ECLI:NL:GHDHA:2025:363

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
22-003378-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langdurig seksueel misbruik van kwetsbare minderjarige door verdachte, met bewezenverklaring van meerdere ontuchtige handelingen en oplegging van gevangenisstraf en schadevergoeding aan slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van langdurig seksueel misbruik van een kwetsbare minderjarige. De verdachte had de feiten aanvankelijk bij de politie bekend, maar later ontkend, stellende dat hij zich onder druk gezet voelde. Het hof heeft echter de bekennende verklaring van de verdachte als uitgangspunt genomen, omdat er geen bewijs was van ontoelaatbare druk. De verdachte is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en er zijn maatregelen opgelegd op basis van de artikelen 38v en 38z van het Wetboek van Strafrecht. Tevens is er een schadevergoeding van ruim 24.000 euro toegewezen aan het slachtoffer.

De zaak kwam voort uit een eerdere veroordeling door de rechtbank Den Haag op 23 oktober 2023, waar de verdachte was veroordeeld voor meerdere ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog minderjarig was. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat deze onvoldoende bewijsbaar waren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, die begon toen zij twaalf jaar oud was, en dat er sprake was van dwang door psychisch overwicht en manipulatie.

De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft de ernst van zijn handelen niet ingezien. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat gediagnosticeerd is met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van het misbruik. De opgelegde maatregelen zijn bedoeld om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen en om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de schadevergoeding heeft vastgesteld op 24.321,71 euro, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003378-23
Parketnummer: 09-032399-23
Datum uitspraak: 18 februari 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 oktober 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
adres: [woonadres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan hem een maatregel ex artikel 38v, eerste lid en tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2003, voor de duur van drie jaren, alsmede een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr. Tot slot is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2011 tot en met 14 juli 2015 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Hoek van Holland en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, met (de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige) [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- een of meer vinger(s)/duim in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn tong en/of mond in/op de vagina en/of clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) bewogen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2015 tot en met 14 juli 2019 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Hoek van Holland en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, met (de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige) [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het duwen en/of brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van een of meer vinger(s)/duim in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of (vervolgens) bewegen van zijn tong en/of mond in/op de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer];
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 15 juli 2011 tot en met 14 juli 2019 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Hoek van Holland en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, met (de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige) [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het (tong) zoenen met die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten en/of tepels en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het likken en of zuigen aan de borsten en/of tepels van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] op zijn (naakte) onderlichaam te laten zitten en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met haar (naakte) onderlichaam over zijn (naakte) geslachtsdeel te laten bewegen;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2019 tot en met 1 oktober 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- doordat verdachte toen die [slachtoffer] onder de 16 jaar was stelselmatig/langdurend ontucht met haar heeft gepleegd en/of
- dat verdachte daarbij steeds manipulatief en/of dwingend en/of dreigend is geweest richting die [slachtoffer] en/of
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als vertrouwenspersoon van die [slachtoffer] en er een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer] bestond en/of
- verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van die [slachtoffer] en/of
- dat die [slachtoffer] zich fysiek en verbaal heeft verzet door verdachte van zich af (proberen) te duwen en/of tegen verdachte te zeggen dat ze niet wilde en/of dat hij niet aan haar mocht zitten en dat verdachte dit verzet heeft genegeerd en/of
- verdachte (aldus) voor die [slachtoffer] een intimiderende/onderdrukkende situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan de ontuchtige handelingen kon onttrekken [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het duwen/brengen en/of houden en/of bewegen van een of meer vinger(s)/duim in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of (vervolgens) bewegen van zijn tong en/of mond in/op de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het (deels) brengen van zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer], dan wel het proberen daarvan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van het hof valt niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] toen zij de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. [slachtoffer] heeft in haar aangifte, op de vraag wanneer de eerste keer is dat zij zich kan herinneren dat er ‘iets’ met de verdachte gebeurde, immers geantwoord: ‘ik denk dat ik elf of twaalf jaar oud was’. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 juli 2015 tot en met 14 juli 2019
te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Hoek van Holland en/of 's-Gravenhage, althansin Nederland, met
(de aan zijn
zorg en/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige
)[slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het duwen en
/ofbrengen en
/ofhouden en
/ofheen en weer bewegen van
een of meervinger
(s
)/duimin de vagina en
/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen en
/of (vervolgens
)bewegen van zijn tong en
/ofmond in/op de vagina en
/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen
en/of (vervolgens) heen en weer bewegenvan zijn penis in de mond van die [slachtoffer];
3.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode
van15 juli
20112015tot en met 14 juli 2019
te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Hoek van Holland en/of 's-Gravenhage, althansin Nederland, met
(de aan zijn
zorg en/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige
)[slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit
- het (tong)zoenen met die [slachtoffer] en
/of
- het betasten van de borsten en
/oftepels en
/oflichaam van die [slachtoffer] en
/of
- het likken en
ofzuigen aan de borsten en
/oftepels van die [slachtoffer] en
/of
- die [slachtoffer] op zijn (naakte) onderlichaam te laten zitten en
/of (vervolgens
)die [slachtoffer] met haar (naakte) onderlichaam over zijn (naakte) geslachtsdeel te laten bewegen;
4.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 juli 2019 tot en met 1 oktober 2021 te 's-Gravenhage,
althans in Nederland,door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- doordat verdachte toen die [slachtoffer] onder de 16 jaar was stelselmatig
/ langdurendontucht met haar heeft gepleegd en
/of
- dat verdachte daarbij
steedsmanipulatief en/of dwingend en/of dreigend is geweest richting die [slachtoffer] en
/of
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als vertrouwenspersoon van die [slachtoffer] en er een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer] bestond en
/of
- verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van die [slachtoffer] en
/of
- dat die [slachtoffer] zich fysiek en verbaal heeft verzet door verdachte van zich af
(proberen)te duwen en
/oftegen verdachte te zeggen dat ze niet wilde en
/ofdat hij niet aan haar mocht zitten en dat verdachte dit verzet heeft genegeerd en
/of
- verdachte
(aldus
)voor die [slachtoffer] een intimiderende
/onderdrukkendesituatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan de ontuchtige handelingen kon onttrekken
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het duwen/brengen en
/ofhouden en
/ofbewegen van
een of meervinger
(s
)/duimin de vagina en
/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen en
/of (vervolgens
)bewegen van zijn tong en
/ofmond in/op de vagina en
/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
/of
- het (deels) brengen van zijn penis
in de vagina en/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer]
, dan wel het proberen daarvan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Volgens de verdediging is er ook onvoldoende bewijs voorhanden, zodat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten.
Het hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Met de rechtbank ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die de aangeefster [slachtoffer] heeft afgelegd, zowel tijdens het informatieve gesprek als in haar aangifte. Daartoe overweegt het hof als volgt.
[slachtoffer] heeft consistent en gedetailleerd verklaard over het contact met de verdachte vanaf jonge leeftijd en over concrete seksuele incidenten vanaf twaalfjarige leeftijd. Haar verklaring tijdens het informatieve gesprek komt op essentiële onderdelen overeen met haar aangifte. Zij heeft consistent en specifiek verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Ook heeft zij consistent verklaard over wat er níet is gebeurd. Zo heeft zij verklaard over de situatie waarin de verdachte heeft getracht om met zijn penis haar vagina binnen te dringen, maar dat dit niet lukte omdat hij geen erectie kreeg. Zij heeft de zaken dus niet ernstiger doen voorkomen.
De consistentie in de verklaringen van [slachtoffer] is eveneens zichtbaar in de verklaringen van haar collega en grootmoeder. [slachtoffer] heeft ook aan hen in grote lijnen verteld over wat er tussen haar en de verdachte is gebeurd. Hetgeen zij daarover aan de politie hebben verklaard, komt overeen met hetgeen [slachtoffer] zelf bij de politie heeft verklaard.
Dat [slachtoffer] niet steeds exact heeft weten te vertellen op welke leeftijd de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, acht het hof, gelet op haar destijds jonge leeftijd en de lange periode waarover zij heeft verklaard, goed voorstelbaar en maakt haar verklaringen niet onbetrouwbaar.
De verdediging heeft erop gewezen dat [slachtoffer] een belast verleden heeft, wat een doorwerking kan hebben gehad in hoe zij situaties met de verdachte heeft beleefd. Hoewel niet ter discussie staat dat [slachtoffer] uit een belaste gezinssituatie kwam ten tijde van haar contact met de verdachte, acht het hof niet aannemelijk dat dit haar verklaringen heeft beïnvloed in die zin dat zij ‘onschuldige’ aanrakingen zou hebben geïnterpreteerd als seksueel misbruik. [slachtoffer] heeft immers consistent en in detail verklaard over verregaande seksuele handelingen. Dat [slachtoffer] in haar verklaringen zou zijn beïnvloed door derden, zoals door de verdediging is gesteld, acht het hof evenmin aannemelijk geworden.
Verder acht het hof het voor zijn oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn van belang dat in het dossier voldoende steunbewijs voorhanden is, zoals de verklaring van de verdachte zelf. Daarop wordt hieronder nader ingegaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van [slachtoffer] en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft op meerdere momenten verklaringen afgelegd. In zijn eerste politieverhoor, op 31 januari 2023, heeft hij een ontkennende verklaring afgelegd. In zijn tweede politieverhoor, op 1 februari 2023, heeft hij een grotendeels bekennende verklaring afgelegd. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft hij zijn bekennende verklaring deels bevestigd en deels ontkend. Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte de hem tenlastegelegde feiten ontkend. Niettemin acht het hof de verklaring van de verdachte die hij op 1 februari 2023 bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs; dat geldt ook voor de belastende elementen uit zijn verklaring tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Tijdens het politieverhoor op 1 februari 2023 heeft de verdachte op open vragen gedetailleerde antwoorden gegeven die overeenkomen met de verklaringen van [slachtoffer]. Zo heeft hij onder meer verklaard over het op de achterbank omkleden in de auto in Hoek van Holland, waarbij hij de ramen met handdoeken had ‘afgedingest’ zodat niemand naar binnen kon kijken, waarna hij [slachtoffer] in de auto heeft gevingerd. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij heeft geprobeerd om met een condoom om zijn penis vaginale seks te hebben met [slachtoffer], wat mislukte door zijn erectieproblemen. [slachtoffer] heeft over beide gebeurtenissen ook verklaard, inclusief details zoals het plaatsen van handdoeken tegen de ramen in de auto en de erectieproblemen van de verdachte toen hij zijn penis met condoom om in haar vagina probeerde te brengen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zich door de politie onder druk gezet voelde en dat hij vanwege zijn gezondheidstoestand heeft bekend ‘om er maar van af te zijn’. Met de rechtbank overweegt het hof evenwel dat niet is gebleken dat er tijdens het politieverhoor noemenswaardige druk is uitgeoefend op de verdachte. Zoals reeds is overwogen, heeft de verdachte op open vragen gedetailleerde antwoorden gegeven. Daarbij heeft hij een aantal keer – uit eigen beweging - gezegd dat hij ‘schoon schip’ wil maken en dat hij ‘eerlijk’ wil zijn. Tijdens het verhoor werd hij bijgestaan door een advocaat. De verdachte heeft op geen enkel moment kenbaar gemaakt dat hij wegens gezondheidsredenen niet verder kon met het verhoor, terwijl hij tijdens het verhoor dat een dag eerder plaatsvond nog om een pauze vroeg omdat zijn oren anders ‘ontploften’. Tot slot leidt het hof uit de Pro Justitia rapporten af dat de verdachte niet lijdt aan enige vorm van een neurocognitieve stoornis, noch door veroudering, noch door een eerder doorgemaakt ongeluk. Het hof is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat druk vanuit de politie of vanuit de gezondheidstoestand van de verdachte tot zijn bekentenis heeft geleid.
De verklaringen van [slachtoffer] worden daarnaast ondersteund door de zich in het dossier bevindende Instagramberichten. Uit die berichten blijkt dat de verdachte en [slachtoffer] vanaf 2016 veelvuldig contact hadden. De verdachte stuurde [slachtoffer] onder meer liedjes met titels als ‘I was made for loving you’, ‘Story of you and me’, ‘God gave me you’, ‘The rest of our life’ en ‘Hold me in your arms tonight’. Ook stuurde de verdachte ‘hvj’ (hetgeen ‘hou van je’ betekent, zo verklaarde de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg), ‘xxx’ en meerdere hartjes-icoontjes. Dat de verdachte deze berichten heeft gestuurd om [slachtoffer] een hart onder de riem te steken omdat zij zelfmoord wilde plegen, zoals hij heeft verklaard, acht het hof gelet op de inhoud van de berichten onaannemelijk. Het hof leidt uit de berichten juist af dat de volwassen verdachte affectieve gevoelens had voor de minderjarige [slachtoffer]. De berichten bevestigen daarmee naar het oordeel van het hof de context van seksueel misbruik door de verdachte, zoals door [slachtoffer] in haar verklaringen is beschreven
.
Het hof concludeert dat de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het hof stelt op grond daarvan, in samenhang bezien, vast dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] in een periode die begon toen zij twaalf jaar oud was, derhalve vanaf 15 juli 2015. Het hof betrekt daarbij dat [slachtoffer] in het informatieve gesprek concreet heeft verklaard over seksuele handelingen die plaatsvonden op de wc in het huis van de verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard te weten dat zij toen twaalf jaar oud was.
Dwang
Voor bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde is vereist dat komt vast te staan dat sprake was van dwang. Daarbij hoeft geen sprake te zijn geweest van geweld of dreiging met geweld. Artikel 242 Sr (oud) spreekt immers ook van ‘andere feitelijkheden’ waarin dwang zich kan uiten. In deze zaak was er sprake van psychisch overwicht door het grote leeftijdsverschil en de feitelijke verhoudingen tussen [slachtoffer] en de verdachte, die zich had opgeworpen als haar vertrouwenspersoon, de kwetsbaarheid van [slachtoffer] gelet op haar belaste voorgeschiedenis - die bekend was bij de verdachte - en het jarenlange seksuele misbruik van [slachtoffer] door de verdachte, dat zij in de loop der jaren zelfs als ‘normaal’ was gaan beschouwen omdat zij naar eigen zeggen ‘niet beter wist’. Naar het oordeel van het hof leverden deze omstandigheden zodanige psychische druk op dat [slachtoffer] zich naar redelijke verwachting niet aan de seksuele handelingen van de verdachte kon onttrekken. Daarmee was sprake van dwang in de zin van artikel 242 Sr (oud).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

verkrachting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van straf en maatregelen
De straf
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan langdurig, stelselmatig seksueel misbruik van een minderjarig en kwetsbaar meisje. Het slachtoffer kwam uit een belaste gezinssituatie. De verdachte was op de hoogte van haar kwetsbaarheid en wierp zich op als vertrouwenspersoon. Hij heeft ernstig misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen. Jarenlang heeft hij het slachtoffer misbruikt, waarbij hij alleen aan de bevrediging van zijn eigen seksuele gevoelens heeft gedacht en zich niets heeft aangetrokken van de kwetsbare en volstrekt ongelijkwaardige positie waarin het slachtoffer zich ten opzichte van hem bevond. Met zijn handelen heeft de verdachte stelselmatig en op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
Het is algemeen bekend dat door seksueel misbruik van minderjarigen de normale seksuele en persoonlijke ontwikkeling van de slachtoffers ernstig kan worden geschaad en dat zij daarvan nog lang psychische klachten kunnen ondervinden. In het onderhavige geval is het slachtoffer gediagnostiseerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS), waarvoor zij behandeling heeft ondergaan en - naar verwachting van haar behandelaren - ook in de toekomst nog behandeling nodig zal hebben. Hoe ingrijpend de gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest en hoe ingrijpend deze tot op de dag van vandaag nog zijn, blijkt eveneens uit de slachtofferverklaring die namens haar ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is voorgelezen door haar advocaat.
De verdachte heeft voor zijn handelen geen verantwoordelijkheid genomen. Hoewel hij in zijn tweede verhoor bij de politie een grotendeels bekennende verklaring heeft afgelegd, is hij hiervan later teruggekomen. Hij heeft nadien slechts verklaard over eenmalig seksueel contact met het slachtoffer, dat volgens de verdachte “van beide kanten” zou zijn gekomen. Hierdoor heeft hij van zijn kant aan het slachtoffer de erkenning van het leed dat haar is toegebracht onthouden. Naar algemene ervaringsregels is juist die erkenning van belang voor de verwerking van dat leed. Het hof heeft hierdoor bovendien de indruk bekomen dat de verdachte de ernst van zijn handelen onvoldoende inziet, hetgeen zorgen baart.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 15 mei 2023, opgesteld door dr. G.B. Ruitinga, psychiater, en van het Pro Justitia rapport van 3 mei 2023, opgesteld door dr. drs. L.E.E. Ligthart, klinisch neuropsycholoog. Een psychische stoornis kan door deze gedragsdeskundigen niet worden vastgesteld. Uit de risicotaxatie volgt een laag recidiverisico en behandeling wordt om die reden niet geïndiceerd. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat er beperkingen waren bij de risicotaxatie doordat de verdachte wisselend heeft verklaard over de tenlastegelegde feiten en er beperkt zicht is gekregen op zijn persoonlijkheid. Door het voorgaande kunnen de deskundigen geen advies geven over strafrechtelijke kaders.
Het hof heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 22 juni 2023, waaruit blijkt dat het de verdachte ontbreekt aan probleembesef en dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven, wat de reclassering beschouwt als een risicofactor. De reclassering spreekt van een laag tot matig recidiverisico en adviseert bij veroordeling in ieder geval oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel ex artikel 38z Sr en een contactverbod met het slachtoffer.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof is – ondanks de vrijspraak van feit 1 – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren gerechtvaardigd is. Weliswaar is de door het hof bewezenverklaarde periode daardoor korter dan de periode die de rechtbank bewezen heeft verklaard, maar de kern van het verwijt – te weten het gedurende een lange periode plegen van seksuele handelingen met een kwetsbare minderjarige – is daardoor niet anders. Ook de feiten die het hof bewezen acht, rechtvaardigen de in eerste aanleg opgelegde straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel ex artikel 38z Sr
De aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheid dat de verdachte de ernst daarvan onvoldoende lijkt in te zien, baren het hof ernstig zorgen. Het hof is hierom van oordeel dat het vanuit veiligheidsoogpunt niet verantwoord is de verdachte na detentie zonder enig toezicht terug te laten keren in de maatschappij. Niet valt te overzien in hoeverre een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling voldoende waarborgen biedt om het recidiverisico te ondervangen. Het hof zal daarom de — door de reclassering geadviseerde — gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de detentie van de verdachte plaatsvinden.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr is voldaan, nu de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, terwijl de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Maatregel ex artikel 38v Sr
Het hof acht het daarnaast aangewezen om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten gericht tegen [slachtoffer], een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v Sr, op te leggen voor de duur van vijf jaren.
Deze maatregel houdt in dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], waarbij elke overtreding wordt gestraft met twee weken hechtenis, tot een maximum van zes maanden.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 124.321,71.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 124.321,71.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 24.321,71, bestaande uit € 572,71 materiële schade en € 23.749,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat deze een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om aansluiting te zoeken bij de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij tot een bedrag van € 572,71 materiële schade heeft geleden en dat deze schade het gevolg is van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof daarnaast vast dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Bij de vordering zijn verklaringen gevoegd van een psycholoog en een psychiater, werkzaam bij Youz, waaruit blijkt dat [slachtoffer] is gediagnostiseerd met PTSS en dat deze ‘het gevolg is van de gebeurtenissen waarvan zij aangifte heeft gedaan’, naar het hof begrijpt: de bewezenverklaarde feiten. Dat de benadeelde partij reeds een belast verleden had en als gevolg daarvan al getraumatiseerd was, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, doet daaraan niet af. Uit de stukken blijkt immers dat de behandelaars van de benadeelde partij de PTSS relateren aan het seksueel misbruik door de verdachte. Bovendien geldt dat als pre-existente klachten verergerd zijn door het handelen van de verdachte, hij hiervoor ook aansprakelijk is. Gelet op hetgeen namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, acht het hof het gevorderde bedrag van € 23.749,00 billijk. Het hof heeft hierbij in het bijzonder rekening gehouden met de aard en ernst van het onderbouwde psychische letsel, de omstandigheid dat de benadeelde partij hiervoor EMDR-therapie en intensieve traumabehandeling heeft gevolgd maar dat zij desondanks nog steeds last heeft van PTSS-klachten, en de stelselmatigheid en de lange duur van het seksueel misbruik. Ook heeft het hof acht geslagen op bedragen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden toegekend.
Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 24.321,71, bestaande uit € 572,71 materiële schade en € 23.749,00 immateriële schade.
Het hof zal de gevorderde wettelijke rente voor het materiële deel toewijzen met ingang van 1 juni 2023 en voor het immateriële deel met ingang van 1 oktober 2021. De immateriële schade is naar het oordeel van het hof geleden door het geheel van de bewezenverklaarde gedragingen, zodat het hof voor die schade de laatste dag van de bewezenverklaarde periode zal bepalen als aanvangsdatum voor de wettelijke rente.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 24.321,71 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 242, 245, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2003.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 24.321,71 (vierentwintigduizend driehonderdeenentwintig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 572,71 (vijfhonderdtweeënzeventig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 23.749,00 (drieëntwintigduizend zevenhonderdnegenenveertig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 24.321,71 (vierentwintigduizend driehonderdeenentwintig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 572,71 (vijfhonderdtweeënzeventig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 23.749,00 (drieëntwintigduizend zevenhonderdnegenenveertig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 156 (honderdzesenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 juni 2023 en van de immateriële schade op 1 oktober 2021.
Dit arrest is gewezen door mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. K.I. de Jong en mr. B.W. Mulder, leden, in bijzijn van de griffier mr. E. Wouters.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 februari 2025.