ECLI:NL:GHDHA:2025:492

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
22-000243-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne in Nederland met een container vanuit Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het opzettelijk invoeren van ongeveer 1346,9 kilogram cocaïne in Nederland. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair tenlastegelegde invoer van cocaïne in de overtredingsvariant. De verdachte had de container met cocaïne op 27 september 2022 van de APM-terminal naar een loods in Rotterdam vervoerd, maar had geen ladingspapieren en ontving het afleveradres pas tien minuten voor aankomst. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzettelijk cocaïne had ingevoerd, maar dat hij wel een strafrechtelijk verwijt te maken viel. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke hechtenis van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en de in beslag genomen iPhone 7 werd verbeurd verklaard. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000243-23
Parketnummer: 10-247358-22
Datum uitspraak: 25 maart 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 januari 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1346,9 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1346,9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 jaar met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 september 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijkbinnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
waaronderzoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1346,9 kilogram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Op 27 september 2022 rond 10:00 uur arriveerde een vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken] met container [containernummer] bij de loods aan de [straat] in Rotterdam. De loods had geen bedrijfsnaam.
Bij inspectie bleek dat de oorspronkelijke rederijzegel niet meer op de container aanwezig was. In plaats daarvan was er een andere
barriersealop de container geplaatst. In de container werden meerdere grote zwarte tassen aangetroffen, gevuld met blokken cocaïne, met een totaalgewicht van ruim 1300 kilo. Uit onderzoek bleek dat die container diezelfde dag om 09.31 uur was geladen op het chassis van de vrachtwagen met kenteken [kenteken] en om 09.40 uur de terminal van APM had verlaten. De cargocard die daarvoor gebruikt werd stond op naam van de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat hij pas tien minuten voor aankomst bij de loods de locatie heeft doorgekregen waar hij de container moest afleveren en dat hij geen (ladings)papieren bij zich had. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de vrachtwagen heeft opgehaald bij een vrachtwagenparking, waarbij de sleutel op een verborgen locatie in de vrachtwagen aanwezig was. De verdachte kon desgevraagd niet verklaren wie zijn opdrachtgever was en hoe hij in contact was gekomen met zijn opdrachtgever.
Het primair tenlastegelegde
Aan de verdachte is hier impliciet primair tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren in Nederland van cocaïne. Impliciet subsidiair is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het invoeren in Nederland van cocaïne in de overtredingsvariant.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het gelet op de omstandigheden van het vervoer niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er cocaïne in de container zat. De advocaat-generaal heeft daarbij – onder andere – gewezen op de volgende omstandigheden:
  • Dat de verdachte pas 10 minuten voordat hij de lading afleverde de locatie doorkreeg waar hij moest afleveren;
  • Dat er gebruik gemaakt is van de zogenaamde switch methode waarbij een risicovolle container is verwisseld met een andere container die waarschijnlijk niet gecontroleerd zou worden;
  • Dat er een niet kloppende
  • Dat de verdachte niet over ladingspapieren beschikte;
  • Dat het een kostbare partij cocaïne betreft, die niet zomaar aan iemand wordt meegegeven;
  • De gesprekken tussen de verdachte en een zekere ‘[naam 1]’ en een ‘[naam 2]’;
  • Het ontbreken van een duidelijke verklaring van de verdachte.
Dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd acht het hof niet bewezen. De omstandigheden waar de advocaat-generaal op heeft gewezen en die uit het dossier en de onderzoeken ter terechtzitting blijken roepen vele vragen op, maar leveren naar het oordeel van het hof nog niet het bewijs van (voorwaardelijk) opzet op het transporteren van cocaïne. Van het tenlastegelegde opzet wordt de verdachte dan ook vrijgesproken.
Wel acht het hof op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het impliciet subsidiair tenlastegelegde: invoer van cocaïne in de overtredingsvariant. Bewezen kan worden dat de verdachte een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, Opiumwet, nu de verdachte het verdere vervoer van de cocaïne van de APM-terminal naar de loods heeft uitgevoerd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 1 van de Opiumwet.
Strafbaarheid van de verdachte
Dat de verdachte geen enkel strafrechtelijk relevant verwijt te maken valt, is naar het oordeel van het hof in het licht van hetgeen uit dossier naar voren komt, niet aannemelijk geworden. In dit verband overweegt het hof dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet meer heeft verklaard dan dat hij van een vrachtwagenparking een vrachtwagen heeft opgehaald, waarvan de sleutel bij de auto aanwezig was op een verborgen locatie. Dat hij niet kon verklaren van wie hij de containergegevens ontving via appberichten op zijn telefoon en dat hij vlak voor de aflevering het adres heeft ontvangen waar hij de container moest afleveren. Verder kon de verdachte niet verklaren hoe hij met zijn opdrachtgever in contact was gekomen, wie dat was en of er sprake was van een dienstverband of dat anderszins afspraken waren gemaakt tussen hem en de opdrachtgever. Daarnaast is niet gebleken dat de verdachte enige zorg, in ieder geval niet de van hem te vergen zorg, heeft betracht om te voorkomen dat hij – gegeven de genoemde feiten en omstandigheden – met de door hem verrichte gedragingen bij een strafbaar feit, te weten de verlengde invoer van verdovende middelen, betrokken zou raken. Afwezigheid van alle schuld is daarom niet aan de orde.
Er is voor het overige geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de invoer van een forse partij cocaïne in Nederland. Opzet op die invoer heeft het hof niet bewezen verklaard, maar enig verwijt, in de vorm van een overtreding, valt de verdachte in dit verband wel te maken. Door de beschikbaarheid van harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd, feiten als deze zijn daarom maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Ten slotte leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een (andersoortig) strafbaar feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur - waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de onder de verdachte in beslag genomen iPhone 7 verbeurd wordt verklaard.
Dit voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal dit voorwerp verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 4 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de hechtenis, groot
73 (drieënzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde hechtenis in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een iPhone 7.
Dit arrest is gewezen door mr. H. Steenhuis, als voorzitter, en mr. F.W. Pieters en mr. E.A. Poppe-Gielesen, leden, in bijzijn van de griffier
mr. E.G. Ouwens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 maart 2025.
mr. E.A. Poppe-Gielesen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.