Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. F. Pool, waarnemend voor mr. J. Brouwer;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] ;
- de vader.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter die de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd tot 31 augustus 2025. De moeder stelde dat er onvoldoende hulpverlening was ingezet om de uithuisplaatsing te voorkomen en dat met voldoende begeleiding [de minderjarige] weer thuis zou kunnen wonen. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, voerde echter aan dat de ouders moeilijk leerbaar zijn en dat [de minderjarige] een intensieve opvoedingsbehoefte heeft die niet door de ouders kan worden vervuld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de persoonlijkheidsonderzoeken van de ouders en het verloop van de hulpverlening in de thuissituatie. Het hof concludeerde dat het niet in het belang van [de minderjarige] is om weer thuis geplaatst te worden, gezien de beperkingen van de ouders en de noodzaak voor een stabiele en veilige omgeving voor [de minderjarige]. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en een dringend beroep gedaan op de gemeente om zijn verantwoordelijkheid te nemen en een passende plek voor [de minderjarige] te vinden.