Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van de zijde van de vrouw (met bijlagen) van 9 januari 2024, ingekomen op 10 januari 2024;
- een brief van de zijde van de vrouw met wijziging van haar verzoeken in het principale hoger beroep (met bijlagen) van 19 november 2024, ingekomen op 20 november 2024;
- een brief van de zijde van de man (met bijlagen) van 19 november 2024, ingekomen op 20 november 2024;
- een brief van de zijde van de vrouw (met bijlagen) van 20 november 2024, ingekomen op diezelfde datum.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het verzoek van de man toewijzen en voor recht te verklaren dat Nederlands recht van toepassing is op de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime, onder afwijzing van het verzoek van de vrouw om een verklaring voor recht te geven dat Engels recht van toepassing is.” Voorts heeft de rechtbank op bladzijde 18 overwogen: “
De rechtbank overweegt voorts dat voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap als peildatum 12 februari 2021 geldt, zijnde de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding. Voor de waardering geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling.” Uit het dictum van de beschikking van 15 november 2022 volgt dat de rechtbank het verzoek tot afwikkeling van het huwelijksvermogen tot 1 april 2023 heeft aangehouden. De man en de vrouw wisten dus op 15 november 2022 al dat de rechtbank met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht uitging van het Nederlandse recht.
Een goede procesorde brengt naar het oordeel van het hof met zich mede dat de processtukken voor de wederpartij en de rechter helder geformuleerd moeten zijn. De man stelt in randnummer 17 van zijn verweerschrift tevens incidenteel appel: “
De man constateert dat de vrouw geen grief heeft opgeworpen tegen de beslissing van de rechtbank de verzoeken met betrekking tot afwikkeling van het huwelijksvermogen af te wijzen.” In de tweede grief stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van de vrouw tot aanhouding van de procedure en om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de afwikkeling van het huwelijksvermogen heeft afgewezen. In haar toelichting stelt de vrouw slechts dat het huwelijksvermogen van partijen tot op heden niet is afgewikkeld. In de door de vrouw geformuleerde grieven stelt zij niet aan de orde hoe naar Nederlands recht de verdeling van de huwelijksgemeenschap moet geschieden.