Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
‘Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland’met naam en toenaam wordt genoemd en wordt beschreven als ultraconservatieve uitgeverij die een donatie heeft gedaan aan de boerenprotesten, en als doorgeefluik van anti-overheidspropaganda, nepnieuws en complottheorieën. Blauwe Tijger wil dat wordt bepaald dat deze passage onrechtmatig is en dat de Staat een rectificatie plaatst. Ook wil zij schadevergoeding.
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 17 maart 2023, waarmee Blauwe Tijger in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 december 2022;
- de memorie van grieven van Blauwe Tijger, met bijlage;
- de memorie van antwoord van de Staat, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
Partijen
1. Dreigingsniveau
(…)
2. Terroristische dreiging in en tegen Nederland
(…)
3. Dreiging in en tegen het Westen
(…)
4. Internationale ontwikkelingen
(…)
5. Extremisme, radicalisering en polarisatie
- Rechts- en links-extremisme ten tijde van COVID-19
- Brandstichtingen bij telecommasten
- Brandstichting uitzondering op dierenrechtenactivisme
- Polarisatie
- Salafisme.
– In Hoofdstuk 5 onder het kopje “Polarisatie” staat, voor zover in deze procedure van belang (onderstreping hof; deze onderstreepte passage wordt hierna ook wel aan geduid als “de passage”):
4.Procedure bij de kantonrechter
public watchdog), als beschermd door de artikelen 19 leden 1 en 2 IVBPR, 10 lid 1 EVRM en 7 leden 1 en 3 Gw;
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. De Staat heeft dit overigens ook in zoverre erkend dat hij (terecht) heeft opgemerkt dat het DTN zijn doel voorbij zou schieten als de lezers niet op de juistheid daarvan zouden kunnen vertrouwen.
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederlandzal immers op de gemiddelde lezer al een ongunstige indruk maken. [3] De NCTV moet met een dergelijk voorzienbaar gevolg rekening houden (vergelijk gezichtspunt a, en zie ook grief 5) en ook daarom is een zorgvuldige afweging vereist.
Vermelding bij naam
“Verschillende gezichten achter anti-lockdown demonstraties”. Dat onderwerp eindigt met een alinea over de aansluiting van diverse groepen boze burgers bij de boerenprotesten. De NCTV merkt in dat kader op dat aansluiting van verschillende groepen met verschillende grieven, verbonden door anti-overheidsdenken, verharding in de hand kan werken. Hierna volgt de aangevallen passage. Op geen enkele manier wordt in of rondom de passage gesteld of de indruk gewekt dat Blauwe Tijger een terroristische of extremistische organisatie is; door haar context en doordat zij begint met het woord “zo” is de passage duidelijk alleen bedoeld als een illustratie/een voorbeeld van de bredere gesignaleerde trend. Zo’n voorbeeld heeft een nut; door het geven ervan wordt de boodschap verduidelijkt en het weglaten ervan kan de boodschap dan ook minder effectief maken (vergelijk gezichtspunt e). De Staat heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat de NCTV bij het opstellen van het DTN 53 over meerdere voorbeelden voor deze ontwikkeling beschikte, maar heeft niet kunnen toelichten waarom de NCTV er juist voor heeft gekozen om dít voorbeeld te vermelden. Gelet op de hierboven vooropgestelde beoordelingsruimte van de NCTV maakt dat echter nog niet dat de NCTV de passage achterwege had moeten laten. Feit blijft dat de (hierna nog te beoordelen) vaststelling dat de Blauwe Tijger (onder andere) anti-overheidsdenken heeft gepropageerd en geld heeft gedoneerd aan een boerenactiegroep, kon dienen als illustratie van aansluiting van verschillende groepen met verschillende grieven, verbonden door anti-overheidsdenken. Het is naar het oordeel van het hof ongelukkig dat een en ander is opgenomen in een rapport dat
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederlandheet, dat de NCTV niet in een inleiding bij dat rapport heeft toegelicht dat het niet alleen betrekking heeft op terrorisme, maar ook over polarisatie en verharding, en dat alleen uit lezing van de passage in haar context blijkt dat de NCTV Blauwe Tijger niet in verband brengt met terrorisme. Omdat die context wel duidelijk is, is het hof alles afwegend echter van oordeel dat een en ander echter niet onrechtmatig is.
Juistheid van de verschillende onderdelen
chilling effect’ kan hebben. Dit baat Blauwe Tijger echter niet, omdat naar het oordeel van het hof aan de eisen van het tweede lid van de artikelen 8 en 10 EVRM is voldaan en de inmenging dus gerechtvaardigd was. Onvoldoende betwist is dat de inmenging bij wet was voorzien (zie de taakstelling van de NCTV, alinea’s 3.2. en 3.3. hierboven) en een legitiem doel diende (bescherming van de nationale veiligheid). In het kader van de laatste voorwaarde (‘noodzakelijk in een democratische samenleving’) moet worden getoetst aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat het hof van oordeel is dat ook aan die eisen is voldaan. Het IVBPR en de Gw bieden geen verdergaande bescherming aan Blauwe Tijger en het beroep daarop behoeft dus geen afzonderlijke bespreking.
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 december 2022;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- veroordeelt Blauwe Tijger in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de Staat begroot op € 3.389,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Blauwe Tijger deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als Blauwe Tijger niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Blauwe Tijger de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Blauwe Tijger deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart de voorgaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.