ECLI:NL:GHDHA:2025:419

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
22-002633-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake poging tot afpersing in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, een vader, werd beschuldigd van poging tot afpersing in vereniging, waarbij hij zijn zoon en diens vrienden hielp. De feiten vonden plaats op 4 december 2020 te Noordwijk, waar de verdachte samen met anderen twee jongens onder druk zette om geld af te geven. De verdachte had een nepvuurwapen bij zich en gebruikte geweld om zijn doel te bereiken. In eerste aanleg was de verdachte voor een deel van de tenlastelegging vrijgesproken, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft de veroordeling voor de poging tot afpersing herzien. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, naast een taakstraf van 240 uren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het tijdsverloop sinds het feit en zijn blanco strafblad. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, terwijl het hof ook de psychische gevolgen van de vervolging voor de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002633-22
Parketnummer: 09-005504-21
Datum uitspraak: 21 februari 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 september 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid in het hoger beroep
De verdachte is door politierechter in de rechtbank Den Haag vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 december 2020 te Noordwijk op een parkeerterrein, gelegen op of aan de [straat], althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], toebehoorde(n)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft overrompeld door onverhoeds uit de bosjes en/of van achter een muurtje vandaan te springen en/of
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft doen ontstaan en/of
- achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft aangerend/gelopen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ten val heeft gebracht en/of naar de grond heeft gewerkt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- een nekklem bij de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft aangelegd en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen en/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht/getoond en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: "ik schiet je kapot als je geen geld geeft", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking, in elk geval die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] kenbaar heeft gemaakt dat zij geld moesten geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks4 december 2020 te Noordwijk op een parkeerterrein, gelegen
op ofaan de [straat],
althans op of aan een openbare weg,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], toebehoorde(n)
- die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft overrompeld door onverhoeds uit de bosjes en
/ofvan achter een muurtje vandaan te springen en
/of
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft doen ontstaan en
/of
- achter die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft aangerend
/gelopenen
/of
- die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ten val heeft gebracht en
/ofnaar de grond heeft gewerkt en
/of
- die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft vastgepakt en
/ofgeduwd en
/ofaan die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft getrokken en
/of
- een nekklem bij de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft aangelegd en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft
geschopt/getrapt en/of
gestompt/geslagen en
/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft gericht/getoond en
/of
- op dreigende
/dwingendetoon tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft gezegd: "ik schiet je kapot als je geen geld geeft",
althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking, in elk geval die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] kenbaar heeft gemaakt dat zij geld moesten geven,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitaantekeningen vrijspraak van de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft hij gesteld dat het geld eerder onrechtmatig door aangevers was afgepakt en in essentie nog steeds aan de verdachte en zijn medeverdachten toebehoorde.
Het ten laste gelegde gedeelte “met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen” kan daarmee volgens de raadsman niet worden bewezen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Dat de verdachte of medeverdachte recht meende te hebben op het tenlastegelegde ‘voordeel’, omdat eerder geld zou zijn afgepakt door de aangevers, doet niet af aan de aanwezigheid van het bewuste oogmerk bij de verdachte. De onoorbare eigenrichting, met het daarmee gepaard gaande geweld, van de verdachte en zijn medeverdachten maakt de (poging tot) bevoordeling in dit geval wederrechtelijk.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om twee jongens af te persen voor geld. De verdachte is meegegaan met zijn zoon en vrienden van zijn zoon en heeft het plan dat zij al hadden bedacht, gewijzigd voor wat betreft de locatie. Hij heeft daarbij een nepvuurwapen meegenomen dat niet van echt was te onderscheiden.
De verdachte heeft dit nepwapen vervolgens ook aan de slachtoffers getoond en heeft niet alleen deelgenomen aan het toegepaste geweld, maar bovendien het bovenlichaam van de beide slachtoffers ontkleed.
Dat bekenden van zijn zoon eerder mogelijk waren opgelicht door de aangevers rechtvaardigt het handelen van de verdachte in het geheel niet. De verdachte heeft bovendien een leidende rol op zich genomen en had, zeker als volwassene, op meerdere momenten kunnen en moeten beslissen om te stoppen.
Uit verklaringen van de slachtoffers blijkt dat zij heel erg zijn geschrokken van het feit en dat zij hebben gevreesd voor hun leven.
Het hof is er gelet op het onderzoek ter terechtzitting, waaronder de proceshouding van de verdediging, niet van overtuigd dat het door de verdachte verbaal getoonde inzicht in zijn eigen gedragingen daadwerkelijk doorvoeld en doorleefd is. Van oprechte verantwoordelijkheid voor het kwalijke van zijn handelen en van de impact van het feit op de slachtoffers is het hof daarom niet (voldoende) gebleken.
Tegen deze achtergrond wenst het hof te benadrukken dat voor enig gelegitimeerd toelaatbaar eigenmachtig optreden door de verdachte geen enkel aanknopingspunt in het dossier aanwezig is; wél is sprake van strafbare eigenrichting.
In beginsel rechtvaardigt de bewezenverklaring dan ook de oplegging van de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf. Toch zal het hof hiervan afwijken om de navolgende redenen.
Het hof ziet namelijk in dat ook de verdachte is getroffen door de gevolgen van de vervolging en berechting in welk licht hij psychische hulp heeft gezocht. Verder heeft de verdachte een blanco strafblad en een stabiel leven. Voorts betrekt het hof nadrukkelijk de omstandigheid dat de bewezenverklaring een feit van meer dan vier jaar oud betreft en zal het hof rekening houden met de afdoening van de strafzaken tegen de medeverdachten.
Het hof is – dit alles afwegende en in aanmerking genomen het tijdsverloop en de redelijke termijn van berechting na het vonnis waarvan beroep - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof volgt derhalve de door de advocaat-generaal gevorderde combinatie van straffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. O.M. Harms,
mr. W.S. Korteling en mr. A.H.T. de Haas, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 februari 2025.
Mr. A.H.T. de Haas is buiten staat dit arrest te ondertekenen.