9.4Het rendement van € 5 miljoen is niet behaald en [appellant] moet daarom
€ 45.000,-- aan [geïntimeerde] terugbetalen.
Geen particuliere borgstellingsovereenkomst
10. Met de
grieven I en IIbetoogt [appellant] dat de overeenkomst een particuliere borgstellingsovereenkomst is en dat deze teniet is gegaan, omdat de echtgenote van [appellant] op grond van art. 1:88 BW de nietigheid dan wel vernietigbaarheid daarvan heeft ingeroepen.
10. De rechtbank heeft in r.o. 4.5 tot en met 4.7 van het bestreden vonnis geoordeeld dat van een particuliere borgstellingsovereenkomst geen sprake is, als volgt.
Er is sprake van borgtocht als een partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen. Dat wil zeggen dat de borg zich presenteert als iemand die slechts zekerheid aan de schuldeiser wil verschaffen voor het geval de hoofdschuldenaar niet (volledig) presteert.
Er is geen sprake van een situatie waarin OneCoin hoofdschuldenaar is van
[erflater] als schuldeiser en dat [appellant] voor OneCoin borg staat.
De overeenkomst tussen [erflater] en [appellant] zit anders in elkaar.
[erflater] heeft aan [appellant] € 45.000,-- (hierna: de vergoeding) betaald voor het beheren van zijn OneCoin- account. Doel van dit beheer was het behalen van een rendement van € 5 miljoen op de inleg van [erflater] op dit account, wat ook een bedrag van € 45.000,-- betreft (hierna: de inleg). Dit rendement moest op 1 mei 2021 (hierna: de peildatum) zijn behaald. [appellant] moest de vergoeding aan [erflater] terugbetalen als het rendement op de inleg niet op de peildatum zou zijn behaald. Dit is een schuld van [appellant] , niet van OneCoin.
12. Hiertegen heeft [appellant] met de grieven I en II het volgende ingebracht.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat OneCoin hoofdschuldenaar is. OneCoin dient in beginsel te presteren. [erflater] is schuldeiser, [appellant] is borg omdat, wanneer het rendement niet voldoende is, [appellant] kan worden aangesproken. Het is niet zo dat [appellant] borg is ten opzichte van OneCoin. [appellant] is borg voor [erflater] voor het geval het rendement tegen valt. In strikte zin des woords is er dus sprake van een borgstelling.
[erflater] heeft € 45.000,-- geïnvesteerd en zou € 45.000,-- van [appellant] terug ontvangen, wanneer de OneCoin stand niet tot 5 miljoen was gekomen. Wanneer de feiten zo liggen, geeft [appellant] de facto een garantie, bedoeld is een borgstelling, voor het geval [erflater] niet het gewenste resultaat bereikt. Ook wanneer de feiten wel zo zouden worden geïnterpreteerd dat [erflater] aanvullend een bedrag ad € 45.000,-- aan [appellant] heeft gegeven en dat geld niet zou terug hoeven bij een afdoende resultaat, geldt dat [appellant] nog altijd als borg moet worden gekwalificeerd. [appellant] kan immers worden aangesproken wanneer een ander niet presteert of een prestatie niet wordt vervuld.
13. Deze grieven falen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank, zoals dit hiervoor is uiteengezet, en neemt dit over. Uit wat er is afgesproken in de overeenkomst en ook feitelijk is gebeurd, is niet af te leiden dat sprake is van een borgstellingsovereenkomst in de zin van art. 7:850 BW.
13. Verder, ten overvloede, het is niet juist dat de rechtbank als uitgangspunt heeft genomen dat OneCoin hoofdschuldenaar is en dat OneCoin in beginsel dient te presteren.
Grief Ikeert zich tegen r.o. 4.6 waarin dit uitganspunt zou staan. Maar dat staat er niet. In die rechtsoverweging staat dat
[appellant]genoemd uitgangspunt inneemt. Het is geen oordeel of uitgangspunt van de rechtbank.
13. Er kan gezien het voorgaande geen beroep worden gedaan op art 1:88 BW.
Beoogd rendement van 5 miljoen euro
16. Met de
grieven III en Vbetoogt [appellant] dat het bij het behalen van rendement gaat om 5 miljoen
tokensen niet om 5 miljoen
euro.
16. De rechtbank heeft in r.o. 4.12 en 4.13 van het bestreden vonnis geoordeeld dat het gaat om een rendement in euro’s en niet in tokens, als volgt.
[appellant] heeft de uitleg die [geïntimeerde] geeft aan de overeenkomst onvoldoende betwist.
In de overeenkomst is de vergoeding en de terugbetaling daarvan uitgedrukt in euro’s.
Uit de wijze waarop het OneCoin-account wordt beheerd en functioneert, volgt niet dat het bedrag van 5 miljoen ziet op tokens in plaats van euro’s.
[appellant] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij [erflater] destijds heeft overgehaald om in OneCoin te investeren en hem daarover uitvoerig heeft geïnformeerd. Als [erflater] en [appellant] bij het sluiten van de overeenkomst een rendement in tokens hadden afgesproken, dan had het voor de hand gelegen dat dit expliciet in de overeenkomst was vermeld. Nu deze vermelding en een concrete uitleg waaruit volgt dat het toch gaat om tokens ontbreekt, faalt het betoog van [appellant] .
18. Hiertegen heeft [appellant] met de grieven het volgende ingebracht.
Een rendement van € 5 miljoen op een inleg van € 45.000,-- is absurd.
Partijen hebben uitdrukkelijk overwogen om in de overeenkomst niet het eurorendement te vermelden, omdat [erflater] noch [appellant] wist wanneer de cryptovaluta een officieel betaalmiddel zou worden. [erflater] was goed op de hoogte hiervan en was het hiermee eens. Er werd hem niets voorgespiegeld over 5 miljoen euro.
Daarbij spreekt de overeenkomst over een investering van € 45.000,--. Het is duidelijk dat een investering wordt gebruikt om enig goed aan te schaffen. De investering ziet derhalve niet op de ingelegde euro's maar op het aangeschafte goed, dus tokens.
19. Ook deze grieven falen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor is uiteengezet, en neemt dit over. Daaraan voegt het hof het volgende toe.
Het gaat hier om crypto, waarbij het een feit van algemene bekendheid is dat de verwachtingen ten aanzien van rendement zeer hoog – mogelijk absurd – zijn. Het feit dat een rendement ook daadwerkelijk absurd is, maakt niet onwaarschijnlijk dat een rendement in euro’s is afgesproken.
In de dagvaarding in verzet onder 2 is door [appellant] vermeld dat partijen een rendement van 5 miljoen euro zijn overeengekomen. In hoger beroep is [appellant] van standpunt veranderd. Daar is geen procesrechtelijk beletsel tegen. [appellant] hoeft deze wijziging van standpunt niet te rechtvaardigen.
Echter, dit nieuwe standpunt overtuigt niet. Toen [appellant] werd aangesproken de vergoeding terug te betalen vanwege het niet behalen van het overeengekomen rendement, heeft hij erkend dat hij gehouden was dat te doen (zie r.o. 3.4 en 3.5). Het erkennen van deze schuld verdraagt zich niet met [appellant] ’s standpunt dat het gaat om een rendement in tokens en dat dit rendement is behaald, of anders gezegd: er is daarom geen verplichting om de vergoeding terug te betalen. [appellant] heeft voor deze tegenstrijdigheid in eerste aanleg geen goede verklaring gegeven en in hoger beroep ook niet.
Rendement niet behaald
20. Met de
grieven IV en Vbetoogt [appellant] dat het afgesproken rendement is behaald. Het rendement was vanwege de waarde van de vergaarde tokens in ieder geval
€ 5 miljoen.
21. Deze grieven falen omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Op dit punt is van groot belang dat [geïntimeerde] in eerste aanleg heeft gesteld en onderbouwd met stukken dat OneCoin een van de grootste cryptofraudes ter wereld is (een piramidespel), tokens waardeloos zijn, een van de oprichters van OneCoin strafrechtelijk is veroordeeld en de andere oprichter met de noorderzon is vertrokken en wordt gezocht door de FBI. De rechtbank heeft dit standpunt in r.o. 4.16 van het bestreden vonnis in grote lijnen gevolgd. Het standpunt van [appellant] dat hij verwacht dat OneCoin op enig moment zal worden omgezet in een regulier betaalmiddel, is door de rechtbank als onduidelijk van de hand gewezen. [appellant] heeft in hoger beroep niets aangevoerd dat erop wijst dat de investering nog iets waard is, laat staan dat het rendement (toch) is behaald.
21. Het hof gaat bij deze stand van zaken voorbij aan het betoog van [appellant] dat hij niet aan de hand van het account van [erflater] kan aantonen dat het rendement wel is behaald. Dit doet niet af aan wat hiervoor in r.o. 21 is geoordeeld over de waarde van OneCoin.
Slotsom
23. Het hoger beroep faalt en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Omdat dit een verstekzaak is, komt een proceskostenveroordeling in hoger beroep niet aan de orde.