[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte in de zaak met parketnummer 10-192445-22 ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 10-741056-20 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) van de verdachte gelast, met bevel tot verpleging van overheidswege. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf, een en ander zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-192445-22:1.
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, één of meermalen, met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, in de buik en/of borst van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- achter die [slachtoffer 2] aan te rennen en/of
- vlak voor en/of nabij de woning van die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 2] vanachteren te benaderen en/of
- die [slachtoffer 2] bij de bovenarmen vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of voor te houden en/of op de keel van die [slachtoffer 2] te zetten en/of te houden en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "als je meerwerkt, dan doe ik je niets en houdt je mond, hé", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen de voordeur van haar woning te openen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 2] , onder bedreiging van voornoemde mes, de woning via de trap, te betreden en/of
- één of meerlalen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "lopen", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijftegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of voor te houden en/of op de keel van die [slachtoffer 2] te zetten en/of te houden en/of
- ( daartbij) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "als je meerwerkt, dan doe ik je niets en houdt je mond, hé?", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 10-741056-20 (gevoegd):
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Rotterdam openlijk, te weten, op/aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door (tegen) die [slachtoffer 3]
- te duwen en/of te trekken en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- ( vervolgens) vast te pakken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl die [slachtoffer 3] werd vastgehouden en/of
- ( vervolgens) bij de nek en/of de hals en/of de keel vast te pakken en/of vast te houden, waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel en/of
- ( vervolgens) te trachten de benen van die [slachtoffer 3] naar beneden te duwen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/ofte stampen en/of een knie te geven, terwijl die [slachtoffer 3] in een wurggreep op de grond werd vastgehouden en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 3] in bewusteloze toestand op de grond lag en/of
- te roepen: "maak hem dood, sla hem bewusteloos", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-192445-22 onder 1 en 2 primair en in de zaak met parketnummer 10741056-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-192445-22:1.
hij op
of omstreeks30 juli 2022 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, één ofmeermalen, met een mes,
althans een scherp of puntig voorwerp,in de buik en
/ofborst van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks30 juli 2022 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd
en/of beroofd gehouden,door
- achter die [slachtoffer 2] aan te rennen en/of
-
vlak voor en/ofnabij de woning van die [slachtoffer 2] ,
die [slachtoffer 2] vanachteren te benaderen en/of
-die [slachtoffer 2] bij de bovenarmen vast te pakken en
/of
- die [slachtoffer 2] een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerpte tonen en
/ofvoor te houden en
/ofop de keel van die [slachtoffer 2] te zetten en
/ofte houden en
/of
-
(daarbij
)tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "als je
meewerkt, dan doe ik je niets en
houdje mond, hé",
althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekkingen
/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen de voordeur van haar woning te openen en
/of
-
(vervolgens
)die [slachtoffer 2] , onder bedreiging van voornoemde mes, de woning via de trap, te betreden en
/of
-
één ofmeermalentegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "lopen"
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 10-741056-20 (gevoegd):
hij op
of omstreeks30 augustus 2019 te Rotterdam openlijk, te weten,
op/aan de [straat]
, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door (tegen) die [slachtoffer 3]
- te duwen en
/ofte trekken en
/of
-
(vervolgens
)meermalen
, althans eenmaaltegen het hoofd en
/ofhet lichaam te slaan en
/of
-
(vervolgens
)vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of
-
(vervolgens
)meermalen
, althans eenmaaltegen het lichaam te slaan en
/ofte schoppen, terwijl die [slachtoffer 3] werd vastgehouden en
/of
-
(vervolgens
)bij de nek en
/ofde hals en
/ofde keel vast te pakken en
/ofvast te houden, waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel en
/of
-
(vervolgens
)te trachten de benen van die [slachtoffer 3] naar beneden te duwen en
/of
-
(vervolgens
)meermalen
, althans eenmaaltegen het lichaam te slaan en
/ofte schoppen en
/ofte stampen en
/ofeen knie te geven, terwijl die [slachtoffer 3] in een wurggreep op de grond werd vastgehouden en
/of
-
(vervolgens
)meermalen
, althans eenmaaltegen het hoofd en
/ofhet lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 3] in bewusteloze toestand op de grond lag en
/of
- te roepen: "maak hem dood, sla hem bewusteloos"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig haar overgelegde pleitnota – bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 10-192445-22 onder 1 impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord, nu er volgens de verdediging geen sprake is geweest van handelen met voorbedachte raad. De raadsvrouw stelt dat de verdachte heeft gehandeld “in paniek” en “in een reflex”. Er was sprake van een ogenblikkelijke hevige gemoedsopwelling. Hij wilde wel de confrontatie met [slachtoffer 1] aangaan, maar had niet de intentie iemand te doden.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling).
Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan.
Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat er sprake is van voorbedachte raad.
Het hof gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de nacht van 29 op 30 juli 2022 vertrokken de verdachte en zijn vriend [vriend] vanaf de woning van de verdachte in [plaats 1] naar de woning van de ex-partner van de verdachte, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), in [plaats 2] . De verdachte had enkele uren daarvoor een aanvaring gehad met de nieuwe partner van [slachtoffer 2] , slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) bij een nachtclub in Rotterdam. De verdachte had [slachtoffer 1] daarbij de eerste klap gegeven. Voordat de verdachte en [vriend] naar de woning van [slachtoffer 2] reden, ging de verdachte zijn woning binnen en pakte hij een mes van ongeveer dertig centimeter uit de keuken, en nam dat mee. Beide mannen hadden bovendien iets bij zich om het gelaat te bedekken.
De verdachte en [vriend] kwamen omstreeks 04:05 uur aan bij de woning van [slachtoffer 2] . Zij wachtten daar ongeveer vijf minuten en zagen toen [slachtoffer 2] aankomen. Toen [slachtoffer 2] uit haar auto stapte en naar haar voordeur liep, benaderde de verdachte haar van achteren en pakte hij haar bij haar beide armen vast. Hij stak zijn rechterhand met het mes onder haar oksel door omhoog en zette het mes op haar keel. Ze moest van hem de deur openen.
De verdachte liep vervolgens samen met [slachtoffer 2] , steeds met het mes op haar keel, de woning binnen en de trap op. [slachtoffer 1] en een derde persoon bevonden zich op dat moment eveneens in die woning.
Deze derde persoon had zich op het toilet op de eerste verdieping opgesloten. De verdachte hoorde daar kennelijk iets en probeerde het slot van die wc-deur met de punt van zijn mes te openen. Dat lukte niet direct, en toen hij hoorde dat [slachtoffer 1] van boven af “hallo” riep, liep de verdachte door naar boven, daarbij [slachtoffer 2] voor zich uitduwend en nog steeds met het mes in zijn hand op ongeveer dertig centimeter vanaf haar keel. [slachtoffer 1] was op dat moment in de slaapkamer van [slachtoffer 2] , op de tweede verdieping van de woning. De verdachte liet [slachtoffer 2] op de tweede verdieping los en probeerde de slaapkamerdeur te openen. [slachtoffer 1] hield die deur dicht; de verdachte trapte de deur vervolgens in en ging die slaapkamer in. Eenmaal binnen ging hij met het mes op [slachtoffer 1] af, rende achter [slachtoffer 1] aan en maakte stekende bewegingen naar [slachtoffer 1] . Gelet op het geconstateerde letsel heeft hij tenminste vijf keer raak gestoken in het bovenlichaam van [slachtoffer 1] (er was onder meer sprake van twee perforaties van de maag waarbij de maagwand was beschadigd en een insnijding van de bovenkwab van de long). Toen het slachtoffer op de grond lag en het opgaf werd hij nog in de borst geraakt en ook nog een keer bij zijn linker oksel gestoken.
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat de verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld. Het ging niet zomaar om een potje vechten waarbij de verdachte, voorzien van gezichtsbedekking en een mes – ter verdediging, zoals verdachte heeft aangevoerd – uiteindelijk ‘in paniek’ heeft gehandeld. Het besluit om [slachtoffer 1] te gaan steken is naar het zich laat aanzien genomen op het moment dat hij op pad ging van [plaats 1] naar [plaats 2] , maar ten laatste toen hij door de komst van [slachtoffer 2] bij de woning een kans zag om binnen te komen en het mes daadwerkelijk te gebruiken. Hij had zich kunnen bezinnen toen hij de hevige angst bij [slachtoffer 2] zag (ze ‘schrok zich de tering’, heeft hij zelf verklaard). Zijn verklaring dat hij, door haar schrik toen ze hem bij haar voordeur zag, vanwege ‘paniek’ naar haar toeging en haar beetpakte en met het mes bedreigde, is volstrekt onaannemelijk. Integendeel, de verdachte zag een kans binnen in haar huis te komen, en heeft niet geaarzeld geweld te gebruiken en dwang op haar uit te oefenen met het mes, teneinde binnen naar [slachtoffer 1] te kunnen zoeken. Ook de omstandigheid dat hij de wc-deur op de eerste verdieping probeerde te openen met zijn mes, omdat [slachtoffer 1] daar mogelijk zat, wijst niet op panisch handelen maar op een zekere koelbloedigheid, en ook dat was een moment waarop hij zich nog had kunnen bezinnen. Tenslotte is hij, toen hij hoorde dat [slachtoffer 1] boven in de slaapkamer was, nóg een trap opgelopen, met [slachtoffer 2] voor zich uit, ‘om afstand te houden’, zoals hij heeft verklaard – en ook dat wijst op doelbewust en weloverwogen handelen en niet op paniek. Er was nog steeds een mogelijkheid om zich te beraden, ook omdat hij niet gemakkelijk de slaapkamer binnen kon gaan ( [slachtoffer 1] hield de deur dicht), maar de verdachte is willens en wetens doorgegaan, heeft de slaapkamerdeur ingetrapt en is meteen achter de vluchtende [slachtoffer 1] aangegaan, stekende bewegingen makend, en heeft [slachtoffer 1] zelfs nog gestoken toen die weerloos op de grond lag. Dit alles gebeurde weliswaar in korte tijd, maar toch niet zodanig kort dat van kalm beraad en rustig overleg geen sprake kan zijn geweest. Als gezegd waren er meerdere momenten waarop hij zich had kunnen bezinnen.
Dat er sprake was van een zekere opwinding en adrenaline bij de verdachte, die bovendien flink ontremd lijkt te zijn geweest door overmatig alcoholgebruik, wil het hof aannemen, maar dat maakt niet dat de verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Naar het oordeel van het hof is die contra-indicatie niet aanwezig.
Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Naar het oordeel van het hof kunnen voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, niet anders uitgelegd worden dan dat de verdachte het vooropgezette plan had om het slachtoffer van het leven te beroven. Het hof neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-192445-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op: