikel 20.1, zijn de Andere Aandeelhouders gerechtigd om aan de Aanbiedende Aandeelhouder binnen een redelijke, door de Aanbiedende Aandeelhouder in de Kennisgeving te vermelden termijn van niet minder dan twintig (20) werkdagen na ontvangst van de Kennisgeving, schriftelijk te laten weten de door de Aanbiedende Aandeelhouder aangeboden Aandelen te kopen tegen dezelfde prijs als waartegen de Aanbiedende Aandeelhouder bereid is door haar aangeboden Aandelen aan de derde gegadigde te verkopen, en overigens onder marktconforme voorwaarden en condities.
Voor de toepassing van dit lid zal de Kennisgeving in dat geval worden geacht een aanbod te zijn, dat op de in dit lid bedoelde wijze alsdan zal zijn aanvaard. Alsdan zijn de Andere Aandeelhouders verplicht te bewerkstelligen dat de door de Aanbiedende Aandeelhouder aangeboden Aandelen binnen dertig (30) werkdagen na aanvaarding van het betreffende aanbod aan hun worden geleverd en is de Aanbiedende Aandeelhouder verplicht de aangeboden Aandelen binnen dertig (30) werkdagen na aanvaarding van het bod aan de Andere Aandeelhouders te leveren. Indien alle Andere Aandeelhouders hebben gereflecteerd op dit aanbod, zullen de aangeboden Aandelen pro rata hun aandelenbelang worden geleverd.”
Verkoop aandelenbelang [geïntimeerde] (4,9%)
3.8
Bij e-mail van 23 september 2020 bericht [geïntimeerde] de directie van Thunder Trading als volgt:
“Hierbij deel ik mede dat ik voornemens ben 12250 aandelen Thunder Trading BV (...) over te dragen aan [naam 4] Holding BV (...). Deze overdracht vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat:
De kwaliteitseis, zoals genoemd in artikel 3B lid 1 van de statuten middels een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van Thunder Trading BV ten aanzien van [naam 4] Holding BV komt te vervallen; en door de algemene vergadering van aandeelhouders van Thunder Trading BV goedkeuring aan de overdracht wordt verleend, waarmee de Lock-up Periode, zoals genoemd in artikel 12A, ten aanzien van deze overdracht komt te vervallen.
De besluiten van de AVA zie ik graag tegemoet.
Ik verzoek u vervolgens met inachtneming van het bepaalde in artikel 12B lid 2 de overige aandeelhouders van dit aanbod in kennis te stellen.”
3.9
Volgens de directie van Thunder Trading was de komst van de heer [naam 4] noodzakelijk voor de continuïteit van de onderneming mede met het oog op het aangekondigde vertrek van [naam 1] . Bij e-mail van 3 oktober 2020 schrijft [naam 3] aan de aandeelhouders onder meer dat [naam 4] en [geïntimeerde] overeenstemming hebben bereikt over de overdracht van het belang van 4,9% van [geïntimeerde] aan [naam 4] . Hierover zou in een aandeelhoudersvergadering van 12 oktober 2020 gestemd worden. Die stemming is uiteindelijk niet doorgegaan.
3.1
Op 5 oktober 2020 hebben [geïntimeerde] en [bestuurder appellante] elkaar telefonisch gesproken over de verkoop van het aandelenbelang van [geïntimeerde] . Partijen verschillen van mening over de inhoud van dit gesprek.
3.11
Bij e-mail van 6 oktober 2020 schrijft [bestuurder appellante] aan [geïntimeerde] :
“Wil jij met oog op de voorgenomen verkoop van jouw aandelen, de in de PAO onder artikel 20 genoemde kennisgeving delen?”
3.12
In reactie hierop schrijft [geïntimeerde] aan [bestuurder appellante] op 7 oktober 2020:
"Van [naam 3] en [naam 1] heb ik begrepen dat het voornemen bestaat met [naam 4] (zijn holding) een management-overeenkomst aan te gaan, teneinde de continuïteit van Century Products te waarborgen. Met [naam 4] heb een enkele gesprekken gevoerd, waarbij hij tevens aangaf mijn aandelen te willen overnemen. [naam 4] is positief op mij overgekomen en lijkt me van waarde voor Century Product mede gezien de voorgenomen geleidelijke afbouw van [naam 1] . Over de prijs van de aandelen hebben we overeenstemming bereikt.
Op 23 september heb ik de directie van Thunder Trading kennis gegeven van mijn voornemen om alle aandelen te verkopen aan [naam 4] Holding B.V. (artikel 12B van de statuten).
Tussen mij en koper is een concept koopovereenkomst opgesteld. Koper heeft aangegeven met de redactie van de overeenkomst akkoord te gaan op voorwaarde dat koper ook partij wordt bij de op 6 december getekende aandeelhoudersovereenkomst (PAO). Hiertoe is een concept toetredingsovereenkomst opgesteld.
Ik ben het met je eens dat artikel 20 van de PAO, in casu 20.1 letter a juncto artikel 20.2, in acht moet worden genomen. Ik deel je mede, dat ik aan [naam 4] Holding B.V. al mijn 12250 aandelen, genummerd 237751 tot en met 250000, in Thunder Trading BV heb aangeboden tegen een koopprijs van € 30.000.
Graag verneem ik uiterlijk 6 november a.s. of je van je recht zoals genoemd in artikel 20 gebruik wenst te maken.
Indien je akkoord ga met de verkoop aan [naam 4] Holding BV dan verneem ik dat graag zo spoedig mogelijk per e-mail.”
3.13
Bij e-mail van 20 oktober 2020 schrijft [geïntimeerde] aan [bestuurder appellante] onder meer:
“In mijn mail van 7 oktober heb ik je in kennis gesteld van het aanbod aan [naam 4] Holding BV tot koop van al mijn aandelen Thunder Trading BV tegen een koopprijs van € 30.000. Zoals aangegeven heb ik mijn aanbod gedaan omdat de verwachting bestaat dat met het aantrekken van [naam 4] de continuïteit van Century Products B.V., en daarmee het inlossen van de achtergestelde leningen en de betaling van openstaand dividend aan de oude aandeelhouders, beter zal zijn gewaarborgd. Mijn voornemen is uitdrukkelijk niet verkoop van mijn aandelen (pro-rata) aan de andere aandeelhouders.
(…)
In het geval je inmiddels besloten hebt geen gebruik te maken van je Right of first Refusal zou ik het op prijs stellen indien je mij dit standpunt deze week kenbaar te maken, zodat de benodigde formaliteiten voor de overdracht en voor het toetreden van [naam 4] spoedig kunnen plaats vinden.”
3.14
Bij e-mail van 28 oktober 2020 schrijft [bestuurder appellante] aan [geïntimeerde] onder meer:
“Zoals telefonisch toegelicht bevestig ik hierbij gebruik te willen maken van hetgeen overeengekomen in artikel 20 van de PAO (Right of First Refusal). (…) de aandelen zoals hieronder genummerd neemt [appellante] BV graag aan tegen een koopprijs van EUR 30.000,-.
Overige aandeelhouders hebben aangegeven van deze mogelijkheid geen gebruik te willen maken. Indien je dit doorgang wil laten vinden, verneem ik graag welke notaris jouw voorkeur heeft.”
3.15
Op 29 oktober 2020 schrijft [geïntimeerde] aan [bestuurder appellante] onder meer:
“Zoals aangegeven in mijn mail van 20 oktober was en is het niet mijn plan de aandelen te verkopen aan mijn huidige mede-aandeelhouders. Onder gebruikmaking van artikel 12B lid 8 van de statuten geef ik hierbij dan ook te kennen mijn aanbod van de aandelen in te trekken.”
3.16
Bij e-mail van 16 november 2020 van [bestuurder appellante] aan Thunder Trading en haar aandeelhouders zet [bestuurder appellante] uiteen dat en waarom tussen [geïntimeerde] en [appellante] in zijn visie een koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat [geïntimeerde] tot nakoming ervan verplicht is. Dit is vervolgens, bij e-mail van 19 november 2020, door [geïntimeerde] betwist. Bij e-mail van 28 november 2020 aan [geïntimeerde] heeft [appellante] haar recht op nakoming uitdrukkelijk voorbehouden.
Einde arbeidsovereenkomst
3.17
Op 29 januari 2021 heeft Century Products bij de kantonrechter in de rechtbank Den Haag een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [bestuurder appellante] ingediend. Bij beschikking van 30 juli 2021 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen. Bij beschikking van 1 maart 2022 heeft het Hof Den Haag die beschikking vernietigd en bepaald dat de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2022 is geëindigd.
Omzettingsverklaring
3.18
Op 12 november 2022 heeft [appellante] [geïntimeerde] bericht dat zij niet langer aanspraak maakt op nakoming van de koopovereenkomst met betrekking tot het aandelenbelang van 4,9%, maar op vervangende schadevergoeding.
Levering aandelenbelang [appellante]
3.19
Het einde van de arbeidsovereenkomst tussen Century Products en [bestuurder appellante] bracht mee dat [appellante] haar aandelenbelang (7,6%) in Thunder Trading moest aanbieden aan de overige aandeelhouders. Omdat partijen over de waardering van de aandelen geen overeenstemming konden bereiken, is een deskundige ingeschakeld. Over zijn waardering(en) is vervolgens ook verschil van mening ontstaan tussen de betrokken partijen.
3.2
Inmiddels heeft de levering van de aandelen van [appellante] in Thunder Trading plaatsgevonden.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellante] heeft [geïntimeerde] gedagvaard en gevorderd - samengevat weergegeven - om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 100.400,- aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank was van oordeel dat [geïntimeerde] zijn aanbod vóór de aanvaarding ervan op 28 oktober 2020 rechtsgeldig heeft ingetrokken (in de e-mail van 20 oktober 2020), zodat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellante] heeft in hoger beroep vier grieven (in eerste instantie zes, twee grieven zijn ingetrokken) aangevoerd. Zij vordert dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en haar vorderingen alsnog toewijst, en [geïntimeerde] veroordeelt in de proceskosten in beide instanties.
5.2
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Grieven 1 en 2 zijn gericht tegen de feitenvaststelling. Voor zover voor de beoordeling van belang heeft het hof daar bij de feitenvaststelling onder 3 rekening mee gehouden.
6.2
Grieven 4 en 5 zijn - kort samengevat - gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] zijn aanbod heeft ingetrokken, zodat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.3
Bij de beoordeling van deze grieven wordt het volgende vooropgesteld. Uit de verklaringen van [appellante] tijdens de zitting volgt dat het grootste pijnpunt is dat (in haar beleving) [appellante] wél steeds wordt/is gehouden aan afspraken uit de aandeelhoudersovereenkomst (ook als die afspraken niet onverdeeld voordelig voor haar waren/zijn), terwijl [geïntimeerde] met een beroep op de Statuten ‘onder zijn aandeelhoudersafspraken’ uit kan, nota bene afspraken die in dit geval voor [appellante] juist voordelig zouden uitpakken (een groter aandelenbelang verkrijgen tegen een gunstige prijs). Voor [appellante] is dit onbegrijpelijk en onverteerbaar, zo heeft zij verklaard. Niettemin is het hof van oordeel dat een afgewogen juridische beoordeling niet anders kan luiden dan dat het beroep van [geïntimeerde] op het intrekkingsrecht rechtsgeldig is. Dit wordt hierna verder toegelicht.
6.4
In de eerste plaats is het volgende van belang. Tussen de statuten van een vennootschap en een aandeelhoudersovereenkomst (waarbij soms ook de vennootschap partij is) bestaan belangrijke verschillen. De statuten bevatten – kort gezegd – de organisatorische regels van de vennootschap, zijn openbaar en bij notariële akte opgemaakt. Een aandeelhoudersovereenkomst behelst de contractuele, bijzondere of aanvullende afspraken over rechten en plichten van de aandeelhouders. Die afspraken zijn veelal vertrouwelijk. Omdat de statuten het institutionele raamwerk van de vennootschap vormen, is iedere aandeelhouder onvoorwaardelijk gebonden aan de statuten van de vennootschap, tenzij hiervan uitdrukkelijk is afgeweken in de aandeelhoudersovereenkomst. Waar onduidelijkheid bestaat over de uitleg van bepaalde clausules of afspraken in een aandeelhoudersovereenkomst gelden de gewone uitlegregels op basis van de Haviltex-maatstaf. Voor de uitleg van statuten wordt (als openbaar document) in beginsel aangesloten bij de zogenaamde CAO-norm, die inhoudt dat de statuten in beginsel objectief, naar de letterlijke tekst, moeten worden uitgelegd. Naast deze verschillen, is er nog een ander belangrijk onderscheid: blokkeringsregelingen en kwaliteitseisen die in de statuten zijn opgenomen, hebben zogenaamde goederenrechtelijke werking; als deze zijn vermeld in de contractuele bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst, geldt deze werking niet.
Artikel 12B lid 8 Statuten geeft een recht op intrekking ‘te allen tijde’
6.5
[geïntimeerde] had op grond van de (letterlijke) tekst van artikel 12B lid 8 Statuten het recht
te allen tijdezijn aanbod in te trekken, dus ook na aanvaarding in de zin van artikel 20.2 PAO, en wel tot uiterlijk een maand nadat hem definitief bekend was geworden aan welke gegadigden hij de aandelen kon verkopen en tegen welke prijs. Voor zover [appellante] al heeft willen betogen dat enige gebondenheid aan artikel 12B lid 8 Statuten een uitlegkwestie zou zijn, dan geldt (gezien hetgeen hiervoor in rov. 6.4 is overwogen) dat de Statuten in beginsel objectief, naar de letterlijke tekst, moeten worden uitgelegd (CAO-maatstaf). Partijen twisten er nog over wanneer precies aan [geïntimeerde] bekend is geworden dat [appellante] zijn aandelen wilde overnemen, maar dat kan naar oordeel van het hof in het midden blijven.
Beroep op artikel 12B lid 8 Statuten tijdig gedaan
6.6
Voor de toepassing van artikel 12B lid 8 Statuten is van belang
wanneer[geïntimeerde] zijn aanbod heeft ingetrokken en of die intrekking conform de regeling in artikel 12B lid 8 Statuten tijdig is gedaan. [appellante] stelt terecht dat [geïntimeerde] zijn aanbod niet reeds heeft ingetrokken op 20 oktober 2020. Het hof leest anders dan de rechtbank in de e-mail van 20 oktober 2020 geen intrekking van het aanbod, maar een uitleg daarvan. [geïntimeerde] heeft zijn aanbod naar oordeel van het hof wel op 29 oktober 2020 ingetrokken. Deze intrekking heeft tijdig plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft immers op 29 oktober 2020, en dus binnen de termijn van artikel 12B lid 8 Statuten, van zijn intrekkingsrecht gebruikgemaakt. De aanbiedingsregeling (waarin artikel 20 PAO voorziet en) die had kunnen leiden tot een overdracht van de aandelen aan [naam 4] of (een van) de aandeelhouders werd door die intrekking beëindigd. Uitgaande van de aanvaarding van het aanbod door [appellante] in de e-mail van 28 oktober 2020, kon [geïntimeerde] nog tot en met 28 november 2020 zijn aanbod intrekken.
Artikel 12B lid 8 Statuten geldt niet alleen indien de prijs door een deskundige wordt bepaald.
6.7
Volgens [appellante] kan [geïntimeerde] zich evenwel niet beroepen op het intrekkingsrecht van artikel 12B lid 8 Statuten, omdat deze bepaling alleen is geschreven voor de situatie waarin de aanbiedende aandeelhouder nog geen kennis heeft van de prijs die hij voor de aandelen zal ontvangen op het moment dat hij ze aanbiedt. Als het aanbieder en gegadigde(n) niet lukt om overeenstemming te bereiken over de prijs, moet de prijs door een deskundige worden bepaald. De aanbiedende aandeelhouder kan – in het geval hij tegen de door de deskundige vastgestelde prijs zijn aandelen niet wil verkopen – zijn aanbod vervolgens intrekken, aldus nog steeds [appellante] .
6.8
Deze lezing miskent dat het intrekkingsrecht te allen tijde kan worden ingeroepen, doch uiterlijk tot een maand nadat aan de aanbiedende aandeelhouder definitief bekend is
aan welke gegadigdenhij de aangeboden aandelen kan verkopen
en tegen welke prijs. Als de uitleg van [appellante] juist zou zijn, dan had voor de hand gelegen dat in de PAO, uitdrukkelijk in afwijking van de regeling in artikel 12B lid 8 Statuten, was bepaald dat het aanbod alleen kan worden ingetrokken (gedurende een maand) nadat het de aanbieder bekend is geworden tegen welke
prijshij de aandelen zou kunnen overdragen.
Artikel 20 PAO en 12B Statuten zijn niet strijdig
6.9
Volgens [appellante] staat de aanbiedingsregeling die is opgenomen in artikel 20.2 PAO ook eraan in de weg dat [geïntimeerde] zijn aanbod nog heeft kunnen intrekken met een beroep op artikel 12B lid 8 Statuten, nadat zijn aanbod door haar was aanvaard. Een statutair intrekkingsrecht dat te allen tijde kan worden uitgeoefend, is volgens [appellante] onverenigbaar met wat de aandeelhouders met elkaar hebben afgesproken in de PAO (en artikel 20.2 in het bijzonder). Op dit punt is er een strijdigheid tussen de Statuten en de PAO, waarbij op grond van artikel 14.2 PAO de afspraken uit de aandeelhoudersovereenkomst prevaleren, aldus nog steeds [appellante] .
6.1
Of het bepaalde in artikel 20.2 PAO in de weg staat aan een beroep op artikel 12B lid 8 Statuten dient te worden beoordeeld aan de hand van de Haviltex-maatstaf (zie hiervoor). Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de betreffende bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het ligt volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) op de weg van [appellante] om concrete feiten, omstandigheden, gedragingen of verklaringen te stellen ter onderbouwing van de door haar betoogde uitleg van artikel 20.2 PAO.
6.11
Gesteld noch gebleken is dat specifieke verklaringen zijn geuit tussen partijen bij de totstandkoming van artikel 20.2 PAO. Bij die stand van zaken komt het dan met name aan op hoe partijen (taalkundig) dit artikel hebben mogen opvatten/begrijpen.
6.12
De PAO bevat geen expliciete beperking op het statutaire recht om een aanbod (na aanvaarding) in te trekken tot een maand na de bekendheid met alle gegadigden en de koopprijs. Volgens [appellante] bestaat de gestelde strijdigheid tussen de Statuten en de PAO uit het volgende. Zij wijst er allereerst op dat artikel 20.2 PAO voorschrijft dat aandeelhouders minimaal 20 werkdagen hebben om een aanbod te aanvaarden en stelt dat het aanbod gedurende die termijn niet kan worden ingetrokken, dit terwijl de Statuten daarentegen bepalen dat een aanbod
te allen tijdekan worden ingetrokken. De Statuten en de PAO zijn volgens [appellante] dan ook met elkaar in strijd op dit punt. Ingevolge artikel 14.2 PAO, prevaleert de PAO in dat geval. Ten tweede geldt dat iedere partij op grond van 14.3 PAO verplicht is om alle stemrechten, bevoegdheden en andere rechten aan te wenden om tijdig en volledige uitvoering te geven aan de bepalingen van de PAO. Een beroep op het statutaire intrekkingsrecht is volgens [appellante] in strijd met laatstgenoemd artikel; immers in dat geval wordt artikel 20 PAO zinledig, omdat een aanbiedende aandeelhouder dan steeds het recht heeft om een aandelenoverdracht, nadat de overeenkomst daarvoor op grond van de PAO door aanbod en aanvaarding tot stand is gekomen, met een beroep op de Statuten te verhinderen.
6.13
Het hof is van oordeel dat het contractuele uitkooprecht van artikel 20.2 PAO en het statutaire intrekkingsrecht van artikel 12B lid 8 Statuten niet strijdig met elkaar zijn; deze bepalingen kunnen naast en in aanvulling op elkaar worden begrepen, omdat zij – in de kern – genomen verschillende belangen dienen. Zo kunnen de aandeelhouders een gerechtvaardigd belang erbij hebben om een aanbiedende aandeelhouder uit te kopen, maar kan de desbetreffende aanbiedende aandeelhouder evenzeer een legitiem belang hebben om zijn aandelen niet te willen overdragen aan één of meer (bepaalde) gegadigden, inclusief (bepaalde) mede-aandeelhouders. Denkbaar is bijvoorbeeld dat een wijziging in de stemverhouding in de algemene vergadering die de overdracht van de aandelen tot gevolg zou hebben door de aanbieder niet wenselijk wordt geacht of dat een aanbiedende aandeelhouder zijn aandelenpakket alleen wil inzetten om dit te kunnen overdragen aan een derde die de verkrijging hiervan als voorwaarde stelt om een managementrol in de vennootschap te gaan vervullen. Artikel 12B lid 8 Statuten voorkomt in dergelijke gevallen dat de aanbiedende aandeelhouder kan worden gedwongen te verkopen aan een gegadigde aan wie hij niet wenst te verkopen. Een dergelijke situatie lijkt zich hier ook te hebben voorgedaan, namelijk [geïntimeerde] wilde als oprichter van Century Products (waarin hij via Thunder Trading nog slechts een 4,9% aandelenbelang had) de continuïteit van ‘zijn’ bedrijf inclusief de terugbetaling van (achtergestelde) geldleningen aan hem als (oud-)aandeelhouder – kort gezegd: zijn pensioenvoorziening – veiligstellen door de voorgenomen aandelenverkoop aan [naam 4] . De argumenten van [appellante] kunnen niet afdoen aan het voorgaande en brengen niet mee dat artikel 12B lid 8 als onverenigbaar met artikel 20.2 PAO kan worden beschouwd.
6.14
In dit verband heeft [appellante] ook nog naar voren gebracht dat de aanbiedingsregeling van artikel 20.2 PAO zinledig wordt indien, ook nadat een aanbod eenmaal is aanvaard op grond van artikel 20.2 PAO, daarna nog kan worden ingetrokken op grond van artikel 12B lid 8 Statuten. De aanbiedende aandeelhouder is dan feitelijk in staat om
iedereuitoefening van het uitkooprecht (en het meesleeprecht en het aanhaakrecht) te frustreren, aldus [appellante] . Dat argument is evenwel op voorhand weinig overtuigend omdat artikel 12B Statuten ook voorziet in een aanbiedingsplicht. [appellante] heeft zich – terecht – niet op het standpunt gesteld dat deze
statutaireaanbiedingsregeling ook zinledig moet worden geacht, gelet op het bepaalde in artikel 12B lid 8 Statuten.
6.15
In aanvulling op de statutaire aanbiedingsregeling bevat artikel 20 PAO een zogenoemde
drag along(meesleeprecht) en
tag along(aanhaakrecht) regeling. In zoverre valt het bepaalde in artikel 20.2 PAO dan ook te beschouwen als een nadere uitwerking of aanvulling op het bepaalde in artikel 12A en 12B Statuten. Het zou ook voor de hand hebben gelegen dat indien met artikel 20.2 PAO zou zijn bedoeld af te wijken van het bepaalde in artikel 12 lid 8 Statuten zoals [appellante] betoogt – en aldus artikel 20.2 PAO niet alleen een uitwerking en aanvulling op de statutaire aanbiedingsregeling zou betreffen, maar ook van een beperking van de rechten van de aanbiedende aandeelhouder onder de statutaire aanbiedingsregeling zou inhouden – dit met zoveel worden in de PAO zou zijn bepaald.
6.16
[appellante] betoogt verder nog dat reeds uit de tekst van artikel 20 PAO volgt dat is bedoeld te derogeren aan artikel 12B lid 8 Statuten. Dit omdat op grond van het bepaalde in artikel 20.2 PAO de kennisgeving om aandelen te willen verkopen aan de andere aandeelhouders geacht wordt een aanbod te zijn en het bericht van een andere aandeelhouder de aandelen te willen kopen – volgens de tekst van artikel 20.2 PAO – een aanvaarding van het aanbod inhoudt en daarmee onherroepelijk is geworden. Dit is een uitwerking van de wilsvertrouwensleer in het licht van de totstandkoming van overeenkomsten en volgens [appellante] kan een aanbod dus niet meer worden ingetrokken nadat het is aanvaard (vgl. artikel 6:219 BW). Daarmee ziet [appellante] er opnieuw aan voorbij dat nu juist in artikel 12B lid 8 Statuten (wél) expliciet het intrekkingsrecht is geregeld en hier is afgeweken van voormeld uitgangspunt dat een aanbod niet meer kan worden ingetrokken nadat het is aanvaard. Het gevolg is dat artikel 20.2 PAO, gelezen in samenhang met artikel 12B lid 8 Statuten, redelijkerwijze niet anders kan worden begrepen dan dat de aanvaarding van een aanbod tot gevolg heeft dat weliswaar voorlopig een overeenkomst tot stand komt, maar dat – indien de aanbiedende aandeelhouder bekend raakt met de mede-aandeelhouder die zijn aandelen wil kopen – hem het recht is gegund zijn aanbod te allen tijde in te trekken. De tekst van artikel 12B lid 8 Statuten laat er immers geen misverstand over bestaan dat de aanbiedende aandeelhouder dit recht ook heeft nadat het aanbod is aanvaard. Bij een dergelijke (tijdige) intrekking komt de verplichting tot levering van de aandelen te vervallen.
6.17
[appellante] wordt aldus niet gevolgd in haar betoog dat het bepaalde in de PAO en meer in het bijzonder in artikel 20.2 PAO eraan in de weg staat dat [geïntimeerde] zijn aanbod nog rechtsgeldig heeft kunnen intrekken op grond van het bepaalde in artikel 12B lid 8 Statuten nadat [appellante] zijn aanbod had aanvaard.
6.18
Omstandigheden die – indien bewezen – tot een ander oordeel kunnen leiden zijn verder niet gesteld. Aan bewijslevering wordt niet meer toegekomen.
Conclusie en proceskosten
6.19
De conclusie is dat de door [appellante] gestelde koopovereenkomst met [geïntimeerde] (uiteindelijk) niet tot stand is gekomen. De vorderingen van [appellante] die het bestaan van deze koopovereenkomst tot uitgangspunt nemen worden daarom afgewezen.
6.2
Grief 6 - gericht tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg – is tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. Deze behoeft gelet daarop geen behandeling meer.
6.21
Het hof zal [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.22
Het hof begroot de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] in hoger beroep op:
griffierecht € 2.053,-
salaris advocaat € 7.144.- (2 punten × tarief V)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 9.375,-

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2024;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 9.375,-;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.P. Schild, M.J. Cleef-Metsaars en C.W.M. Lieverse en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.