ECLI:NL:GHDHA:2025:2521

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
200.354.337/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake informatieplicht over minderjarige en alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een vrouw en een man betreffende de zorg voor hun minderjarige kind en alimentatieverplichtingen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de man, verweerder in hoger beroep, aangeklaagd over de verplichting om hem te informeren over de ontwikkelingen van hun kind, waaronder het toezenden van een recente foto. De rechtbank had eerder bepaald dat de vrouw de man maandelijks moest informeren en consulteren over belangrijke aangelegenheden betreffende hun kind. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatieverplichtingen te herzien. De man heeft verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het de vrouw heeft veroordeeld tot het betalen van een dwangsom indien zij nalaat de man te informeren. Tevens zijn de alimentatiebedragen voor kinderalimentatie en partneralimentatie vastgesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw de man moet blijven informeren over hun kind, inclusief het versturen van een foto, en heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.354.337/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 22-9033
zaaknummer rechtbank : C/10/649678
beschikking van de meervoudige kamer van 12 november 2025
inzake
[de vrouw] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Verschoor te Rozenburg (ZH),
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P. Hoogenraad te Maassluis.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de tussenbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2023 (hierna te noemen: de tussenbeschikking) en de eindbeschikking van 13 februari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 8 mei 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De man heeft op 22 juli 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 15 september 2025 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 19 september 2025, met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 26 september 2025, met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De minderjarige [minderjarige] heeft op 25 september 2025 in een gesprek aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.5
De raad heeft het hof bij brief van 3 september 2025 bericht niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 30 september 2025 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De man en de vrouw zijn gehuwd geweest van [datum] 2009 tot [datum] 2024.
3.3
Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
3.4
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
3.5
De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.6
Bij beschikking van 13 april 2023 van de rechtbank Rotterdam betreffende voorlopige voorzieningen is:
- bepaald dat de vrouw met ingang van de datum van de beschikking bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres] te [plaats] ;
- bepaald dat [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd;
- de onderlinge regeling opgenomen die partijen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken hebben getroffen: de man zal [minderjarige] eens per twee weken bij zich hebben op zaterdag van 12:00 uur tot 22:00 uur alsmede gedurende twee aaneengesloten weken in de zomervakantie;
- de onderlinge regeling opgenomen die partijen over de financiën hebben getroffen, te weten dat de man aan de vrouw met ingang van 1 maart 2023, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna: kinderalimentatie), voor de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling zal voldoen € 503,- per maand en met ingang van 1 maart 2023 als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw (hierna: partneralimentatie), voor de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling zal voldoen € 680,- per maand. De man blijft de hypotheekrente en aflossing van de echtelijke woning voor zijn rekening nemen, alsmede de aflossing op het flexibel krediet van € 225,- per maand. De vrouw betaalt de gebruikerslasten van de echtelijke woning.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
3.7
Bij tussenbeschikking van 12 december 2023 van de rechtbank Rotterdam is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw bepaald;
- bepaald dat de vrouw de man met ingang van vandaag (12 december 2023) eenmaal per maand informeert en consulteert over de ontwikkelingen van [minderjarige] ;
- partijen doorverwezen naar het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling en bepaald dat partijen met behulp van dit traject bewerkstelligen dat zij op een constructieve manier met elkaar overleggen en samenwerken in het belang van [minderjarige] en dat zij verdere afspraken zullen maken ten behoeve van onbelast en regelmatig contact tussen [minderjarige] en beide partijen;
- bepaald dat het routeringspunt vóór na te melden pro-formadatum het eindverslag van de hulpverleningsinstantie aan de rechtbank verzendt en daarvan gelijktijdig een kopie aan de raad voor de kinderbescherming verzendt, als het hulpverleningstraject niet of deels is geslaagd en de raad verzocht in dat geval te bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk is en in het bevestigende geval dat onderzoek te verrichten.
Iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling, de kinderalimentatie en de partneralimentatie is aangehouden tot 1 september 2024 pro forma.
De tussenbeschikking is, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is:
- de vrouw veroordeeld een dwangsom van € 200,- per maand te betalen voor iedere maand dat zij nalaat de man te informeren en consulteren over de ontwikkelingen van [minderjarige] zoals bepaald in de tussenbeschikking met een maximum van € 4.000,- waarbij het bericht in ieder geval zal bevatten informatie over belangrijke aangelegenheden betreffende [minderjarige] inzake haar gezondheid en schoolresultaten, met daarbij een recente en goed gelijkende kleurenfoto van haar;
- de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 20 februari 2025 bepaald op € 801,- per maand, steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
- de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 20 februari 2025 bepaald op € 411,- per maand, steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
- de onderlinge regeling opgenomen die partijen in het kader van de verdeling hebben getroffen, te weten:
  • de vrouw dient de helft van de taxatiekosten (totaal € 750,-) aan de man te voldoen;
  • de vrouw dient de helft van de kosten van de container (totaal € 499,-) aan de man te voldoen.
De bestreden beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt het hof, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
a. te bepalen dat de man aan de vrouw met ingang van 20 februari 2025 een partneralimentatie van € 1.020,- per maand dient te voldoen;
b. te bepalen dat de man ter zake de aan de verkoop en ontruiming van de echtelijke woning gerelateerde kosten aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 490,05;
c) te bepalen dat de vrouw de man dient te informeren en consulteren over de ontwikkelingen van [minderjarige] waarbij het bericht in ieder geval zal bevatten informatie over belangrijke aangelegenheden betreffende [minderjarige] inzake haar gezondheid en schoolresultaten;
d) en de beschikking voor het overige, desnoods onder verbetering van gronden, te bekrachtigen.
4.3
De man verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans haar hoger beroep af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
Kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Openstaande taxatiekosten, kosten container en ontruimingskosten echtelijke woning
5.1
De vrouw heeft grief III die ziet op de aan de verkoop en de ontruiming van de voormalige echtelijke woning gerelateerde kosten, ter zitting ingetrokken. Het in deze grief besloten liggende verzoek behoeft om die reden geen verdere bespreking meer.
Partneralimentatie
Ingangsdatum
5.2
Door partijen is geen grief gericht tegen de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van 20 februari 2025, zodat het hof deze datum als uitgangspunt neemt.
Draagkracht van de man
5.3
In geschil is de draagkracht van de man.
5.4
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de door de rechtbank berekende alimentatie niet aan de wettelijke maatstaven voldoet. De rechtbank heeft ten onrechte het netto besteedbaar inkomen van de man berekend op € 4.503,- per maand. De rechtbank heeft daarbij volgens de vrouw ten onrechte geen rekening gehouden met het individueel keuze budget (hierna: BBS) die de man ontvangt. De man heeft de BBS-uitkering niet eenmalig maar jaarlijks genoten.
5.5
De man stelt zicht op het standpunt dat de rechtbank de BBS-uitkering van de man terecht niet heeft meegenomen in haar berekening. De man heeft tijdens het huwelijk veel gewerkt, overuren gemaakt en zijn BBS uit laten keren in geld om de huwelijkse schulden af te kunnen lossen. De huwelijkse schulden zijn inmiddels afgelost met de verkoop van de echtelijke woning, zodat de man zijn BBS nu laat uitkeren in tijd.
5.6
Het hof overweegt als volgt. De ingangsdatum is tussen partijen niet in geschil zodat het hof de draagkracht van de man zal beoordelen over het jaar 2025. Uit het door de man overgelegde BBS-overzicht (bijlage 3 bij zijn journaalbericht van 15 september 2025) blijkt dat de man in 2025 zijn volledige BBS heeft opgenomen in tijd, zodat de man in 2025 geen uitkering in geld vanuit zijn BBS zal ontvangen. Het hof is van oordeel dat het redelijk is dat de man zijn BBS in tijd opneemt en dat van hem niet kan worden verlangd om zijn extra verlofuren uit te laten betalen in geld. De rechtbank heeft derhalve terecht geen rekening gehouden met een BBS uitkering in geld aan de zijde van de man in 2025. .
5.7
De grieven I en II van de vrouw falen, zodat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal bekrachtigen.
Informatieregeling
5.8
De vrouw stelt zich op het standpunt dat van haar niet kan worden verwacht om heimelijk foto's van [minderjarige] te nemen en deze, tegen de nadrukkelijke wil van [minderjarige] in, aan de man te doen toekomen. De vertrouwensband tussen de vrouw en [minderjarige] komt daardoor onnodig onder druk te staan.
5.9
De man stelt zich op het standpunt dat de informatie van de vrouw en de foto van [minderjarige] momenteel het enige is wat hij heeft. De man maakt zich zorgen om [minderjarige] . Het is van belang dat hij foto’s blijft ontvangen zodat hij de ontwikkeling van [minderjarige] kan blijven volgen.
Oordeel van het hof
5.1
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze, na een eigen afweging, tot de zijne. In hoger beroep is niet gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot een ander oordeel. Met hetgeen door de vrouw naar voren is gebracht is, behalve emotionele weerstand, geen enkele reden gegeven waarom het sturen van een foto van [minderjarige] aan de man bezwaarlijk zou zijn. Het hof ziet daarom geen reden om af te wijken van de vastgestelde informatieregeling die tevens het sturen van een foto van [minderjarige] aan de man omvat. Het hof is van oordeel dat het de taak van de verzorgende ouder is om deze minimale informatie, inclusief foto, aan de andere ouder te verstrekken.
Brief aan [minderjarige]
5.11
[minderjarige] heeft het hof verzocht om de beslissing van het hof aan haar door middel van een brief kenbaar te maken. Het hof zal [minderjarige] dan ook een brief sturen, waarvan de tekst als volgt luidt:

Beste [minderjarige] ,
Jij bent op 25 september 2025 bij het hof geweest voor een gesprek. Jij hebt verteld hoe het met jou gaat en wat jij van het verzenden van de foto aan je vader vindt. Jij vindt het niet fijn, omdat je geen contact met je vader wil. Het hof zal toch bepalen dat je moeder een foto van jou naar je vader moet versturen en zal hierbij uitleggen waarom het hof deze beslissing neemt. Een vader heeft niet alleen plichten maar ook rechten, bijvoorbeeld het recht op informatie. Het hof is niet van een reden gebleken waarom het bezwaarlijk is om hem een foto van jou te sturen. Het hof vindt het daarnaast in jouw belang dat je moeder je vader van informatie voorziet met een foto, zodat er voor jou een opening is om in de toekomst, indien je hier aan toe bent, het contact met je vader op te pakken.
Dank voor je komst en wij wensen jou het allerbeste.
Proceskosten
5.12
Het hof zal gezien de familierechtelijke aard van de procedure de proceskosten in hoger beroep compenseren.
5.13
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, I. Reijngoud en E.C. Punselie, bijgestaan door mr. F. Spieker als griffier, en is op 12 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.