ECLI:NL:GHDHA:2025:2268
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte met persoonlijke belangen
Op 15 oktober 2025 is er een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte verzoekt om schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, heeft aangevoerd dat hij zijn zieke schoonvader wil bezoeken en zijn vrouw wil ondersteunen. Het hof heeft op 23 oktober 2025 in raadkamer het verzoek behandeld, waarbij de verdachte, zijn advocaat mr. M. van Stratum en de advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Volgens artikel 80, lid 7, van het Wetboek van Strafvordering is de bevoegdheid van de rechter om te beslissen op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in dit geval niet van toepassing. Het hof heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, dat incidenteel verlof mogelijk maakt voor persoonlijke gebeurtenissen. Het hof concludeert dat het niet bevoegd is om op het verzoek te beslissen en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De beschikking is gegeven door de voorzitter en leden van de raadkamer op 23 oktober 2025.