ECLI:NL:GHDHA:2025:665

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
22-001633-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, voor het bedreigen van zijn ex-vrouw en hun dochter. De bedreigingen vonden plaats in de periode van 24 tot 25 december 2023, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit die de vrees voor geweld bij de aangeefster opriepen. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, maar met een aanpassing van de straf naar een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uren.

Het hof heeft de uitlatingen van de verdachte in onderlinge samenhang beoordeeld en geconcludeerd dat deze een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren. De verdachte heeft meerdere keren gedreigd met geweld, wat de aangeefster in een staat van vrees heeft gebracht. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de geslaagde mediation tussen de verdachte en de aangeefster, maar heeft ook de ernst van de bedreigingen in overweging genomen. De verdachte is strafbaar verklaard en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001633-24
Parketnummer: 09-340449-23
Datum uitspraak: 10 april 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 april 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 dagen, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en onder oplegging van bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 24 december 2023 tot en met 25 december 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "
- " Ik ga jou kapot maken" en/of
- " Je gaat eraan" en/of
- Je zal [slachtoffer 2] nooit meer zien" (gevolgd door) "anders maak ik haar af, dat is ook goed", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde – mede gelet op de geslaagde mediation - zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat – verkort en zakelijk weergegeven – de uitingen van zijn cliënt niet strafbaar zijn, nu zijn cliënt later heeft uitgelegd wat er met die uitingen is bedoeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij of zij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Het hof stelt vast dat de verdachte en de aangeefster in de periode van 24 december 2023 tot en met 25 december 2023 een aantal telefoongesprekken met elkaar hebben gehad. In een van de gesprekken zegt de verdachte ‘Ik ga je helemaal kanker kapot maken’ en ‘Je gaat kapot. Helemaal kapot. Kapot, kapot, kapot’. In een volgend telefoongesprek zegt de verdachte ‘Ik ga jou kapot maken’, ‘Je gaat eraan’, ‘Ik ga je helemaal kapot maken’, ‘Je zal [slachtoffer 2] nooit meer zien’ en ‘Ja, en anders maak ik haar af, dat is ook goed’. De aangeefster heeft verklaard dat zij zich bedreigd voelde door de woorden van de verdachte ten opzichte van haarzelf en van hun dochtertje [slachtoffer 2].
Naar het oordeel van het hof leveren de tenlastegelegde uitingen van de verdachte in onderlinge samenhang beschouwd een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op. De verdachte heeft meerdere malen gezegd tegen de aangeefster dat hij haar kapot gaat maken en de uitlatingen ‘Je gaat eraan’ en ‘Anders maak ik haar af’ kunnen naar het oordeel van het hof niet anders worden uitgelegd dan een bedreiging met de dood. Het hof overweegt dat de ook woorden ‘Je zal [slachtoffer 2] nooit meer zien’ en ‘anders maak ik haar af’ een strafbare bedreiging opleveren. Voor een veroordeling ter zake bedreiging is niet vereist dat het misdrijf is gericht tegen de bedreigde persoon zelf.
Deze woorden hebben betrekking op het kind van de aangeefster en de verdachte. Naar het oordeel van het hof maakt deze bedreiging niet alleen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, het kleurt de bedreigende aard en inhoud van hetgeen de verdachte aan aangeefster zelf richt, tevens in.
De verdachte heeft op een later moment uitleg gegeven over zijn uitingen, in die zin dat hij met ‘kapot maken’ niet bedoelde dat hij aangeefster om het leven zou willen brengen maar dat hij het haar juridisch en emotioneel heel moeilijk wilde maken. Het hof overweegt hieromtrent dat deze latere uitleg van zijn bedoeling geen afbreuk doet aan het gegeven dat de vrees, zeker in combinatie met de bedreiging die de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft geuit, toen reeds was ontstaan. Het hof benadrukt in dit verband dat het bij bedreiging niet om de intentie of de bedoeling gaat van degene die de bedreiging uit, maar om de vraag of door de bedreiging een redelijke vrees kon ontstaan. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.
Gelet op het voorgaande acht het hof het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode 24 december 2023 tot en met 25 december 2023 te Zoetermeer,
althans in Nederland,[slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]dreigend de woorden toe te voegen
"
- " Ik ga jou kapot maken" en
/of
- " Je gaat eraan" en
/of
- " Je zal [slachtoffer 2] nooit meer zien" (gevolgd door) "anders maak ik haar af, dat is ook goed"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vrouw. Deze bedreiging is voor haar zeer beangstigend geweest.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2025.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof – op de voet van het bepaalde in artikel 51h, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering – rekening met het feit dat de verdachte in is gegaan op de mogelijkheid van mediation.
De mediation is geslaagd. In de slotovereenkomst van 6 november 2024 is te lezen dat de verdachte en aangeefster goede afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop zij met elkaar zullen communiceren en heeft de aangeefster uitgesproken dat wat haar betreft vervolging geen meerwaarde heeft. Zij heeft aangegeven meer belang te hebben bij een goed contact met de verdachte.
De verdachte en aangeefster hebben voorts aangegeven dat zij zich ervan bewust zijn dat het aan het hof is hoe de zaak verder wordt voortgezet en over de zaak wordt beslist.
Het hof zal echter gelet op de ernst van het feit, vanuit maatschappelijk oogpunt en ter voorkoming van recidive, aan de verdachte wel een straf opleggen.
Het hof heeft bij het bepalen van deze straf tevens meegewogen dat de verdachte het ontoelaatbare van zijn gedrag inziet en ter voorkoming van herhaling vrijwillig een behandeling bij De Waag heeft ondergaan. Het hof zal daarom geen bijzondere voorwaarden opleggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts, als voorzitter, en mr. H.M.D. de Jong en mr. O.M. Harms, leden, in bijzijn van de griffier mr. J.H.M. Peusken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 april 2025.
Mr. H.M.D. de Jong is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.