Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 2 juni 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het door de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 15 maart 2023 gewezen vonnis (hierna ook: het vonnis);
- de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Mooiland, met bijlagen;
- de nadere akte aan de zijde van [appellant];
- de antwoordakte van Mooiland, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
De normale werktijden van de onderneming worden van maandag tot en met vrijdag vastgesteld tussen 07.00 uur en 19.00 uur. Op één dag van de week kan de normale werktijd van de onderneming liggen tussen 07.00 uur en 21.00 uur.”
Nevenwerkzaamheden zijn werkzaamheden die een werknemer in loondienst voor anderen of voor eigen rekening verricht. Voor alle nevenwerkzaamheden moet een werknemer altijd vooraf schriftelijke toestemming vragen aan zijn werkgever. De werkgever geeft hiervoor toestemming, tenzij sprake is van concurrentie, overbelasting, strijdige belangen of een kennelijk nadelige invloed op het functioneren van de werknemer. (...)”
Zoals je onlangs al vernam van je leidinggevende, verlengt Mooiland jouw arbeidscontract voor bepaalde tijd niet. Dat betekent dat jouw arbeidsovereenkomst eindigt op 31 juli 2020, rekening houdend met de geldende aanzegtermijn.”
Per brief d.d. 26 mei 2020 hebben wij uw jaarcontract, zoals met u afgesproken, eenmalig verlengd - voor een periode van twee maanden, mitsdien - tot en met 31 juli 2020. Per brief d.d. 25 juni 2020, hebben wij u - tijdig - aangezegd dat uw arbeidsovereenkomst niet (nogmaals) wordt verlengd en daarmee van rechtswege eindigt per 31 juli 2020 (zodat laatstgenoemde datum de laatste dag van uw dienstverband met ons is). Op 9 juli 2020 hebben wij met u in het kader van uw re-integratie een evaluatiegesprek gevoerd. Gedurende dit gesprek hebben wij aangegeven dat wij bericht hadden ontvangen van SPW (Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties) dat u bij hen staat ingeschreven met/bij drie werkgevers. U gaf desgevraagd aan dat u nergens anders in dienst was en dat u dus geen verklaring kon geven voor het bericht van SPW. Naar aanleiding van de berichten van SPW en uw verklaringen op 9 juli 2020 hebben wij nader onderzoek ingesteld. (…) Concluderend, heeft u er gedurende uw dienstverband met ons nog twee andere (voltijd) dienstverbanden op nagehouden, terwijl u zich bij ons op 4 november 2019 heeft ziekgemeld en u zich sindsdien niet in staat acht om uw bedongen werkzaamheden bij en voor ons te verrichten. Los van het feit dat u ons heeft voorgelogen - hetgeen wij u bijzonder kwalijk nemen -, constateren wij dat wij u in ieder geval over de maanden april 2020 tot en met juni 2020 onverschuldigd loon hebben betaald en dat wij u bovendien geen loon verschuldigd zijn over de maand juli 2020. Het loon over de maand juli 2020 zullen wij u daarom niet uitbetalen, terwijl wij u ook de gebruikelijke eindafrekening (..) niet zullen uitbetalen (…). Evenmin ontvangt u van ons een transitievergoeding. De komende tijd zullen wij een nader onderzoek instellen naar de exacte omvang van de schade die wij door uw toedoen hebben geleden. Wij behouden ons het recht voor om die schade (zo nodig in rechte) op u te verhalen.”
4.Procedure bij de kantonrechter
primairbetaling van € 1.387,97 bruto ten titel van opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen verhoogd met 8% vakantietoeslag over de periode juni 2019 tot 1 juni 2020 en
subsidiair- als Mooiland wordt gevolgd in haar stelling dat het dienstverband niet op 1 juni 2020 maar op 1 augustus 2020 is geëindigd - de betaling van het salaris over juni en juli 2020 ad € 8.837,44 bruto, de vakantietoeslag over juni en juli 2020 ad € 707,- bruto en opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen over de periode 1 juni 2019 tot 1 augustus 2020 ad € 2.355,75 bruto, en daarnaast
zowel primair als subsidiair: de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente over al deze bedragen, onder overlegging van een bruto netto specificatie, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en de veroordeling van Mooiland in de proceskosten, met rente en nakosten.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Ontbinding ex artikel 7:686 BW
ernstigewanprestatie. Daarvan is naar het oordeel van het hof in dit geval sprake. Grieven 3 en 4, waarmee wordt betoogd dat dit niet het geval is, falen. Hierna wordt uitgelegd hoe het hof tot dit oordeel komt.
Hierbij de eerste versie. Laat even weten wat je ervan vindt. Definitieve versie lever ik je naar verwachting in de laatste week van juni, na mijn vakantie dus.” Deze e-mail roept vragen op, niet alleen naar de identiteit van ‘Y’, waarover [appellant] geen details geeft, maar ook naar de aard en omvang van de werkzaamheden die Y dan zou hebben verricht. De opdracht voor Wooninvest liep immers in de periode van 14 april 2020 tot 1 juni 2020, zodat kennelijk na deze eerste versie - waarvan precies is overigens onduidelijk - en vanaf de verzending van de e-mail op 6 mei 2020 deze Y in elk geval niet meer aan het project zal hebben gewerkt, laat staan gedurende 8 uur per week. Dit betekent dat [appellant] de stelling van Mooiland dat [appellant] zelf werkzaamheden heeft verricht voor Wooninvest terwijl hij ziek was gemeld bij Mooiland onvoldoende heeft weersproken. Het hof gaat daarom uit van de juistheid van deze stelling van Mooiland.
- Per e-mail van 28 mei 2020 heeft Mooiland aan [appellant] bericht dat het contract werd verlengd.
- In de aanzeggingsbrief van 25 juni 2020 (zie ro. 3.9), heeft Mooiland aangegeven dat de arbeidsovereenkomst eindigde op 31 juli 2020.
- Uit de overgelegde salarisstrook van juni 2020 is op te maken dat er over die maand juni 2020 nog loon is betaald. Als datum uitdiensttreding staat op de salarisstrook vermeld 31 juli 2020.
- In het ‘Verslag tussentijdse evaluatie re-integratie [appellant]’ van 2 mei 2020 is vermeld de verlenging van de arbeidsovereenkomst van 2 maanden, in het verslag van 9 juli 2020, is vermeld dat het einde van het dienstverband per 1 augustus 2020 in zicht komt.
- De bedrijfsarts heeft in de consulrapportage op 20 mei 2020 aangegeven dat de contractsduur was verlengd maar eind juli 2020 afliep.
- Ook uit de e-mailwisseling van 6, 14 en 16 juli 2020 tussen [leidinggevende], de leidinggevende van [appellant] bij Mooiland, en de salarisadministratie en HR adviseurs van Mooiland, volgt dat [appellant] op het moment van het verzenden van die berichten nog bij Mooiland in dienst was.
- In de brief van 22 juli 2020 (zie ro. 3.10) heeft Mooiland wederom aangegeven dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2020 eindigde en dat zij het salaris over juli 2020 niet zou uitbetalen gezien de gebleken andere dienstverbanden die [appellant] erop nahield.
7.De beslissing
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.