ECLI:NL:GHDHA:2025:420

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
K23/220523
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag in het kader van mediation in strafzaken en herstelrechtvoorzieningen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 januari 2025 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager die zich richtte tegen de beslissing van de politie Eenheid Rotterdam om een beklaagde niet te vervolgen voor mishandeling. Klager had op 17 september 2023 aangifte gedaan van mishandeling door zijn buurvrouw, beklaagde, die op haar beurt eerder ook aangifte had gedaan tegen klager. Het hof heeft de stukken bestudeerd en vastgesteld dat er een gewelddadig conflict heeft plaatsgevonden, maar dat er onvoldoende bewijs is voor een succesvolle strafvervolging. De advocaat-generaal had geadviseerd om het beklag af te wijzen, en het hof concludeerde dat de beslissing van de officier van justitie om niet te vervolgen op goede gronden was genomen. Het hof heeft ook de mogelijkheid van mediation besproken, maar kwam tot de conclusie dat verwijzing naar het mediationbureau niet aangewezen was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof heeft het beklag afgewezen en benadrukt dat herstelbemiddeling een waardevolle optie kan zijn, ook buiten de strafrechtelijke procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
raadkamer beklagzaken
BESCHIKKING
gegeven op het beklag, op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[naam klager],
klager
,
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn raadsvrouw mr. A.M.S. Jumelet, advocaat te Rotterdam.

1.Het beklag

Het klaagschrift (met bijlage) is op 22 december 2023 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de in overleg met de officier van justitie te Rotterdam genomen beslissing van de politie Eenheid Rotterdam om
[naam beklaagde], beklaagde, niet te vervolgen ter zake van mishandeling.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 3 juni 2024 heeft de advocaat-generaal het hof geadviseerd het beklag af te wijzen.

3.De stukken betreffende het beklag

Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennisgenomen van de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal en van het ambtsbericht namens de hoofdofficier van justitie te Rotterdam van 7 februari 2024.

4.De feiten en standpunten

Klager heeft op 17 september 2023 bij de politie tegen beklaagde, zijn buurvrouw, aangifte gedaan ter zake van mishandeling, gepleegd op 4 september 2023.
Als gevolg van deze mishandeling stelt klager pijn en letsel te hebben opgelopen. Foto’s van letsel van klager zijn bij het proces-verbaal gevoegd. Klager heeft geen arts bezocht.
Beklaagde heeft naar aanleiding van dit incident eerder, te weten op 8 september 2023, tegen klager aangifte gedaan ter zake van mishandeling. Op 1 oktober 2023 heeft beklaagde een aanvullende verklaring afgelegd.
Voor een weergave van hetgeen klager en beklaagde ten aanzien van de feitelijke situatie hebben aangegeven, verwijst het hof naar de stukken nu deze feiten bij partijen genoegzaam bekend zijn.
Uit het dossier komt naar voren dat de politie in overleg met de officier van justitie zonder nader onderzoek de zaak heeft geseponeerd.
Klager voert in het klaagschrift, samengevat, aan dat het voor hem onbegrijpelijk is dat beklaagde niet wordt vervolgd. Hij heeft serieus letsel opgelopen en wil dat beklaagde alsnog vervolgd wordt ter zake van mishandeling.
Blijkens de stukken is een poging om het conflict in een voorstadium van deze procedure via bemiddeling door het mediationbureau van het hof op te lossen niet gelukt, omdat partijen niet op een uitnodiging daartoe hebben gereageerd.

5.De behandeling in raadkamer

De meervoudige beklagkamer heeft het klaagschrift op
4 december 2024 in raadkamer behandeld.
Klager en zijn raadsvrouw zijn verschenen en hebben het beklag toegelicht. De raadsvrouw heeft gepleit overeenkomstig de door haar overgelegde en de in het dossier gevoegde pleitaantekeningen.
Beklaagde is niet opgeroepen.
Ter zitting in raadkamer heeft klager onder meer naar voren gebracht dat er nog steeds spanningen zijn tussen beklaagde en zijn gezin hetgeen hun woongenot aantast. Desgevraagd heeft klager aangegeven open te staan voor mediation.
De advocaat-generaal mr. T. den Haan heeft in raadkamer
- overeenkomstig het eerdere schriftelijke verslag – het hof primair geadviseerd te proberen de zaak, door verwijzing naar het mediationbureau, via mediation tot een oplossing te brengen en subsidiair het beklag af te wijzen.

6.De beoordeling van het beklag

Ter beoordeling staat thans de vraag of de beslissing van de officier van justitie om beklaagde niet te vervolgen op goede gronden is genomen.
Na bestudering van de stukken en gehoord hetgeen ter zitting in raadkamer door en namens klager naar voren is gebracht, stelt het hof vast dat er een gewelddadig conflict heeft plaatsgevonden tussen klager en beklaagde, waarbij klager letsel opgelopen heeft en dat zowel voor hem als zijn vrouw emotionele impact heeft gehad en nog steeds heeft.
Hoewel het hof op basis van de stukken geen redenen heeft om aan de geloofwaardigheid van de verklaring van klager te twijfelen, moet ook voor een succesvolle strafrechtelijke vervolging allereerst vast komen te staan dat een dergelijke (belastende) verklaring wordt ondersteund door getuigenverklaringen of andere (technische) bewijsmiddelen. In deze zaak staat de verklaring van beklaagde, die nog vóór klager naar aanleiding van deze gebeurtenissen een aangifte tegen klager heeft gedaan, tegenover die van klager. Dit maakt dat niet met (voor de in het strafrecht vereiste) voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wat over en weer is gebeurd, waardoor het huidige dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om daarop een succesvolle strafvervolging van beklaagde ter zake van mishandeling te baseren.
Voor zover de raadsvrouw in raadkamer heeft aangegeven dat er diverse getuigen zijn die nog kunnen worden gehoord, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat nader onderzoek niet is aangewezen. Het hof neemt daarbij in aanmerking de context waarin het feit zich heeft afgespeeld – een hardnekkig burenconflict,
waarbij ook van de zijde van beklaagde een getuige is aangedragen – gevoegd bij het tijdsverloop dat de waarde van getuigenverklaringen doet afnemen, wat tezamen maakt dat de uitkomst van nader onderzoek voor wat betreft bruikbaar bewijs onzeker is. Bovendien heeft het hof bij dit oordeel betrokken het gegeven dat een strafvervolging naar verwachting niet bijdraagt aan een oplossing van de tussen partijen bestaande conflictsituatie, maar eerder escalerend zal kunnen werken. Dit alles maakt dat in dit stadium het algemeen belang naar het oordeel van het hof niet gediend is met het alsnog doen van nader onderzoek.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beklag dient te worden afgewezen.
Ten overvloede merkt het hof op dat ter zitting de mogelijkheid van mediation is besproken. Het hof stelt voorop dat het van oordeel is dat herstelbemiddeling onder de gegeven omstandigheden meer mogelijkheden biedt dan strafrechtelijke vervolging, voor wat betreft hetgeen klager, blijkens zijn klaagschrift en de toelichting daarop in raadkamer, wenst te bereiken. Om die reden heeft het hof beoordeeld of de zaak opnieuw verwezen kan worden naar het mediationbureau van het hof.
Het hof komt naar aanleiding van deze beoordeling tot de slotsom dat het onder de gegeven omstandigheden niet is aangewezen de zaak (alsnog) te verwijzen naar het mediationbureau. Gelet op de voorgaande overwegingen is het hof immers van oordeel dat een strafrechtelijke vervolging op basis van het huidige dossier niet haalbaar is. Bovendien acht het hof nader onderzoek in de gegeven situatie niet aangewezen en is onzeker of met een dergelijk nader onderzoek alsnog aan het haalbaarheids-vereiste zal worden voldaan. Als overwogen is het hof om die reden van oordeel dat het beklag moet worden afgewezen.
In dit verband ziet het hof, met het oog ook op toekomstige artikel 12 Sv-procedures, aanleiding als volgt te overwegen.
Mediation in strafzaken is een vorm van herstelbemiddeling binnen het ‘herstelrecht’ (restorative justice). Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) beschrijft dit in zijn rapport (mei 2024) mediation in strafzaken als volgt:
”Bij mediation in strafzaken (MiS) worden het slachtoffer en de verdachte van een strafbaar feit in de gelegenheid gesteld om gedurende een lopende strafrechtelijke procedure met elkaar in gesprek te gaan onder leiding van twee strafmediators. In dit gesprek kunnen de gevolgen van het strafbare feit worden besproken en afspraken worden gemaakt om de ontstane emotionele, relationele en/of materiële schade te herstellen. De officier van justitie of de rechter weegt deze afspraken mee bij het nemen van een beslissing over de zaak”.(WODC-rapport, ‘Plan- en procesevaluatie Mediation in strafzaken’, Cahier-2024-7, 13 mei 2024, blz. 14). Dit betekent dat in de afdoenings- en vervolgingsfase door het openbaar ministerie, de basis voor mediation in strafzaken wordt gevormd door een (potentieel haalbare) strafrechtelijke vervolging. Omdat het hof concludeert tot afwijzing van het beklag, ontbreekt in de huidige procedure deze basis. Daarom ziet het hof in een beklagprocedure ex artikel 12 Sv als uitgangspunt geen basis om in toekomstige gevallen een zaak vanaf de zitting in raadkamer naar het mediationbureau van het hof te verwijzen voor het verkennen en zo mogelijk uitvoeren van een mediationtraject, wanneer sprake is van een zaak waarin naar zijn oordeel op basis van haalbaarheid en/of opportuniteit zou worden beslist tot afwijzing van het beklag. Dit laat onverlet dat deze voorziening ook in de afdoenings- en vervolgingsfase van het strafproces, van betekenis kan zijn. Met inachtneming van het voorgaande, benadrukt het hof dan ook dat mediation in strafzaken ook binnen de beklagprocedure de voorliggende herstelrecht-voorziening is in zaken die hiervoor geschikt blijken te zijn.
Nederland beschikt, ook in internationaal vergelijkend perspectief, over een rijk palet aan herstelgerichte voorzieningen. Er zijn – naast mediation in de afdoenings- en vervolgingsfase van een strafproces en in de berechtingsfase daarvan – ook herstelrechtvoorzieningen beschikbaar buiten de inzet van een mediationbureau van de rechtbank of het hof om. Dit betekent voor de onderhavige zaak dat ook nog herstelrechtelijke initiatieven kunnen worden ondernomen ná beëindiging van de artikel 12 Sv-procedure. Het hof geeft klager tegen deze achtergrond, gelet op de door hem en zijn raadsvrouw naar voren gebrachte wens een herstelpoging te ondernemen richting beklaagde, in overweging zich aan te melden voor een slachtoffer-dadergesprek bij Perspectief Herstel- bemiddeling (info@perspectiefherstelbemiddeling.nl).

7.De beslissing

Het hof:
Wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 20 januari 2025 door mr. O.M. Harms, voorzitter, mr. A.M. Hol en mr. A.H.T. de Haas, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Kuiper-van den Haak, griffier, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.