In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, voor het bedreigen van zijn ex-vrouw en hun dochter. De bedreigingen vonden plaats in de periode van 24 tot 25 december 2023, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit die de vrees voor geweld bij de aangeefster opriepen. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, maar met een aanpassing van de straf naar een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uren.
Het hof heeft de uitlatingen van de verdachte in onderlinge samenhang beoordeeld en geconcludeerd dat deze een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren. De verdachte heeft meerdere keren gedreigd met geweld, wat de aangeefster in een staat van vrees heeft gebracht. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de geslaagde mediation tussen de verdachte en de aangeefster, maar heeft ook de ernst van de bedreigingen in overweging genomen. De verdachte is strafbaar verklaard en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.