8.2De feiten, omstandigheden en bevindingen omtrent hetgeen aan de confrontatie en het steken vooraf is gegaan en over het vervolg
Het hof gaat op basis van het procesdossier, de daarin opgenomen (compilatie van) camerabeelden en het verhandelde ter terechtzitting – grotendeels gelijk de rechtbank - uit van het volgende.
De aanleiding van de confrontatie op De Pier
De confrontatie tussen de twee rivaliserende groepen hing samen met een langer lopend conflict in de zogenoemde ‘drillrapscene’. Drillrap is een lifestyle / muziekstroming, overgewaaid vanuit Amerika en Groot-Brittannië, die wordt gekenmerkt door het verheerlijken van geweld en het tonen van vuurwapens en messen in veelal duistere en grimmige videoclips. In deze scene komt het veel voor dat rivaliserende drillrapgroepen en hun aanhangers elkaar op
social mediazwart maken of afkraken (‘dissen’ of ‘bashen’). In deze scene bestaat een puntensysteem waarbij je punten kunt verdienen als je bijvoorbeeld iemand neersteekt of een rivaliserende groep laat wegrennen.
Van de bij de confrontatie op 10 augustus 2020 betrokken personen was één groep afkomstig uit de omgeving van Rotterdam (hierna gezamenlijk: de Rotterdammers). Onder hen waren [persoon 1], bijnaam [bijnaam persoon 1] (hierna: [persoon 1] of [bijnaam persoon 1]), [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) en het slachtoffer [slachtoffer] (bijnaam [bijnaam slachtoffer]). [persoon 1] behoorde tot drillrapgroep ‘[drillrapgroep 1]’. De andere groep was afkomstig uit (de omgeving van) Amsterdam (hierna gezamenlijk: de Amsterdammers). Onder hen waren de medeverdachte (hierna ook: [medeverdachte]), bijnamen [bijnaam 1 medeverdachte], [bijnaam 2 medeverdachte] of [bijnaam 3 medeverdachte], de verdachte (hierna ook: [verdachte]), bijnaam [bijnaam verdachte], en [persoon 3] (hierna: [persoon 3]), bijnaam [bijnaam persoon 3]. [Persoon 3] behoorde tot drillrapgroep ‘[drillrapgroep 2]’ en [verdachte] behoorde tot drillrapgroep ‘[drillrapgroep 3]’.
In één van [verdachtes] raps, uitgebracht op 24 mei 2020, rapt hij over het trekken van een mes in ieder gevecht en dat zijn ‘shank’ (
het hof begrijpt: mes) veel prikt. [medeverdachte] behoorde naar eigen zeggen niet tot een drillrapgroep, maar ‘[drilrapgroep 2]’ was wel een vriendengroep van hem en [persoon 3] was zijn beste vriend. [medeverdachte] droeg weleens kleding van ‘[drillrapgroep 2]’ en hij heeft met [persoon 3] gerapt. [medeverdachte] had op zijn telefoon meerdere foto’s en video’s staan waarop hij – onder meer samen met [persoon 3] – is te zien met messen en vuurwapens.
Tussen drillrapgroepen ‘[drillrapgroep 2]’ en ‘[drillrapgroep 1]’is in de loop van 2019 en 2020 een conflict ontstaan. Dit conflict is zichtbaar geworden in de berichten die door beide groepen vóór 10 augustus 2020 op social media werden gedeeld en waarin personen van de andere groep werden bedreigd, beledigd en/of uitgedaagd.
In april 2020 heeft [persoon 3] aan zijn vriendin [vriendin persoon 3] (hierna: [vriendin persoon 3]) geschreven dat hij “de jongens van roffa (
het hof begrijpt: Rotterdam) wilde doodmaken”.
Op 4 juli 2020 heeft de vriendin van [persoon 1] (‘[bijnaam persoon 1]’) aangifte gedaan van bedreiging, omdat [persoon 3] via Snapchat bedreigingen zou sturen aan haar, aan haar vriend [persoon 1] en aan de vriendin van rapper ‘[rapper 1]’, die ook bij drillrapgroep ‘[drillrapgroep 1]’ hoort.
[vriendin persoon 3] heeft verder verklaard dat niet alleen [persoon 3], maar ook [medeverdachte] werd bedreigd door mensen van ‘[drillrapgroep 1]’ via Snapchat, waarop [persoon 3] en [medeverdachte] soms reageerden.
Op 13 juli 2020 heeft [rapper] een videoclip uitgebracht met beledigende en bedreigende teksten die onder meer gingen over [persoon 3] en [medeverdachte] (“[bijnaam persoon 3] komt niet verder dan 21” en “Die [bijnaam 4 medeverdachte] die maak ik [naam]”). Op deze rap reageerde [verdachte] in een Snapchatbericht vanaf het account van [persoon 3]: “[rapper 1] ([drillrapgroep 1]) Je kanker oma. Sukkel.”
Op 8 augustus 2020 vond een vechtpartij plaats in Scheveningen. [persoon 1] was met een groep vrienden in Scheveningen en kwam daar de rappers ‘[rapper 2]’ en ‘[rapper 3]’ tegen, die lid zijn van drillrapgroepen die zijn gelieerd aan ‘[drillrapgroep 2]’. [rapper 2] en [rapper 3] weigerden [persoon 1] een bokste geven, waarna [rapper 3] in elkaar is geslagen door de groep van [persoon 1]. Filmpjes van dit geweld zijn via
social mediagedeeld, met titels als “[bijnaam persoon 1] ([drillrapgroep 1]) klapt [rapper 3] met z’n goons omdat [rapper 2] wou linken met [drillrapgroep 2].” In de filmpjes is te horen dat [persoon 1] zegt: “Wij zijn [drillrapgroep 1] man, ga naar de Damska (
het hof begrijpt: Amsterdam), we snijden hem kapot man.”
Op 9 augustus 2020 heeft [persoon 1] via
social mediaeen bericht geplaatst waarin hij ook de bedreigingen aan zijn vriendin en familie heeft genoemd:
“[drillrapgroep 2], ksb, en iedereen die linkt met hun zijn kanker flikker ze durven niks te doen bij mij en
mijn members enigste stoere wat deze jongens
doen is me vriendin bedreigen en onze families
exposen terwijl wij willen hun eraf en niet met hun meisjes
Jullie zijn hun fans toch zeg tegen hun kom
ergens midden van Amsterdam en Rotterdam
meeten dan gaan we die beefdaar regelen in lx
Ik [bijnaam persoon 1] herhaal ik wil met hun allemaal tegelijk
ergens meeten dan gaan we het daar regelen
Ik weet dat ze dit niet willen doen en door gaan
gaan met me vriendin pesten [rapper 1] ze vriendin
pesten ZEG DIE MANNEN KOM MEETEN
Vandaag vandaag regelen we het nog.
Trouwens volgende snap kijk wat er gebeurd als je
pokoes met hun maakt.”
Na deze oproep volgden twee filmpjes waarop te zien is dat [rapper 3] wordt geslagen.
[persoon 3] heeft op diezelfde dag op Snapchat een bericht geplaatst met de tekst: “Morgen ben IK Skiffaen me loca gaat aan, niemand Wacked mij.” Het hof stelt vast dat vanwege het conflict door de Rotterdammers en Amsterdammers in berichten over en weer werd gedreigd met geweld en dat in de uitdaging van [persoon 1] niet alleen ‘[drillrapgroep 2]’ werd uitgedaagd maar ook ‘iedereen die bevriend met hen is’. Uit de reactie van [persoon 3] volgt dat hij ingaat op de oproep van [persoon 1].
De gebeurtenissen op 10 augustus 2020 voorafgaand aan de confrontatie
Op 10 augustus 2020 omstreeks 12.16 uur heeft [persoon 3] via
social mediaeen bericht gedeeld met de tekst “[drillrapgroep 2] dit [drillrapgroep 2] dat maar wanneer we zeggen kom. Ben je ineens artiest en wil je geen beefjongen… ga je snitch moeder vingeren ofzo. Val me niet lastig joh. Boos boos.”
Later die middag zijn [verdachte], [medeverdachte] en [persoon 3] gezamenlijk vanuit Amsterdam met de trein naar Den Haag gereisd. Bij station Den Haag Hollands Spoor (HS) hebben zij [persoon 4] (hierna: [persoon 4])ontmoet en zijn zij gezamenlijk met de tram naar Scheveningen gegaan.
In de tram hebben [medeverdachte] en [verdachte] gesproken over de ‘beef’ en [persoon 4], die bij hun in de tram zat begreep toen dat de ‘beef’ ‘serieus’ was.
Intussen waren ook de Rotterdammers in verschillende groepen per trein of per auto op weg naar Scheveningen.
De Amsterdammers hebben zich rond 18.00 uur bij [vriendin persoon 3], haar zusje en een vriendin gevoegd op het bovendek van De Pier. Zij zijn gaan zitten op bankjes onder een overkapt gedeelte. Op dat moment stond er al een groepje Rotterdammers, waaronder [slachtoffer], onder aan de trap van De Pier. Na een kwartier tot twintig minuten liep de inmiddels gevormde groep Rotterdammers bestaande uit ongeveer twintig personen de trap en het bovendek op richting de Amsterdammers.
Na aankomst op De Pier kwamen de Amsterdammers er op enig moment achter dat [persoon 1] op De Pier was.
[vriendin persoon 3] heeft daarover verklaard dat [verdachte] op zijn telefoon op Snapchat zat en dat zij op die telefoon zag dat [bijnaam persoon 1] op Scheveningen was en dat [persoon 3] toen zei: “Oh hij is hier.” [persoon 4] heeft daarover verklaard dat hij twee foto’s van [bijnaam persoon 1] heeft gezien en dat [bijnaam persoon 1] zijn locatie aan had staan dat hij in Scheveningen was. [persoon 3] zag op Snapchat dat [bijnaam persoon 1] ergens op Scheveningen zat en hij zei dat die ‘flikker’ hier ergens in de buurt was. Hierop heeft [persoon 4] tegen [persoon 3] gezegd dat ze niet op een goede plek zaten om zichzelf te verdedigen en dat ze daarom ergens anders moesten gaan zitten. [persoon 3] was het daarmee eens, maar ‘die andere twee’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte] en [verdachte]) hadden geen zin om weg te gaan.
Op de camerabeelden is te zien dat de groep Rotterdammers via de trap het bovendek van De Pier op komt lopen.
Daar loopt links in beeld, dat is aan de linker kant van het dek, een persoon met een roze shirt – [persoon 2] - voor de groep uit. [slachtoffer] loopt als enige van deze groep, rechts in beeld naar de bankjes waar de Amsterdammers zitten. [persoon 2] loopt ook richting de plek waar de Amsterdammers zich bevinden. [persoon 4] heeft verklaard dat [bijnaam persoon 1] toen zei: “Dit zijn die boys”. Kort daarna vindt omstreeks 18:25 uur de confrontatie plaats.
Uit de camerabeelden leidt het hof af dat de confrontatie in totaal ongeveer 16 seconden heeft geduurd. Op de beelden is te zien dat [persoon 2] [persoon 3] vastpakt en hem naar beneden trekt. Op dat moment springt [medeverdachte] direct op, gaat in een vechtershouding staan en gaat naar de linkerkant van het beeld. Het hof neemt op de beelden waar dat [medeverdachte] op dat moment van opspringen al een langwerpig voorwerp in zijn rechterhand vasthoudt. Dat moet – gelet op hetgeen hier onmiddellijk op volgde – het dodelijk steekwapen zijn geweest. [verdachte] heeft, zoals hijzelf heeft verklaard, voor of tijdens dit moment handschoenen aangedaan, een mes uit zijn tas gepakt en uitgeklapt en is eveneens in een vechtershouding gaan staan. Dat laatste wordt bevestigd door [persoon 4].
Op de beelden is ook te zien dat de groep Rotterdammers op het moment dat [medeverdachte] opspringt, wegrent richting de trap en dat [medeverdachte] direct achter deze groep aangaat. [medeverdachte] stopt dan ineens en draait zich om. Het hof neemt, evenals de rechtbank, op de ingezoomde beelden waar dat hij op dat moment (nog steeds) het langwerpig voorwerp – het mes - in zijn rechterhand vasthoudt. [verdachte] staat op dat moment met zijn rug naar de camera, links van [medeverdachte] in het beeld. [slachtoffer] rent ondertussen onder de overkapping door waar [persoon 3] zich nog bevindt. [slachtoffer] maakt, terwijl hij onder de overkapping doorrent een schoppende beweging naar de naar beneden gewerkte [persoon 3] en rent dan door naar de linkerkant van het beeld achter ‘zijn’ vluchtende groep Rotterdammers aan. Hij komt dan eerst [medeverdachte] – vrijwel op het moment dat die zich omkeert – tegen en direct daarna [verdachte], waarbij hij, [slachtoffer], eerst door [medeverdachte] en bijna gelijktijdig door [verdachte] wordt gestoken. Het hof neemt op de ingezoomde beelden waar dat [medeverdachte], die op dat moment aan de rechterkant schuin voor [slachtoffer] staat, direct een uithalende beweging maakt met zijn rechterhand, van onderen naar boven, richting het bovenlichaam van [slachtoffer]. Vervolgens neemt het hof waar dat [verdachte] een kwartslag draait en ook direct met zijn rechterhand vanuit de heup een korte, snelle en naar voren gerichte opwaartse beweging maakt in de richting van de linkerzijde van [slachtoffer], ter hoogte van diens buikstreek. Het hof neemt waar dat [slachtoffer] direct hierna zijn linkerarm tegen zijn lichaam aangedrukt houdt en verder rent.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben na het instellen van hoger beroep bekend dat zij ieder [slachtoffer] op het hiervoor beschreven moment op De Pier één keer hebben gestoken met een mes. Zij hebben hun verklaring herhaald ter terechtzitting in hoger beroep.
De hier beschreven gang van zaken komt ook overeen met hetgeen [verdachte] later in een afgeluisterd telefoongesprek binnen het Huis van Bewaring tegen iemand heeft gezegd: “Ze staan ineens met 20 man om ons heen. (...) En toen ja, kwamen er een paar ‘tools’ uit de bag. En ja... toen zijn de rollen een beetje omgedraaid. (...) De rollen werden omgedraaid zeg maar. Heel snel. En toen deden hun gewoon ‘leggie’ eigenlijk man. 20 man die renden op drie. Er rennen 20 weg van die drie… de rollen werden een beetje omgedraaid.”
Er zijn ook beelden van de momenten na het steken, waarop [medeverdachte] te zien is met een mes in zijn linker- én een mes in zijn rechterhand, terwijl hij achter [persoon 3] aanloopt, die op zijn beurt met een vuurwapen in de hand achter [slachtoffer] aangaat.
Hierna zijn [medeverdachte] en [verdachte], nadat zij beiden eerst nog hun spullen zijn gaan pakken bij de bankjes onder het overdekt gedeelte, weggelopen van De Pier richting het Palace Promenade winkelcentrum (hierna: de Promenade). Onderweg kwamen ze langs een prullenbak. Terwijl ze door de Promenade liepen werden ze gevolgd door getuige [getuige] met verbalisant [verbalisant].
Op aanwijzingen van [getuige] konden [medeverdachte] en [verdachte] buiten de Promenade door de politie worden aangehouden. In genoemde de prullenbak werden daarna drie messen aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat op twee van die messen bloed van [slachtoffer] zat.
Uit het Pathologieonderzoek volgt dat sprake was van een steekletsel rechts laag op de borstkas met perforatie van de rechter- en linkerhartkamer. En van een steekletsel links hoog op de buik met perforatie van het middenrif waarbij de buik- of borstholte niet werd bereikt. De patholoog concludeert dat het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door het steekletsel in de borst en dat het andere steekletsel op zich het overlijden niet kan verklaren maar wel een (beperkte) bijdrage kan hebben geleverd aan de snelheid van overlijden.
De fatale steekverwonding is toegebracht door [medeverdachte] en de andere steekverwonding door [verdachte]. [medeverdachte] heeft verklaard gebruik te hebben gemaakt van het Bökermes. [verdachte] heeft verklaard gebruik te hebben gemaakt van het Herbertzmes.
Waarom zijn [medeverdachte] en [verdachte] naar De Pier in Scheveningen gegaan?
In het licht van de bewijsbeslissing omtrent het medeplegen wijdt het hof nog enkele overwegingen aan de omstandigheden, gerelateerd aan stelling van de verdachten over hun plannen voor de 10e augustus 2020.
Door de verdachten is immers naar voren gebracht, dat zij weliswaar gezamenlijk naar Scheveningen waren gegaan, maar dat dat niet was met het doel een ruzie uit te vechten. Zij wilden samen chillen en pootjebaden. Wat [persoon 4] heeft verklaard klopt niet, en ze waren niet bezig met een ‘beef’.
Tussenbeslissing: verklaring [persoon 4] bruikbaar voor bewijs
Het hof merkt allereerst op dat de niet lang na het incident afgelegde getuigenverklaring van [persoon 4] voldoende betrouwbaar is. Het hof ziet, anders dan de verdediging, geen aanknopingspunt om te veronderstellen dat [persoon 4] in dat verhoor niet naar waarheid heeft verklaard. Aan dat oordeel draagt bij dat [persoon 4], door op deze wijze te verklaren, zichzelf niet in een gunstige positie heeft gebracht. Dat [persoon 4] op latere momenten, tijdens zijn verhoren bij de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris, zich gebeurtenissen van die 10e augustus 2020 niet meer kan herinneren, bevreemdt niet gelet op het tijdsverloop.
Omtrent de vraag waarom [medeverdachte] en [verdachte] naar De Pier in Scheveningen zijn gegaan overweegt het hof het volgende.
Als hierboven al gemeld, heeft [persoon 1] de oproep gedaan om ‘de beef’ ergens tussen Rotterdam en Amsterdammer te regelen. [persoon 3] heeft daarop gereageerd met het bericht dat hij de volgende dag naar ‘Skiffa’ (Scheveningen) zou gaan en dat hij zijn locatie aanzet. [persoon 3] is vervolgens op 10 augustus 2020 met [medeverdachte], [verdachte] en [persoon 4] naar De Pier in Scheveningen gegaan.
Dat [medeverdachte] en [verdachte] op dat moment alleen globaal op de hoogte waren van de beef en dachten dat het alleen om een internet ruzie ging, acht het hof evenals de rechtbank volstrekt onaannemelijk. [medeverdachte] werd immers zelf bedreigd via
social mediaen reageerde daarop en ook [verdachte] reageerde met een rap op de beef. Bovendien stonden video’s van de gebeurtenissen met [rapper 3] op hun telefoon. [persoon 3] heeft verklaard dat [medeverdachte] en [verdachte] hetzelfde in de ruzie zaten als hij.
[persoon 4] heeft verklaard dat hij, toen hij met [medeverdachte], [verdachte] en [persoon 3] in de tram naar Scheveningen zat,
er achter kwam dat ‘de beef’ serieus was en dat ‘zij’ (
het hof begrijpt: de anderen, te weten [medeverdachte], [verdachte] en [persoon 3]) daar nog mee bezig waren. Ook heeft hij in de tram Snapchatberichten van [bijnaam persoon 1] gezien. In de telefoon van [verdachte] zijn twee foto’s aangetroffen van [persoon 1] in dezelfde kleding die hij later in Scheveningen droeg. Deze foto’s zijn genomen in de auto waarmee [persoon 1] die dag naar Scheveningen is gereden.
Verder is het volgens [persoon 4] in de tram nog gegaan over de gebeurtenissen op 8 augustus 2020 met [rapper 3], waarbij [verdachte] en [medeverdachte] aangaven de vechtpartij onnodig te hebben gevonden. De video’s van het incident met [rapper 3] zijn zowel in de telefoon van [medeverdachte] als in die van [verdachte] opgeslagen en ze zijn bij aankomst in Scheveningen met zijn vieren gaan kijken bij de plek waar die vechtpartij had plaatsgevonden. Het was zodoende in elk geval duidelijk dat het niet bij een ‘internetruzie’ was gebleven.
[persoon 4] heeft verder verklaard dat het er eerst op leek dat ‘ze’(
het hof begrijpt ‘de Rotterdammers’) niet meer zouden komen en dat [persoon 3] op Snapchat zat te kijken en zag dat [bijnaam persoon 1] ergens op Scheveningen was en zei “dat die flikker hier ergens in de buurt was”. Op dat moment zei getuige [persoon 4] tegen [persoon 3] ”al zijn ze hier in de buurt, je zit niet eens op een goede plek om je te kunnen verdedigen”, zo blijkt uit zijn verhoor bij de politie van 31 augustus 2020. [persoon 3] was het daarmee eens, maar ‘die andere twee’ (
het hof begrijpt: [medeverdachte] en [verdachte])hadden geen zin om weg te gaan.
Wat er ook zij van de plannen van [medeverdachte] en [verdachte] om te chillen en te zwemmen, zij waren op zijn minst ‘ook’ voorbereid op een gewelddadige confrontatie.
Ze waren bezig met een serieuze ‘beef’ én waren ook serieus bewapend. [medeverdachte] had op De Pier in Scheveningen twee messen (één met een lemmet van 19,5 centimeter en een met één lemmet van 17 centimeter) bij zich en [verdachte] had een opvouwbaar mes en handschoenen bij zich. Mede tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde drillrapscene, het slepende conflict tussen ’[drillrapgroep 2]’ en ‘[drillrapgroep 1]’, de tussen de Rotterdammers en Amsterdammers uitgewisselde berichten op
social mediaen de hiervoor genoemde verklaring van [persoon 4], kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat toen [medeverdachte] en [verdachte] naar De Pier in Scheveningen zijn gegaan, zij er minst genomen rekening mee hielden dat er daadwerkelijk een confrontatie met de Rotterdammers zou (kunnen) zijn waarbij geweld zou worden gebruikt.