ECLI:NL:GHDHA:2025:668

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
22-004213-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis politierechter met aanpassing van de geldboete in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, wegens het bezit van ongeveer 9,1 gram MDMA, een middel als bedoeld in de Opiumwet. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd. Het hof oordeelde dat de eerste rechter op juiste gronden had geoordeeld, maar paste de straf aan. Het hof hield rekening met de reeds uitgevoerde taakstraf van 17 uren en verlaagde de op te leggen geldboete van 750 euro naar 350 euro. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en het hof overwoog de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing van het hof was om het vonnis te vernietigen ten aanzien van de opgelegde straf en opnieuw recht te doen, waarbij de geldboete werd vastgesteld op 350 euro en 7 dagen hechtenis werd opgelegd. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, inclusief de eerdere strafbeschikking.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004213-24
Parketnummer: 10-046001-24
Datum uitspraak: 11 april 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 29 november 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te Rotterdam, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 9,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verdovende middelen. Deze verdovende middelen vormen een gevaar voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van (ernstige) criminaliteit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 19 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Het hof is – gelet op de oriëntatiepunten van de LOVS – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van 750,00 euro een passende en geboden reactie vormt.
Gelet op het bepaalde in artikel 354a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering houdt het hof rekening met de deels uitgevoerde taakstraf die de verdachte heeft verricht in verband met de in deze zaak uitgevaardigde strafbeschikking. De omstandigheid dat de verdachte reeds 17 uren van de aan hem bij strafbeschikking opgelegde werkstraf heeft uitgevoerd is voor het hof aanleiding om de eerdergenoemde geldboete met 400,00 euro te verlagen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van 350,00 euro een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, dus ook voor zover daarbij de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 15 maart 2024 onder CJIB nummer 9132542005389733 is vernietigd
.
Dit arrest is gewezen door R. Appels, als voorzitter, en mr. H.C. Wiersinga en mr. B.P. de Boer, leden, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 april 2025.