ECLI:NL:GHDHA:2025:2174

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
200.348.797/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de terugbetaling van een borgstellingsovereenkomst in verband met OneCoin-investering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een overeenkomst tussen [appellant] en [erflater], waarbij [erflater] € 45.000 heeft geïnvesteerd in OneCoin, met de afspraak dat [appellant] de OneCoin-account van [erflater] zou beheren en een rendement van € 5 miljoen zou behalen. Indien dit rendement niet werd behaald, zou [appellant] het bedrag van € 45.000 terugbetalen. Na het overlijden van [erflater] is [geïntimeerde] als executeur en afwikkelingsbewindvoerder opgetreden en heeft hij [appellant] aangesproken op de terugbetaling van het bedrag. De rechtbank heeft [appellant] bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van € 46.225, vermeerderd met wettelijke rente. In hoger beroep heeft [appellant] de vernietiging van het verstekvonnis gevorderd, maar het hof oordeelt dat de overeenkomst geen borgstellingsovereenkomst is en dat [appellant] gehouden is het bedrag terug te betalen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [appellant] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.348.797/01
Rolnummer rechtbank : C/10/670547/HA ZA 23-1085

Arrest van 28 oktober 2025

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. P.A. Visser te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde], in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van wijlen
[erflater]en ten behoeve van de erfgenamen van de nalatenschap,
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] en [erflater] ,
niet verschenen.

Het geding in hoger beroep

1. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- het exploot van 23 november 2024 waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen tegen het tussen partijen gewezen vonnis van 25 september 2024 van de
rechtbank Rotterdam;
- de memorie van grieven van [appellant] .
2. Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.

Feiten

3. Het gaat om de volgende feiten.
3.1
[erflater] heeft € 45.000,-- geïnvesteerd in OneCoin. [erflater] en [appellant] hebben op 6 april 2016 een overeenkomst gesloten, waarin is vermeld (hierna: overeenkomst):
“De heer [appellant] zal de OneCoin account van de heer [erflater] met de Username [gebruikersnaam] met alle zorg en de beste strategie, naar zijn beste geweten en kennis, behandelen en een zo hoog mogelijk rendement in de toekomst proberen te behalen.
Voor het beheren en behalen van een rendement van 5 miljoen per peildatum 1 mei 2021 ontvangt de heer [appellant] op 6 april 2016 een vergoeding van € 45.000, 00. Bij ondertekening van dit document verklaart de heer [appellant] dit bedrag ook te hebben ontvangen.
Indien het rendement op bovengenoemde peildatum niet is behaald dan zal de heer [appellant] het bedrag van € 45.000, 00 in zijn geheel terugbetalen, uiterlijk op 8 mei 2021. Beide partijen mogen tussentijds geen geld opnemen van bovengenoemde OneCoin-rekening.”
3.2
Bij het sluiten van de overeenkomst is € 45.000,-- aan [appellant] overgemaakt.
3.3
Bij brief van 13 april 2022 heeft [erflater] [appellant] verzocht om dit bedrag aan hem terug te betalen, als volgt:
“In april 2016 heeft u een bedrag van de heer [erflater] geleend waarbij is afgesproken dat op 1 mei 2021 bekeken zou worden hoe de situatie op dat moment zou zijn in relatie tot de lening.
De gestelde doelen zijn per 1 mei 2021 niet gehaald waardoor u het bedrag van € 45.000,00 in zijn geheel moet terugbetalen en wel per
8 mei 2021 (zie bijlage).
Wij hebben u daar op aangesproken waarop u aangaf dat er nog meer schuldeisers zijn en dat u een schuld zou hebben van € 150.000,00 bij die andere schuldeisers.
Wij hebben het niet hard willen spelen maar eigenlijk bent u vanaf
8 mei 2021 in gebreke en hebben vanaf die datum recht op de wettelijke rentevergoeding.
Wij verzoeken u vriendelijk toch dwingend om de contractuele afspraken na te komen en eisen dat u het bedrag van € 45.000,00 voor 1 juni 2022 overmaakt.”
3.4
Daarop heeft [appellant] bij e-mail van 29 april 2022 als volgt gereageerd:
“We hebben inderdaad de aangetekende brief van u ontvangen. Wij ontkennen onze schuld ook niet. [naam] (mijn vrouw) was reeds van plan om zelf met [erflater] [hof: [erflater] ] contact op te nemen om zijn goedheid en coulance aan ons te vragen, door nog even te willen wachten, want wij zitten nu nog niet breed om dat bedrag te kunnen betalen. […]
Wij verzoeken u beide, ons nog de tijd te geven. Want zulke voorgenomen maatregelen zullen ons heel zwaar beschadigen en ons leven echt kapot kunnen maken.
Wij zijn nog aan het wachten op de verkoop van ons appartement in [plaats] / [buitenland] , want mijn moeder (zij is nu al bijna 89 jaar oud) is al bereid om naar haar kinderen in [land] te verhuizen. Zij heeft niemand meer daar. En het staat ook al sinds eind vorig jaar te koop.
Wij hopen van harte op uw begrip, geduld en barmhartigheid met ons.”
3.5
Daarna heeft [appellant] in zijn e-mail van 13 mei 2022 aan [erflater] en
[geïntimeerde] als volgt geschreven:
“In mijn vorige email hebben we u over onze huidige situatie HEEL duidelijk en EERLIJK gekenschetst.
Dat dacht ik, tenminste. Of moet ik nog meer ten gronde SMEKEN??
Wij proberen nu alleen te OVERLEVEN, meer niet.
De HERE GOD is onze Trouwe Getuige!”
3.6
[appellant] heeft vervolgens niets aan [erflater] terugbetaald.
3.7
Op 31 januari 2023 is [erflater] overleden. [geïntimeerde] is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder van zijn nalatenschap.
3.8
Bij brief van 8 december 2023 heeft mr. Visser, namens de echtgenote van [appellant] , [geïntimeerde] bericht dat de overeenkomst wordt vernietigd door de echtgenote van [appellant] , omdat de overeenkomst een borgstellings-overeenkomst is waarvoor zij geen toestemming heeft gegeven. [appellant] heeft ook geen betalingen gedaan aan [geïntimeerde] .

Procedure in eerste aanleg

4. De rechtbank Rotterdam heeft bij verstekvonnis van 8 november 2023 [appellant] veroordeeld aan [geïntimeerde] te betalen (1) een bedrag van € 46.225,--, te vermeerderen met wettelijke rente, en (2) de proceskosten.
5. [appellant] is in verzet gekomen. In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd dat het verstekvonnis wordt vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
6. Bij het bestreden vonnis in verzet heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen, het verstekvonnis bekrachtigd en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.

Vorderingen in het hoger beroep

7. In hoger beroep vordert [appellant] het bestreden vonnis in verzet te vernietigen en hem te ontheffen uit zijn veroordeling en [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.

De beoordeling van het hoger beroep

8. Dit hoger beroep is een verstekzaak.
9. Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellant] op grond van de overeenkomst een bedrag van € 45.000,-- aan [geïntimeerde] moet terugbetalen. De rechtbank heeft daarover als volgt geoordeeld.
9.1
De overeenkomst hield in dat [appellant] voor [erflater] een OneCoin-rekening zou beheren. Daarvoor zou [appellant] een vergoeding van € 45.000,-- ontvangen.
9.2
De overeenkomst tussen [appellant] en [erflater] is geen borgstellings-overeenkomst. [appellant] had voor het aangaan van de overeenkomst geen toestemming nodig van zijn echtgenote. De overeenkomst is dus niet vernietigd door de echtgenote van [appellant] .
9.3
Doel van het beheer van de OneCoin-rekening was het behalen van rendement. De door [appellant] ontvangen vergoeding van € 45.000,-- moest hij aan [erflater] terugbetalen als dat rendement op 1 mei 2021 niet minstens € 5 miljoen zou bedragen. Het gaat niet om een te behalen rendement van 5 miljoen OneCoin-tokens.
9.4
Het rendement van € 5 miljoen is niet behaald en [appellant] moet daarom
€ 45.000,-- aan [geïntimeerde] terugbetalen.
Geen particuliere borgstellingsovereenkomst
10. Met de
grieven I en IIbetoogt [appellant] dat de overeenkomst een particuliere borgstellingsovereenkomst is en dat deze teniet is gegaan, omdat de echtgenote van [appellant] op grond van art. 1:88 BW de nietigheid dan wel vernietigbaarheid daarvan heeft ingeroepen.
10. De rechtbank heeft in r.o. 4.5 tot en met 4.7 van het bestreden vonnis geoordeeld dat van een particuliere borgstellingsovereenkomst geen sprake is, als volgt.
 Er is sprake van borgtocht als een partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen. Dat wil zeggen dat de borg zich presenteert als iemand die slechts zekerheid aan de schuldeiser wil verschaffen voor het geval de hoofdschuldenaar niet (volledig) presteert.
 Er is geen sprake van een situatie waarin OneCoin hoofdschuldenaar is van
[erflater] als schuldeiser en dat [appellant] voor OneCoin borg staat.
 De overeenkomst tussen [erflater] en [appellant] zit anders in elkaar.
[erflater] heeft aan [appellant] € 45.000,-- (hierna: de vergoeding) betaald voor het beheren van zijn OneCoin- account. Doel van dit beheer was het behalen van een rendement van € 5 miljoen op de inleg van [erflater] op dit account, wat ook een bedrag van € 45.000,-- betreft (hierna: de inleg). Dit rendement moest op 1 mei 2021 (hierna: de peildatum) zijn behaald. [appellant] moest de vergoeding aan [erflater] terugbetalen als het rendement op de inleg niet op de peildatum zou zijn behaald. Dit is een schuld van [appellant] , niet van OneCoin.
12. Hiertegen heeft [appellant] met de grieven I en II het volgende ingebracht.
 De rechtbank neemt als uitgangspunt dat OneCoin hoofdschuldenaar is. OneCoin dient in beginsel te presteren. [erflater] is schuldeiser, [appellant] is borg omdat, wanneer het rendement niet voldoende is, [appellant] kan worden aangesproken. Het is niet zo dat [appellant] borg is ten opzichte van OneCoin. [appellant] is borg voor [erflater] voor het geval het rendement tegen valt. In strikte zin des woords is er dus sprake van een borgstelling.
 [erflater] heeft € 45.000,-- geïnvesteerd en zou € 45.000,-- van [appellant] terug ontvangen, wanneer de OneCoin stand niet tot 5 miljoen was gekomen. Wanneer de feiten zo liggen, geeft [appellant] de facto een garantie, bedoeld is een borgstelling, voor het geval [erflater] niet het gewenste resultaat bereikt. Ook wanneer de feiten wel zo zouden worden geïnterpreteerd dat [erflater] aanvullend een bedrag ad € 45.000,-- aan [appellant] heeft gegeven en dat geld niet zou terug hoeven bij een afdoende resultaat, geldt dat [appellant] nog altijd als borg moet worden gekwalificeerd. [appellant] kan immers worden aangesproken wanneer een ander niet presteert of een prestatie niet wordt vervuld.
13. Deze grieven falen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank, zoals dit hiervoor is uiteengezet, en neemt dit over. Uit wat er is afgesproken in de overeenkomst en ook feitelijk is gebeurd, is niet af te leiden dat sprake is van een borgstellingsovereenkomst in de zin van art. 7:850 BW.
13. Verder, ten overvloede, het is niet juist dat de rechtbank als uitgangspunt heeft genomen dat OneCoin hoofdschuldenaar is en dat OneCoin in beginsel dient te presteren.
Grief Ikeert zich tegen r.o. 4.6 waarin dit uitganspunt zou staan. Maar dat staat er niet. In die rechtsoverweging staat dat
[appellant]genoemd uitgangspunt inneemt. Het is geen oordeel of uitgangspunt van de rechtbank.
13. Er kan gezien het voorgaande geen beroep worden gedaan op art 1:88 BW.
Beoogd rendement van 5 miljoen euro
16. Met de
grieven III en Vbetoogt [appellant] dat het bij het behalen van rendement gaat om 5 miljoen
tokensen niet om 5 miljoen
euro.
16. De rechtbank heeft in r.o. 4.12 en 4.13 van het bestreden vonnis geoordeeld dat het gaat om een rendement in euro’s en niet in tokens, als volgt.
 [appellant] heeft de uitleg die [geïntimeerde] geeft aan de overeenkomst onvoldoende betwist.
 In de overeenkomst is de vergoeding en de terugbetaling daarvan uitgedrukt in euro’s.
 Uit de wijze waarop het OneCoin-account wordt beheerd en functioneert, volgt niet dat het bedrag van 5 miljoen ziet op tokens in plaats van euro’s.
 [appellant] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij [erflater] destijds heeft overgehaald om in OneCoin te investeren en hem daarover uitvoerig heeft geïnformeerd. Als [erflater] en [appellant] bij het sluiten van de overeenkomst een rendement in tokens hadden afgesproken, dan had het voor de hand gelegen dat dit expliciet in de overeenkomst was vermeld. Nu deze vermelding en een concrete uitleg waaruit volgt dat het toch gaat om tokens ontbreekt, faalt het betoog van [appellant] .
18. Hiertegen heeft [appellant] met de grieven het volgende ingebracht.
 Een rendement van € 5 miljoen op een inleg van € 45.000,-- is absurd.
 Partijen hebben uitdrukkelijk overwogen om in de overeenkomst niet het eurorendement te vermelden, omdat [erflater] noch [appellant] wist wanneer de cryptovaluta een officieel betaalmiddel zou worden. [erflater] was goed op de hoogte hiervan en was het hiermee eens. Er werd hem niets voorgespiegeld over 5 miljoen euro.
 Daarbij spreekt de overeenkomst over een investering van € 45.000,--. Het is duidelijk dat een investering wordt gebruikt om enig goed aan te schaffen. De investering ziet derhalve niet op de ingelegde euro's maar op het aangeschafte goed, dus tokens.
19. Ook deze grieven falen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor is uiteengezet, en neemt dit over. Daaraan voegt het hof het volgende toe.
 Het gaat hier om crypto, waarbij het een feit van algemene bekendheid is dat de verwachtingen ten aanzien van rendement zeer hoog – mogelijk absurd – zijn. Het feit dat een rendement ook daadwerkelijk absurd is, maakt niet onwaarschijnlijk dat een rendement in euro’s is afgesproken.
 In de dagvaarding in verzet onder 2 is door [appellant] vermeld dat partijen een rendement van 5 miljoen euro zijn overeengekomen. In hoger beroep is [appellant] van standpunt veranderd. Daar is geen procesrechtelijk beletsel tegen. [appellant] hoeft deze wijziging van standpunt niet te rechtvaardigen.
 Echter, dit nieuwe standpunt overtuigt niet. Toen [appellant] werd aangesproken de vergoeding terug te betalen vanwege het niet behalen van het overeengekomen rendement, heeft hij erkend dat hij gehouden was dat te doen (zie r.o. 3.4 en 3.5). Het erkennen van deze schuld verdraagt zich niet met [appellant] ’s standpunt dat het gaat om een rendement in tokens en dat dit rendement is behaald, of anders gezegd: er is daarom geen verplichting om de vergoeding terug te betalen. [appellant] heeft voor deze tegenstrijdigheid in eerste aanleg geen goede verklaring gegeven en in hoger beroep ook niet.
Rendement niet behaald
20. Met de
grieven IV en Vbetoogt [appellant] dat het afgesproken rendement is behaald. Het rendement was vanwege de waarde van de vergaarde tokens in ieder geval
€ 5 miljoen.
21. Deze grieven falen omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Op dit punt is van groot belang dat [geïntimeerde] in eerste aanleg heeft gesteld en onderbouwd met stukken dat OneCoin een van de grootste cryptofraudes ter wereld is (een piramidespel), tokens waardeloos zijn, een van de oprichters van OneCoin strafrechtelijk is veroordeeld en de andere oprichter met de noorderzon is vertrokken en wordt gezocht door de FBI. De rechtbank heeft dit standpunt in r.o. 4.16 van het bestreden vonnis in grote lijnen gevolgd. Het standpunt van [appellant] dat hij verwacht dat OneCoin op enig moment zal worden omgezet in een regulier betaalmiddel, is door de rechtbank als onduidelijk van de hand gewezen. [appellant] heeft in hoger beroep niets aangevoerd dat erop wijst dat de investering nog iets waard is, laat staan dat het rendement (toch) is behaald.
21. Het hof gaat bij deze stand van zaken voorbij aan het betoog van [appellant] dat hij niet aan de hand van het account van [erflater] kan aantonen dat het rendement wel is behaald. Dit doet niet af aan wat hiervoor in r.o. 21 is geoordeeld over de waarde van OneCoin.
Slotsom
23. Het hoger beroep faalt en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Omdat dit een verstekzaak is, komt een proceskostenveroordeling in hoger beroep niet aan de orde.

Beslissing in het hoger beroep

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 september 2024.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, G.C. de Heer en G.J.M. Verburg
en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.