ECLI:NL:GHDHA:2025:606

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
200.338.019/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van curatele naar bewind en mentorschap met benoeming van de moeder als mentor en onafhankelijke bewindvoerder voor de betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondercuratelestelling van [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1999. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was eerder curator van [betrokkene], maar is per 1 december 2023 ontslagen en vervangen door de Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (Obin). De moeder verzocht het hof om haar opnieuw als curator te benoemen of, subsidiair, om de ondercuratelestelling op te heffen en een bewind en mentorschap in te stellen. De vader, die ook betrokken was bij de zaak, verzocht om de moeder te ontslaan als curator en om zelf als bewindvoerder benoemd te worden. Het hof heeft vastgesteld dat de ondercuratelestelling niet langer noodzakelijk is, omdat de belangen van [betrokkene] adequaat kunnen worden behartigd door middel van een bewind en mentorschap. Het hof heeft de moeder benoemd tot mentor en Obin als onafhankelijke bewindvoerder aangesteld. De beslissing is genomen in het belang van [betrokkene], die zich in een veilige en stabiele omgeving bevindt. De curatele eindigt bij het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking, en de griffier is opgedragen om de uitspraak bekend te maken in de Staatscourant en aan de rechtbank Rotterdam te zenden voor aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.338.019/01
zaaknummer rechtbank : 10719859 GZ VERZ 23-6545
beschikking van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.R. van Dijk te Rotterdam ,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna: de vader,
advocaat mr. J.T.M. Sengers,
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [betrokkene] ,
- Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. h.o.d.n. Obin,
kantoorhoudende te Culemborg,
hierna: Obin.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 10 november 2023 (hierna: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 6 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 30 juli 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 25 september 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 17 april 2024 met bijlagen, ingekomen op 18 april 2024;
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 16 juli 2024 met bijlagen, ingekomen op 18 juli 2024;
- een e-mailbericht van de zijde van de moeder van 3 maart 2025.
2.5
Bij beschikking van 26 februari 2025 van dit hof is de zaak in de stand waarin deze zich bevindt voor de behandeling en beslissing doorverwezen naar de enkelvoudige kamer van dit hof. Partijen zijn hiervan voorafgaand in kennis gesteld.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 4 maart 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van [tolk] , tolk in de Turkse taal en [naam 1] van de [stichting] ;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [betrokkene] , die alleen bij de opening van de zitting even in de zittingszaal aanwezig was en deze vervolgens onder begeleiding heeft verlaten;
- Obin, vertegenwoordigd door [naam 2] .

3.De feiten

3.1
[betrokkene] is geboren op [geboortedatum] 1999. [betrokkene] is de dochter van de vader en de moeder.
3.2
Nadat [betrokkene] meerderjarig is geworden, is zij bij beschikking van 22 juni 2018 door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, onder curatele gesteld in verband met haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van de vader tot curator.
3.3
Bij beschikking van 26 augustus 2019 heeft de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam de vader per 1 september 2019 ontslagen als curator over [betrokkene] (onder meer omdat hij in detentie zat) en per voornoemde datum de moeder als curator over [betrokkene] benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover in hoger beroep van belang, de moeder als curator van [betrokkene] per 1 december 2023 ontslagen en per voornoemde datum Obin als curator van [betrokkene] benoemd.
4.2
De moeder is het niet eens met deze beslissing. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en primair de moeder weer tot curator van [betrokkene] benoemen. Subsidiair heeft de moeder het hof ter zitting verzocht om de ondercuratelestelling van [betrokkene] op te heffen en gelijktijdig een bewind in te stellen over het vermogen van [betrokkene] en een mentorschap in te stellen, met benoeming van de moeder als bewindvoerder en mentor. Zij heeft zich daartoe bereid verklaard.
4.3
De vader verweert zich tegen het primaire verzoek van de moeder en het subsidiaire verzoek tot benoeming van de moeder als bewindvoerder, en verzoekt het hof om bij beschikking, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, het beroep van de moeder en haar verzoek om weer te worden benoemd als curator dan wel als bewindvoerder van [betrokkene] , af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de vader het hof – na wijziging ter zitting – de moeder te ontslaan als curator van [betrokkene] onder gelijktijdige benoeming van de vader als bewindvoerder van [betrokkene] . Ter zitting van het hof heeft de vader meegedeeld dat hij – indien dat aan de orde is – zich kan vinden in de benoeming van de moeder tot mentor van [betrokkene] .
4.4
De moeder verzoekt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Curatele
5.1
Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van het bepaalde in artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij of zij tijdelijk of duurzaam zijn/haar belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn/haar veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, bijvoorbeeld als gevolg van zijn of haar lichamelijke of geestelijke toestand, en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd. Indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, kan de rechter op grond van het bepaalde in artikel 1:389 lid 2 van het BW de curatele opheffen, op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
5.2
Het hof is naar aanleiding van de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen ter zitting in hoger beroep van oordeel dat de gronden voor een ondercuratelestelling zoals hiervoor geschetst, niet (langer) aanwezig zijn. Gebleken is dat sinds de bestreden beschikking de ondercuratelestelling wordt uitgeoefend door Obin in de vorm van een apart mentorschap en een apart bewind, omdat Obin naar eigen zeggen geen ondercuratelestellingen uitoefent. Na overleg met de desbetreffende rechtbank, team kanton, en gelet op de wens van de moeder om een Turks sprekende curator te benoemen, heeft de kantonrechter Obin weliswaar officieel ‘benoemd als curator’ maar is feitelijk een Turks sprekende bewindvoerder aangesteld, en daarnaast een aparte mentor. De curatele wordt in de praktijk dus niet als een ondercuratelestelling uitgevoerd, en daarmee staat vast dat de behartiging van de belangen van [betrokkene] ook met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd. De noodzaak voor een ondercuratelestelling bestaat niet meer, nu is gebleken dat een onderbewindstelling van de goederen van [betrokkene] en het instellen van een mentorschap over [betrokkene] – mede gelet op het feit dat [betrokkene] zich in een veilige en stabiele omgeving bevindt – voldoende bescherming biedt van haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen.
5.3
Op grond van artikel 1:389 lid 1 sub c BW eindigt de curatele bij het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking.
Bewind en mentorschap
5.4
Op grond van artikel 1:432 lid 3 BW kan de rechter voor wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van een bewind.
5.5
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het BW kan de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Op grond van artikel 1:451 lid 4 van het BW kan een verzoek tot omzetting van curatele in mentorschap ten behoeve van een persoon die onder curatele is gesteld, aanhangig gemaakt worden bij de rechter die bevoegd is over de opheffing van de curatele te beslissen. Deze rechter kan, bij opheffing van de curatele, ook ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
5.6
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW en artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van respectievelijk de bewindvoerder en de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich daartegen verzetten. Gebleken is dat de betrokkene niet in staat kan worden geacht haar voorkeur kenbaar te maken. In een dergelijk geval benoemt de rechter bij voorkeur een van de in de wet genoemde personen.
5.7
Het hof is van oordeel dat een beschermingsmaatregel wel noodzakelijk is voor [betrokkene] . Dit gezien het feit dat [betrokkene] vanwege haar geestelijke en lichamelijke gesteldheid onvoldoende in staat is haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Alle partijen zijn het hier ook over eens. Gelet hierop zal het hof een bewind en mentorschap instellen. Gebleken is dat de moeder de taak van een mentor over [betrokkene] altijd naar behoren heeft uitgevoerd. Dit is ter zitting bij het hof ook bevestigd door de aanwezige vertegenwoordiger van Obin namens de medewerker van Obin die het mentorschap over [betrokkene] feitelijk uitvoert. Ook de vader heeft ter zitting ermee ingestemd dat de moeder het mentorschap op zich zal nemen. Nu niet is gebleken dat de moeder geen uitvoering aan het mentorschap kan geven, zal het hof derhalve de moeder als mentor van [betrokkene] benoemen.
De ouders verschillen echter van mening wie van hen als bewindvoerder van [betrokkene] benoemd dient te worden. Het hof overweegt dat de kantonrechter bij bestreden beschikking een onafhankelijke curator heeft benoemd om rust te brengen voor [betrokkene] nu zij midden in het spanningsveld tussen haar ouders zat. Ondanks dat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht de afgelopen 5 à 6 maanden relatieve rust te hebben ervaren, heeft de bewindvoerder verklaard dat zij veel communicatie met de vader heeft moeten afvangen en verzoeken van hem om inzage in de financiën heeft moeten afwijzen. De bewindvoerder heeft in het verkrijgen van deze rust dus een belangrijke rol gespeeld. Naar het oordeel van het hof is de huidige situatie tussen de ouders nog te prematuur om één van hen als bewindvoerder aan te merken. Daarbij komt dat de vader ter zitting naar voren heeft gebracht dat hij nog steeds een onafhankelijke bewindvoerder wil, zodat – in zijn optiek – de moeder niet de volledige zeggenschap over de financiën van [betrokkene] heeft. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de huidige situatie, waarin Obin als onafhankelijke professionele derde het bewind uitoefent en hierdoor alle partijen een vorm van rust ervaren, gecontinueerd dient te worden. Dit acht het hof ook in het belang van [betrokkene] . In de door de ouders geuite bezwaren naar Obin als bewindvoerder ziet het hof onvoldoende aanleiding om een andere professionele bewindvoerder te benoemen. Obin is bekend bij de moeder, de vader en [betrokkene] , en het opnieuw benoemen van een andere bewindvoerder zal voor onrust zorgen. Het hof benoemt Obin dan ook als bewindvoerder over de goederen van [betrokkene] .
5.8
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 november 2023 en, in zoverre opnieuw beschikkende:
heft de ondercuratelestelling over [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , op zodat de curatele eindigt bij het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat deze uitspraak tot opheffing van de ondercuratelestelling, binnen tien dagen nadat deze ten uitvoer kan worden gelegd, op voet van artikel 1:390 BW door de griffier bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Rotterdam, sector kanton, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
stelt, met ingang van de datum waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , onder bewind;
benoemt tot bewindvoerder:
Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. t.h.o.d.n. Obin,
gevestigd te 4100 AH Culemborg,
postbus 340;
stelt, met ingang van de datum waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een mentorschap in over [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ;
benoemt tot mentor:
[de moeder] ,
[woonplaats]
;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van Cleef-Metsaars, bijgestaan door mr. M.J. Meeusen als griffier en is op 19 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.