ECLI:NL:GHDHA:2025:744

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
22-000732-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cold-casezaak met meerdere verkrachtingen en poging tot aanranding in Schiedam en Vlaardingen

In deze cold-casezaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere seksuele delicten, waaronder verkrachting en poging tot aanranding. De zaak betreft twee verkrachtingen en een poging tot aanranding die plaatsvonden in 2010 in kelderboxen in Schiedam en Vlaardingen. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, maar het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers, die op jonge leeftijd waren, als betrouwbaar beoordeeld en deze werden ondersteund door DNA-onderzoek. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte ernstig inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en dat de feiten gevoelens van angst en onveiligheid hadden veroorzaakt. De vorderingen van de benadeelde partijen werden ook toegewezen, waarbij schadevergoeding werd toegekend voor immateriële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000732-24
Parketnummer: 10-310743-22
Datum uitspraak: 24 april 2025
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres verdachte],
thans gedetineerd in [detentieadres verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en het onder 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en het in beslag genomen geldbedrag, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep ten aanzien van feit 4
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 3 en 4 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de officier van justitie beperkt ingesteld en is in zoverre gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak (feiten 3 en 4).
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat de grieven van het Openbaar Ministerie tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van feit 4 niet (langer) worden gehandhaafd. Het hof ziet ook ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van dit feit in hoger beroep.
Daarom zal de officier van justitie, tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van feit 4.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover aan de orde in het hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2010 te Schiedam
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], is/hebbende verdachte
- een/de dij(en) en/of een/de borst(en) en/of de buik van die [slachtoffer 1] betast en/of aangeraakt, en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen in haar borst(en) te knijpen, en/of
- aan de buik en/of een/de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer 1] gezogen en/of gelikt, en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen haar schaamlippen uit elkaar te duwen en/of aan te raken en/of met haar vinger in haar vagina te gaan, en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) (meermalen, althans éénmaal) in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 1] gegaan en/of met die vinger(s) in haar vagina heen en weer bewogen, en/of
- ( meermalen, althans éénmaal) geprobeerd met zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] te gaan, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] heen en weer bewogen, en/of - zich laten aftrekken en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer 1], en/of en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - die [slachtoffer 1] is gevolgd naar de kelderbox van haar woning gelegen aan het [adres slachtoffer 1], en/of
- in die kelderbox aan die [slachtoffer 1] (meermalen, althans éénmaal) een mes heeft getoond en/of voorgehouden, en/of - de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar geduwd, en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] beetgepakt, en/of
- aan die [slachtoffer 1] gezegd: “als je meewerkt, doe ik je geen pijn” en/of “ik wil je zien, kleed je uit” en/of “dit is nooit gebeurd, tegen niemand zeggen” en/of “ik weet waar je woont”, althans woorden van dreigende aard en/of strekking en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]gebracht, en/of
- de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 2] betast, en/of
- ( in) een/de borst(en) van die [slachtoffer 2]geknepen en/of betast, en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 2] naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan de [adres slachtoffer 2] heeft gevolgd, en/of
- zich bij die kelderbox aan die [slachtoffer 2] heeft opgedrongen (met de smoes) om een fietspomp te lenen, en/of
- een mes ter hoogte van de schouder aan die [slachtoffer 2]heeft voorgehouden en/of getoond, en/of
- die [slachtoffer 2]heeft geduwd en/of (daarbij) aan die [slachtoffer 2]heeft gezegd: “Ga maar even de kelder in” en/of “Gewoon even luisteren" en/of "Als je gewoon rustig blijft dan doe ik niks" en/of “Als je iets aan iemand vertelt dat weet ik waar je woont", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) die [slachtoffer 2] heeft gedwongen die kelderbox in te gaan, en/of
- de deur van die kelderbox heeft gesloten, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen zich (deels) te ontkleden, en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer 2] heeft getikt, waarbij hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Doe je benen maar wat verder uit elkaar", en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2](geboren op [geboortedatum slachtoffer 2]) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
- die [slachtoffer 2]
naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan de [adres slachtoffer 2] heeft gevolgd, en/of
- zich bij die kelderbox aan die [slachtoffer 2]
heeft opgedrongen (met de smoes) om een fietspomp te lenen, en/of
- een mes ter hoogte van de schouder aan die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden en/of getoond, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of(daarbij) aan die [slachtoffer 2] heeft gezegd: Ga maar even de kelder in” en/of “Gewoon even luisteren" en/of "Als je gewoon rustig blijft dan doe ik niks" en/of Als je iets aan iemand vertelt dat weet ik waar je woont", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) die [slachtoffer 2]
heeft gedwongen die kelderbox in te gaan, en/of
- de deur van die kelderbox heeft gesloten, en/of
- die [slachtoffer 2]
heeft gedwongen zich (deels) te ontkleden, en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer 2]
heeft getikt, waarbij hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 2]heeft gezegd: "Doe je benen maar wat verder uit elkaar", en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
gebracht,
- de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
betast, en/of
- ( in) een/de borst(en) van die [slachtoffer 2]
geknepen en/of betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen door geweld of(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2](geboren op [geboortedatum slachtoffer 2]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- met zijn, verdachtes, vinger(s) betasten van/tussen de vagina/de schaamlippen van die [slachtoffer 2], en/of
- betasten van en/of knijpen in een/de borst(en) van die [slachtoffer 2], en/of en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- volgen van die [slachtoffer 2]
naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan de [adres slachtoffer 2], en/of
- zich bij die kelderbox opdringen aan die [slachtoffer 2](met de smoes) om een fietspomp te lenen, en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 2]
en/of voorhouden van dat mes ter hoogte van de schouder van die [slachtoffer 2], en/of
- duwen van die [slachtoffer 2]
en/of(daarbij) aan die [slachtoffer 2]
zeggen: Ga maar even de kelder in" en/of "Gewoon even luisteren" en/of "Als je gewoon rustig blijft dan doe ik niks" en/of Als je iets aan iemand vertelt dat weet ik waar je woont", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) die [slachtoffer 2] dwingen die kelderbox in te gaan, en/of
- sluiten van de deur van die kelderbox, en/of
- die [slachtoffer 2] dwingen zich (deels) te ontkleden, en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer 2]
tikken, waarbij hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 2]
zei: "Doe je benen maar wat verder uit elkaar";
3.
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3]) te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [slachtoffer 3] achterna is gefietst, en/of
- die [slachtoffer 3] is gevolgd naar de kelderbox van haar woning gelegen aan de [adres slachtoffer 3], en/of
- bij die kelderbox zich aan die [slachtoffer 3]heeft opgedrongen (met de smoes) om een fietspomp te lenen en hem, verdachte, te helpen met zijn, verdachtes, fiets, en/of
- in de nauwe doorgang van de kelderbox de weg van die [slachtoffer 3] heeft versperd, althans die [slachtoffer 3] heeft belemmerd hem, verdachte, te passeren, terwijl hij, verdachte, contact met die [slachtoffer 3] bleef zoeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks31 augustus 2010 te Schiedam
door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofbedreiging met geweld
en(een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], is/hebbende verdachte
-
een/de dij
(en
)en
/of een/deborst
(en
)en
/ofde buik van die [slachtoffer 1] betast en/of aangeraakt, en
/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen in haar borst
(en
)te knijpen, en
/of
- aan de buik en
/of een/de borst
(en
)en
/ofde vagina van die [slachtoffer 1]
gezogen en/ofgelikt, en
/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen haar schaamlippen uit elkaar te duwen en
/ofaan te raken en
/ofmet haar vinger in haar vagina te gaan, en
/of
- met zijn, verdachtes, vinger
(s
)(meermalen
, althans éénmaal) in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 1] gegaan en
/ofmet die vinger
(s
)in haar vagina heen en weer bewogen, en
/of
-
(meermalen
, althans éénmaal)geprobeerd met zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of de anusvan die [slachtoffer 1] te gaan, en
/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en
/of(vervolgens) met zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] heen en weer bewogen, en
/of- zich laten aftrekken en
/ofzich laten pijpen door die [slachtoffer 1],
en/of en
bestaande
dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofdie bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe
(i)d
(en
)hierin dat verdachte - die [slachtoffer 1] is gevolgd naar de kelderbox van haar woning gelegen aan het [adres slachtoffer 1], en
/of
- in die kelderbox aan die [slachtoffer 1]
(meermalen
, althans éénmaal)een mes heeft getoond en
/ofvoorgehouden, en
/of- de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar
heeftgeduwd, en
/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1]
heeftbeetgepakt, en
/of
- aan die [slachtoffer 1]
heeftgezegd: “als je meewerkt, doe ik je geen pijn” en
/of“ik wil je zien, kleed je uit” en
/of“dit is nooit gebeurd, tegen niemand zeggen” en
/of“ik weet waar je woont”,
althans woorden van dreigende aard en/of strekkingen
/of(aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks20 september 2010 te Vlaardingen door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofbedreiging met geweld
en(een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)[slachtoffer 2](geboren op [geboortedatum slachtoffer 2]) heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, vinger
(s
) in de vagina en/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]gebracht, en
/of
- de vagina en
/ofde schaamlippen van die [slachtoffer 2]betast, en
/of
-
(in
) een/de borst
(en
)van die [slachtoffer 2]
geknepen en
/ofdezebetast,
en/of enbestaande
dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofdie bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe
(i)d
(en
)hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 2] naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan de [adres slachtoffer 2]
isgevolgd, en
/of
- zich bij die kelderbox aan die [slachtoffer 2]
heeft opgedrongen
(met de smoes)om een fietspomp te lenen, en
/of
- een mes ter hoogte van de schouder aan die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden en
/ofgetoond, en
/of
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd en
/of(daarbij) aan die [slachtoffer 2] heeft gezegd: “Ga maar even de kelder in” en
/of“Gewoon even luisteren" en
/of"Als je gewoon rustig blijft dan doe ik niks" en
/of“Als je iets aan iemand vertelt da
nweet ik waar je woont"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,en
/of
-
(aldus
)die [slachtoffer 2] heeft gedwongen die kelderbox in te gaan, en
/of
- de deur van die kelderbox heeft gesloten, en
/of
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen zich (deels) te ontkleden, en
/of
- tegen de benen van die [slachtoffer 2]
heeft getikt, waarbij hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Doe je benen maar wat verder uit elkaar", en
/of
-
(aldus
)voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op
of omstreeks20 september 2010 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
)[slachtoffer 3](geboren op [geboortedatum slachtoffer 3]) te dwingen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handeling
(en
),
- die [slachtoffer 3] achterna is gefietst, en
/of
- die [slachtoffer 3] is gevolgd naar de kelderbox van haar woning gelegen aan de [adres slachtoffer 3], en
/of
- bij die kelderbox zich aan die [slachtoffer 3] heeft opgedrongen (met de smoes) om een fietspomp te lenen en hem, verdachte, te helpen met zijn, verdachtes, fiets, en
/of
- in de nauwe doorgang van de kelderbox
de weg van die [slachtoffer 3] heeft versperd, althans die [slachtoffer 3]heeft belemmerd hem, verdachte, te passeren, terwijl hij, verdachte,contact met die [slachtoffer 3] bleef zoeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen

I. Inleiding

De verdachte wordt – samengevat – beschuldigd van verkrachting van twee minderjarige meisjes (feiten 1 en 2 primair) en poging tot aanranding van een ander minderjarig meisje (feit 3).
1.1.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig het overgelegde schriftelijk requisitoir - op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het onder 1, onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde veroordeeld dient te worden.
1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden als nader omschreven in zijn overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van alle tenlastegelegde feiten. Hiertoe heeft hij – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat in de zaken Kelderbox 1 en Kelderbox 2 het enige objectieve bewijs gevormd zou kunnen worden door de resultaten van het DNA-onderzoek. De verdediging stelt echter dat de uitkomsten van het DNA-onderzoek onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te kunnen bezigen. Hiertoe stelt de verdediging dat onschuldige overdracht van de DNA-sporen kan hebben plaatsgevonden en dat gelet op het tijdsverloop het voor de verdachte een ondoenlijke opgave is om – na 15 jaar - een verklaring te geven voor de aanwezigheid van zijn DNA bij [slachtoffer 1] (hierna: slachtoffer 1) en [slachtoffer 2] (hierna: slachtoffer 2). Voorts stelt de verdediging dat er onduidelijkheid bestaat over de wijze van bemonstering, mede omdat een deugdelijke verslaglegging en routering naar de SIN-nummers ontbreekt. Dit maakt in de visie van de verdediging dat er dusdanige twijfel en onduidelijkheden rondom de uitkomsten van het DNA-onderzoek bestaan, dat dit onderzoek niet voor het bewijs gebezigd kan worden. Subsidiair is aangevoerd dat er geen sprake is van verkrachting, omdat het ‘binnendringen’ niet bewezenverklaard kan worden. Ten aanzien van de zaak Kelderbox 3 stelt de verdediging zich op het standpunt dat enig objectief (forensisch) bewijs ontbreekt. Bovendien kunnen de door [slachtoffer 3] (hierna: slachtoffer 3) beschreven handelingen niet leiden tot de vaststelling dat er sprake is geweest van een poging tot aanranding, aldus de verdediging. Zo is er geen gebruik gemaakt van een mes en zijn geen uitspraken gedaan waaruit een seksueel motief is gebleken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de handelingen niet als poging tot aanranding te kwalificeren.

II. Bewijsoverweging Kelderbox 1

2.1.
Feiten en omstandigheden
Slachtoffer 1 heeft verklaard dat zij op 31 augustus 2010 rond 16:10 uur door een onbekende man is gevolgd naar de kelderbox van de flat waar zij woonde aan het [adres slachtoffer 1] in Schiedam. Zij was toen 15 jaar oud. Toen zij haar fiets in de kelderbox van haar woning wilde zetten, stond de man achter haar en dwong hij haar onder bedreiging van een mes de kelderbox in. De man hield het mes ongeveer op borsthoogte. De man zei: “Als je meewerkt, doe ik je geen pijn”. Hierop ging slachtoffer 1 de kelderbox in en kwam de man achter haar aan. In de kelderbox moest zij zich van de man helemaal uitkleden en zich betasten. Ze moest haar schaamlippen uit elkaar doen, met haar hand over haar clitoris en haar vagina wrijven en haar borsten kneden. De man heeft vervolgens diverse seksuele handelingen bij slachtoffer 1 verricht. De man heeft met zijn handen aan de borsten en tepels van slachtoffer 1 gevoeld, is met zijn vingers in haar vagina en met zijn mond/tong over haar vagina, borsten en buik gegaan. Daarna heeft hij zijn vinger in haar vagina gedaan. slachtoffer 1 moest na een tijdje op haar rug gaan liggen. De man trok het slachtoffer aan haar benen naar voren in zijn richting. Hierbij is slachtoffer 1 met haar rug over de vloer gegaan. Hij is toen weer met zijn vingers in haar vagina gegaan. Hij probeerde zijn penis in haar vagina te duwen. Zij moest zich vervolgens voorover buigen en de man heeft toen wederom geprobeerd zijn penis in haar vagina te doen. Slachtoffer 1 werd eveneens gedwongen om de penis van de man af te trekken en zijn penis in haar mond te doen. Hij heeft op enig moment ook zijn vinger in haar anus gestoken. Achteraf zei de man: “Als je vader of moeder komt, dan heb ik geholpen met je band oppompen” en “Dit is nooit gebeurd, je zegt het tegen niemand en ik weet waar je woont”.
Nadat slachtoffer 1 is thuisgekomen, heeft zij direct haar moeder (rond 16.30 uur) en de partner van haar moeder (rond 16.38 uur) gebeld. Beiden hebben verklaard dat slachtoffer 1 erg overstuur was en dat zij vertelde dat zij kort daarvoor was aangerand door een man met een mes. Voordat namens slachtoffer 1 aangifte is gedaan, zijn twee verbalisanten naar haar woning gegaan. Aldaar aangekomen zagen de verbalisanten slachtoffer 1 huilend op de bank zitten en toen ze haar verhaal deed was zij zichtbaar geëmotioneerd. Dit was omstreeks 16:58 uur en dus vlak nadat de seksuele handelingen hadden plaatsgevonden.
Diezelfde dag is slachtoffer 1 aan haar lichaam onderzocht. Op haar rechterschouderblad werd toen een lichte schaafplek waargenomen. Verder zijn door een arts bemonsteringen aan en in het lichaam genomen. Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is DNA-onderzoek gedaan naar deze bemonsteringen. In de bemonsteringen van de linker- en de rechterborst (ZAAA6923NL#09 en ZAAA6923NL#11) is een DNA-profiel van een onbekende man A aangetroffen. Uit de bemonstering van ZAAA6923NL#11 is een autosomaal DNA-profiel verkregen. In vijf andere bemonsteringen van onder meer de ingang van de schede en de buitenzijde van de schede (ZAAA6923NL#01, ZAAA6923NL#04 en ZAAA6923NL#05) zijn DNA-
kenmerken van dezelfde onbekende man A aangetroffen.
Slachtoffer 1 heeft verklaard dat het ging om een blanke man van tussen de 40 en 45 jaar oud met kort haar, een pet en een bril met rechthoekige glazen. Hij had een zachte, een beetje hoge stem. Naar aanleiding van het opgegeven signalement is een compositiefoto gemaakt.
2.2.
Betrouwbaarheid verklaringen slachtoffer en steunbewijs
Door de verdediging is inzake de betrouwbaarheid van de verklaring van slachtoffer 1 geen verweer gevoerd. Het hof heeft evenmin reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring die slachtoffer 1 heeft afgelegd. Slachtoffer 1 heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, ook direct nadat het gebeurde had plaatsgevonden.
Het hof is dan ook van oordeel dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van slachtoffer 1, zodat die verklaring voor het bewijs kan worden gebruikt.
2.3.
Steunbewijs
Het hof stelt daarnaast vast dat de verklaring van slachtoffer 1 in voldoende mate worden ondersteund door overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Dit steunbewijs bestaat in de eerste plaats uit de eigen waarnemingen van de moeder van slachtoffer 1, diens partner en de verbalisanten. Zij hebben slachtoffer 1 vlak na het tenlastegelegde overstuur en geëmotioneerd aangetroffen. Ook getuige [naam getuige 1] heeft omstreeks 16:30 uur een meisje huilend voorbij zien lopen bij de kelderboxen. De verbalisanten ter plaatse viel het op dat slachtoffer 1 haar sokken binnenste buiten aan had. Naast de waargenomen emoties bij slachtoffer 1 en de wijze waarop ze haar kleren aan had, is er een schaafplek op haar rechterschouder aangetroffen, hetgeen past bij de verklaring van slachtoffer 1 dat zij door de man over de grond van de kelderbox is getrokken. Daar komt ten slotte bij dat er DNA van een onbekende man is aangetroffen op de plekken waarvan slachtoffer 1 heeft verklaard dat ze daar door de man is aangeraakt.
Met de rechtbank is het hof derhalve van oordeel dat de verklaringen van slachtoffer 1 voldoende worden ondersteund door de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
2.4.
Wie is de verdachte?
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld wie de onbekende man is geweest die op 31 augustus 2010 slachtoffer 1 naar de kelderbox gevolgd en aldaar de door slachtoffer 1 beschreven (seksuele) handelingen heeft verricht.
2.4.1.
Tips en overeenkomende persoonlijkheidskenmerken
In 2010 en de jaren daarna is uitvoerig onderzoek gedaan naar de dader, maar daarbij is er geen zicht op een mogelijke verdachte gekomen. In 2020 is het onderzoek overgedragen aan de afdeling Cold Case van de eenheid Rotterdam. De afdeling Cold Case heeft een zogenaamd hologram van de dader gemaakt, dat is getoond in het televisieprogramma Opsporing Verzocht en in winkelcentra in Vlaardingen en Schiedam. Het hologram is onder meer tot stand gekomen met behulp van het opgegeven signalement en de eerder gemaakte compositiefoto’s die zijn gemaakt op basis van de verklaringen van slachtoffer 1 en van het hierna te bespreken slachtoffer 3. Eind 2021 is een tip binnengekomen van een voormalig collega van de verdachte - [naam voormalig collega verdachte]- die verklaarde de verdachte van het hologram te herkennen. Vervolgens is aan de verdachte door de politie een zogenaamde 5+-score toegekend vanwege zijn passende leeftijd, woonplaats en het gegeven dat hij kalend was, een bril had en regelmatig een pet droeg. De verdachte is hierop benaderd voor een vrijwillige DNA-afname. Ook andere mannen aan wie voornoemde score was toegekend (112 in totaal) zijn daarvoor benaderd.
2.4.2.
DNA-onderzoek
De verdachte heeft vervolgens DNA-materiaal afgestaan. Door het NFI zijn de DNA-profielen van de mannen die vrijwillig DNA hadden afgestaan vergeleken met het eerder verkregen autosomale DNA-profiel van de onbekende man uit de zaak Kelderbox 1. Uit zowel het oorspronkelijke DNA-onderzoek als uit het aanvullende DNA-onderzoek is gebleken dat het DNA-profiel van de verdachte overeen kwam met het autosomale DNA-profiel ZAAA6923NL#11 van de onbekende man A uit de zaak Kelderbox 1. Na aanvullend onderzoek bleek dat het DNA van de verdachte ook overeenkwam met de aangetroffen DNA-sporen van de onbekende man A uit de andere zes bemonsteringen in de zaak Kelderbox 1 (ZAAA6923NL#01, ZAAA6923NL#04, ZAAA6923NL#05, ZAAA6923NL#08, ZAAA6923NL#09 en ZAAA6923NL#10). Voor al deze resultaten geldt dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer 1 en de verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer 1 en een willekeurige onbekende persoon.
Het hof stelt voorop dat behoedzaamheid moet worden betracht bij het gebruik van de resultaten van het DNA-onderzoek als bewijs. Ook met inachtneming van deze te betrachten behoedzaamheid concludeert het hof, gelet op de bewijskracht van voornoemde resultaten van het DNA-onderzoek en met in achtneming van de steun voor deze resultaten in de overige bewijsmiddelen, dat de verdachte de donor is van de zojuist benoemde DNA-sporen.
Van onregelmatigheden in het DNA-onderzoek, zoals door de raadsman is aangevoerd, is het hof niet gebleken. Niet is komen vast te staan dat bij de afname van de bemonsteringen onzorgvuldig is gehandeld en dat daarbij de toen geldende protocollen niet zijn gevolgd. Evenmin is gebleken dat het feit dat de (waarschijnlijk later geproduceerde) zedenkit van het eerdere strafbare feit een hoger SIN-nummer heeft dan de zedenkit van het latere strafbare feit, van betekenis is voor de procedure die is gevolgd noch voor de bemonsteringen en de resultaten van het onderzoek. Het hof heeft ook naar aanleiding van hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de vermelde locaties van de bemonsteringen en de betrouwbaarheid van de resultaten van het DNA-onderzoek. Ook overigens ziet het hof geen aanknopingspunt voor de, door de raadsman, overigens niet concreet onderbouwde, veronderstelling dat zich tijdens het DNA-onderzoek onregelmatigheden zouden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid van de resultaten van dit onderzoek raken.
Met de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat niet is gebleken dat bij het DNA-onderzoek op enigerlei wijze is gehandeld in strijd met het belang van waarheidsvinding of een ander te respecteren (verdedigings)belang, zodat naar het oordeel van het hof geen sprake is van enig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
2.4.3.
Conclusie met betrekking tot daderschap
Gelet op bovenstaande bevindingen, in het bijzonder gelet op het door slachtoffer 1 opgegeven signalement, de daaruit volgende compositiefoto, de herkenning door [naam voormalig collega verdachte] en de DNA-match, concludeert het hof dat de verdachte de dader in de zaak Kelderbox 1 is geweest.
2.5.
Juridische kwalificatie
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de seksuele handelingen gekwalificeerd kunnen worden als verkrachting. Nu het hof de verklaring van slachtoffer 1 betrouwbaar acht en deze voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, gaat het hof voor het bewijs van dit feit uit van haar verklaring.
Door slachtoffer 1 is verklaard dat de verdachte onder meer met zijn vinger in haar vagina en anus is geweest. Deze handelingen kunnen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad gekwalificeerd worden als seksueel binnendringen van het lichaam. De verklaring van slachtoffer 1 vindt onder meer steun in het aangetroffen DNA van de verdachte bij de ingang van de vagina van het slachtoffer. Het hof is dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van ‘binnendringen’.
2.6.
Algehele conclusie met betrekking tot feit 1
Het hof is alles afwegende van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van slachtoffer 1. Het onder feit 1 tenlastegelegde acht het hof ook in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

III. Bewijsoverweging Kelderbox 2

3.1.
Feiten en omstandigheden
Slachtoffer 2 heeft verklaard dat zij op 20 september 2010 rond 14:30 uur door een onbekende man is gevolgd naar de kelderbox van haar woning aan de [adres slachtoffer 2] te Vlaardingen. Zij was toen 13 jaar oud. De man vroeg haar om een fietspomp. Slachtoffer 2 heeft toen uit haar kelderbox een fietspomp aan de man gegeven. Toen slachtoffer 2, nadat ze de pomp weer terugkreeg, de deur van de kelderbox wilde afsluiten, kwam de man naar haar toe met een mes. Hij hield het mesje achter haar ter hoogte van haar bh-bandje. Onder dreiging van het mes moest slachtoffer 2 de kelderbox in van de man. Hij zei: “Als je gewoon rustig blijft, dan doe ik je niks”. Vervolgens zei de man tegen slachtoffer 2 dat ze haar kleren uit moest doen. De man pakte de bh van slachtoffer 2 en klapte de bh-cup naar beneden. De man voelde aan en kneep met zijn handen in de borsten van het slachtoffer. Vervolgens moest slachtoffer 2 haar broek en onderbroek laten zakken. De man heeft vervolgens met zijn vingers tussen de schaamlippen van slachtoffer 2 gevoeld. De man stopte met zijn handelingen waarna slachtoffer 2 zich kon aankleden. De man pakte opnieuw het mes, klapte het open en zei: "Als je iets aan iemand vertelt, dan weet ik waar je woont".
De moeder van slachtoffer 2 heeft verklaard dat slachtoffer 2 rond 14:45 uur huilend binnenkwam en vertelde dat er beneden een man was die aan haar had gezeten en haar met een mes had bedreigd. De huismeester, [naam huismeester], heeft verklaard dat hij slachtoffer 2 die middag had gezien in de kelderbox en dat er een man bij haar in de buurt stond die met een fietspomp bezig was. De man had volgens [slachtoffer 3] een irritant stemmetje (”te beleefd/homoachtig”).
Slachtoffer 2 is diezelfde dag op sporen onderzocht. Door het NFI is DNA-onderzoek gedaan en hierbij zijn diverse bemonsteringen veiliggesteld. In de bemonstering ZAAA6921NL#02 (net voor de ingang van de vagina) is een (onvolledig) Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen.
3.2.
Betrouwbaarheid verklaringen slachtoffer en steunbewijs
Door de verdediging is inzake de betrouwbaarheid van de verklaring van slachtoffer 2 geen verweer gevoerd. Het hof ziet evenmin reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring die slachtoffer 2 heeft afgelegd. Het slachtoffer heeft gedetailleerd verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, ook direct nadat het gebeurde had plaatsgevonden en deze verklaring komt authentiek op het hof over.
Het hof is dan ook van oordeel dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van slachtoffer 2, zodat die verklaring voor het bewijs kan worden gebruikt.
Het hof stelt voorts vast dat de verklaring van het slachtoffer in voldoende mate wordt ondersteund door overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Dit steunbewijs bestaat in de eerste plaats uit de eigen waarneming van de moeder van slachtoffer 2. Zij heeft haar dochter ongeveer 15 minuten na het gebeurde huilend aangetroffen. De verklaring van de huismeester, dat hij een man met een fietspomp in de kelderbox in de nabijheid van slachtoffer 2 heeft gezien, kan eveneens als steunbewijs dienen. Daar komt ten slotte bij dat er DNA van (minimaal) één onbekende man is aangetroffen net voor de ingang van de vagina van slachtoffer 2, een plek waar zij verklaard heeft te zijn aangeraakt door de onbekende man.
Met de rechtbank is het hof derhalve van oordeel dat de verklaringen van slachtoffer 2 voldoende worden ondersteund door overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
3.3.
Wie is de verdachte?
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld wie de onbekende man is geweest die op 20 september 2010 slachtoffer 2 naar de kelderbox is gevolgd en aldaar de door slachtoffer 2 beschreven (seksuele) handelingen heeft verricht en of dit dezelfde man betreft als de man in de zaak Kelderbox 1.
3.3.1.
Signalement
Door slachtoffer 2 is een signalement van de dader opgegeven. Het ging om een blanke man, tussen de 35 en 40 jaar oud. Hij had een bril op met een rechthoekig en stevig montuur en droeg een petje. Het slachtoffer gaf tevens op dat de man kort grijs haar had en mogelijk een beetje kalend was en een vreemde spraak had. De man droeg een blauw/grijs vest en een blauwe spijkerbroek.
Ook slachtoffer 1 heeft een signalement van de dader opgegeven. Het ging volgens haar om een blanke man, tussen de 40 en 45 jaar oud. Hij droeg een petje, een spijkerbroek, een blauw vest, en een bril met donkere rechthoekige glazen en hij had een zachte, beetje hoge stem. De man had volgens slachtoffer 1 kort gemillimeterd haar.
Het hof stelt vast dat het door slachtoffer 2 opgegeven signalement in grote lijnen overeenkomt met het signalement dat slachtoffer 1 heeft opgegeven, zoals de huidskleur, de leeftijd, de pet en de bril. Dat het door beide slachtoffers opgegeven signalement niet op alle punten overeenkomt, doet hieraan niet af, nu de opgegeven signalementen op die punten niet dusdanig afwijkend zijn en op specifieke onderdelen juist opvallende gelijkenissen vertonen.
3.3.2.
Werkwijze dader
Uit het dossier volgt dat de dader in de zaken Kelderbox 1 en Kelderbox 2 op dezelfde wijze te werk is gegaan. De dader heeft de slachtoffers benaderd terwijl zij op de fiets vanuit school naar huis reden. Beide slachtoffers waren tussen de 12 en 16 jaar oud. Hierna is hij hen naar binnen gevolgd naar de kelderbox van de flat waar zij woonden, waarna hij hen onder bedreiging van een mes in de kelderbox heeft gedwongen. Aan slachtoffer 2 heeft hij gevraagd naar een fietspomp. Tegen slachtoffer 1 heeft hij gezegd: “Als je vader of moeder komt, dan heb ik geholpen met je band oppompen”. De dader heeft verder tegen de meisjes gezegd dat zij moesten meewerken, want dan zou hij hen niets aandoen. Hij heeft beide slachtoffers gevraagd zelf eerst hun kleding uit te doen en heeft hen vervolgens in de eerste plaats aangeraakt, waarna verdergaande seksuele gedragingen zijn gevolgd. Ook heeft hij naderhand tegen beide slachtoffers gezegd dat ze tegen niemand mochten vertellen wat er zojuist was gebeurd, omdat hij wist waar ze woonden. Bovendien hebben beide gebeurtenissen plaatsgevonden rond dezelfde periode en de flatgebouwen van beide slachtoffers waren niet ver van elkaar verwijderd. Er is naar het oordeel van het hof derhalve sprake van dezelfde modus operandi.
3.3.3.
DNA-onderzoek
Uit het verrichte DNA-onderzoek in de zaak Kelderbox 2 is een Y-chromosomaal DNA-profiel ZAAA6921NL#02 (bemonstering net voor de ingang van de vagina van slachtoffer 2) aangetroffen. Gelet op de verklaring van slachtoffer 2 dat de dader haar rondom haar vagina heeft aangeraakt, concludeert het hof dat hier sprake is van een daderspoor. Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek volgt dat de bewijskracht van 100-10.000 betekent dat de kans 100-10.000 keer hoger is als de bemonstering wel DNA van verdachte [verdachte] (of van een in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man) bevat, dan wanneer de bemonstering geen DNA van de verdachte [verdachte] bevat. De bewijskracht van de uitkomst van dit onderzoek is daarmee minder sterk dan de bewijskracht van de uitkomst van het DNA-onderzoek uit de zaak Kelderbox 1, maar is zeker niet onbeduidend.
Mede op basis van hetgeen reeds hierboven over het signalement en de werkwijze van de dader uiteen is gezet, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden in de zaken Kelderbox 1 en Kelderbox 2 duiden op één en dezelfde dader. Dit zou betekenen dat de dader in de zaak Kelderbox 1 ook de donor is van het Y-chromosomale DNA-profiel in de zaak Kelderbox 2 (ZAAA6921NL#02). Dit is in lijn met de bevindingen van het NFI namelijk dat het onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel in de zaak Kelderbox 2 (ZAAA6921NL#2) overeenkomt met het aangetroffen Y-chromosomale DNA-profiel (ZAAA6923NL#11) in de zaak Kelderbox 1. Onder deze omstandigheden is het zodanig onwaarschijnlijk dat een andere in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man de dader in de zaak Kelderbox 2 zou zijn, zoals door de raadsman naar voren is gebracht, dat het hof aan die mogelijkheid voorbij gaat. Dat er nog enkele zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar zijn die duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van een onbekende man op de BH van het slachtoffer doet aan voorgaande conclusie niet af, reeds omdat het dossier enkel aanknopingspunten biedt voor één dader.
Nu het hof reeds in paragraaf 2.4.3. heeft geconcludeerd dat de verdachte de dader moet zijn geweest in de zaak Kelderbox 1 en gelet op alle uiteen gezette feiten en omstandigheden heeft het hof geen aanleiding te veronderstellen dat iemand anders dan de verdachte de donor is van het DNA-profiel ZAAA6921NL#02. Het hof komt derhalve tot de conclusie dat de verdachte ook in de zaak Kelderbox 2 de dader is.
3.3.4.
Voorwaardelijk verzoek verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan om, in geval het hof een koppeling maakt tussen het aangetroffen Y-chromosomale DNA-profiel uit de zaak Kelderbox 2 met het Y-chromosomale DNA-profiel én daarmee samenhangend het autosomale DNA-profiel uit zaak Kelderbox 1, een deskundige op dit gebied te horen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat een onterechte koppeling van de resultaten het DNA-onderzoek in de zaak Kelderbox 1 en Kelderbox 2 ertoe leidt dat de bewijswaarde van het Y-chromosomale DNA-profiel in zaak Kelderbox 2 wordt overgewaardeerd.
Omdat het hof de bewijskracht van het Y-chromosomale DNA-profiel in de zaak Kelderbox 2 niet enkel koppelt aan de bewijskracht van het Y-chromosomale en het autosomale DNA-profiel uit de zaak Kelderbox 1, zoals het hof hierboven uiteen heeft gezet, komt het hof niet toe aan dit voorwaardelijk verzoek van de verdediging.
3.4.
Juridische kwalificatie
Ten aanzien van de vraag of de seksuele handelingen gekwalificeerd kunnen worden als verkrachting, overweegt het hof als volgt. Nu het hof, zoals in het voorgaande reeds uiteengezet, de verklaring van slachtoffer 2 betrouwbaar acht en deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, gaat het hof voor het bewijs van dit feit uit van haar verklaring.
Door slachtoffer 2 is verklaard dat de verdachte met zijn vinger tussen haar schaamlippen heeft gevoeld. Deze handelingen kunnen als ‘seksueel binnendringen’ worden aangemerkt (onder andere HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2012:BZ3627).
3.5.
Conclusie
Het hof is alles afwegende van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van slachtoffer 2. Het onder feit 2 primair tenlastegelegde acht het hof ook in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

IV. Bewijsoverweging Kelderbox 3

4.1
Feiten en omstandigheden
Slachtoffer 3 heeft op 21 september 2010 bij de politie verklaard dat zij op 20 september 2010 rond 15:45 uur, op de fiets uit school, een onbekende man tegenkwam. Zij was toen 15 jaar oud. De man fietste achter haar aan. Toen het slachtoffer bij de ingang van het flatgebouw kwam waar zij woonde aan de [adres slachtoffer 3] te Vlaardingen, merkte zij dat de man achter haar aan kwam. Zij kende hem niet en toen zij naar binnen ging, kwam de man achter haar aan. Zij heeft vervolgens de deur voor hem open gehouden, omdat ze ervan uitging dat hij ook een bewoner was. Via de deur kwam het slachtoffer bij een kelderboxgang. In deze gang zaten deuren die weer toegang verschaften tot ruimtes met een aantal kelderboxen. De sleutel van de ingang van het flatgebouw was dezelfde als die van de deur die toegang geeft tot de kelderboxruimte en de kelderbox. Toen zij de deur wilde openen van de ruimte waaraan een aantal kelderboxen, waaronder de kelderbox van haar woning, zijn gelegen en zij haar fiets in de kelderbox behorende bij haar woning had geplaatst, kwam, nog net voordat zij de deur van de kelderbox dicht had gedaan, de man op haar af en vroeg of zij een fietspomp had. Zij wist dat zij er een had, maar wilde die niet uitlenen. De man kwam vervolgens naar haar toe, keek om de hoek van haar kelderboxdeur, zag toen een pomp en vroeg ernaar. Slachtoffer 3 gaf de pomp en de man pompte de voorband van zijn fiets op. Slachtoffer 3 voelde dat er iets niet klopte. Ze vond het raar dat de man helemaal was meegegaan om een pomp te vragen. Ze kende de man niet en vond de man opdringerig omdat hij meerdere keren om een pomp vroeg en in haar kelderboxruimte naar een pomp kwam zoeken. Toen de man de pomp terug had gezet, sloot slachtoffer 3 de kelderboxdeur met haar sleutel. Ze zijn toen beiden naar de kelderboxgang gegaan. Slachtoffer 3 wilde langs de man heen, maar hij bleef staan en probeerde het gesprek op gang te houden. Slachtoffer 3 is hem toch gepasseerd. Het voelde niet goed en vertrouwd en zij wilde daar weg. Ze wilde langs hem gaan maar de man vroeg aan haar of zij hem wilde helpen om zijn fiets in zijn kelderbox te zetten omdat zijn band aanliep. Zij vond dat heel erg vreemd omdat zij de buren kent en deze niet zijn verhuisd. De man kon daarom volgens haar helemaal geen sleutel van de kelderbox hebben. Zij vond het ook raar dat hij haar vroeg hem mee te helpen vanwege het feit dat zijn band aanliep, want dat zou hij toch echt wel zelf kunnen doen. Zij vroeg hem toen of hij zijn stuur vast wilde pakken en hoopte dat hij zich dan om zou draaien. Het slachtoffer deed net alsof zij dan de achterkant van de fiets zou pakken. Toen de man zich had omgedraaid is zij er heel snel vandoor gegaan. Het slachtoffer is vervolgens via de lift naar haar woning gegaan en gelijk haar huis binnen gegaan. Zij was in paniek en deed alle deuren in huis op slot en de gordijnen dicht. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij moest huilen omdat zij er erg van geschrokken was. De man heeft niet aan haar gezeten, maar zij denkt dat de man haar had willen aanranden. Hij was opdringerig en hield haar lang aan de praat. Slachtoffer 3 denkt dat de man haar in de kelderbox wilde krijgen. Als signalement heeft slachtoffer 3 onder meer aangegeven dat de man blank was, 185 cm lang, 40-45 jaar oud en bril dragend. Hij had geen baard of een snor. Hij had kort donkerblond iets langer dan gemillimeterd haar op zijn hoofd, zijn hoofd was niet helemaal bedekt met haar en hij had aan de voorzijde een paar inhammen. De man sprak met een stem als Miss Piggy van de Muppetshow; een beetje een lage vrouwenstem, er was iets bijzonders met zijn stem maar het slachtoffer vond dit moeilijk uit te leggen.
4.2
Betrouwbaarheid verklaring slachtoffer
Door de verdediging is inzake de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer geen verweer gevoerd. Het hof ziet evenmin reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de, gedetailleerde, verklaring die aangeefster heeft afgelegd, welke verklaring op het hof authentiek is over gekomen.
De verklaring van slachtoffer 3 kan naar het oordeel van het hof dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
4.3
Steunbewijs
Voor de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van slachtoffer 3 overweegt het hof als volgt.
Volgens artikel 342, tweede lid, Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op elk onderdeel daarvan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
Het hof stelt voorop dat het bij zedenzaken - waarin het vaak, net als in deze zaak, enkel de verklaring van de verdachte tegenover de verklaring van een aangeefster betreft - veelal aankomt op de vraag in hoeverre de door de aangeefster verklaarde gang van zaken steun vindt in andere bewijsmiddelen. Naar vaste rechtspraak hoeft het steunbewijs echter geen betrekking te hebben op de tenlastegelegde gedragingen. Het is derhalve voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Wanneer modus operandi van tenlastegelegde feiten overeenkomt, kan schakelbewijs voldoende steunbewijs opleveren. Daarbij kan tevens van belang zijn of en in hoeverre de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de onderscheiden feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomen. Als steunbewijs in essentie bestaat uit schakelbewijs, betekent dat dat de in verband met artikel 342 Sv vereiste steun wordt ontleend aan een bewijsmiddel waaruit blijkt dat de verdachte een ander, soortgelijk feit heeft begaan.
Het hof stelt vast dat hetgeen slachtoffer 3 heeft verklaard in hoge mate overeenkomt met hetgeen zowel slachtoffer 1 als slachtoffer 2 hebben verklaard. Naast hetgeen hiervoor onder 3.3.2. is overwogen over de werkwijze van de dader, overweegt het hof in dit licht dat alle drie de slachtoffers jonge meisjes waren van een overeenkomende leeftijd die overdag zijn gevolgd door een man op een fiets met een overeenkomend uiterlijk, postuur en leeftijd en een opvallende stem, steeds tot in de kelderbox van het flatgebouw van waar zij woonden. In alle drie de zaken wordt bovendien gesproken over het oppompen van de fietsbanden van de man. Zo wordt in de zaak Kelderbox 1, nadat de bewezenverklaarde gedragingen hebben plaatsgevonden, gezegd dat slachtoffer 1 desgevraagd aan haar ouders moet zeggen dat zij de man heeft geholpen met het oppompen van een band. In de zaken Kelderbox 2 en Kelderbox 3 worden de beide slachtoffer benaderd met de vraag of zij een fietspomp hebben. De drie gebeurtenissen vonden in minder dan een maand plaats binnen een straal van 3,5 kilometer. Voor de zaken Kelderbox 2 en Kelderbox 3 heeft zelfs te gelden dat deze twee gebeurtenissen dezelfde middag plaatsvonden, nog geen anderhalf uur na elkaar, op een (volgens Google maps) afstand van 900 meter, drie minuten fietsafstand van elkaar.
De omstandigheid dat slachtoffer 1 en 2 in betrouwbaar geachte verklaringen spreken over een op essentiële
onderdelen identieke situatie als waarover slachtoffer 3 verklaart, kan naar het oordeel van het hof dan ook tot geen andere conclusie leiden dat dat deze verklaringen elkaar over en weer niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin ondersteunen.
De hoge mate van overeenstemming in de wijze waarop de slachtoffers door de dader zijn benaderd, (waaronder het per fiets achtervolgen tot in een kelderbox en de wijze van aanspreken van de slachtoffers) maken naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden dan ook dat de verklaringen van slachtoffer 1 en 2 steunbewijs opleveren voor de door slachtoffer 3 in haar verklaring gegeven gedragingen.
4.4
Tussenconclusie
Op basis van de inhoud van de inzake Kelderbox 1 en Kelderbox 2 gebezigde bewijsmiddelen en de verklaring van slachtoffer 3, in onderling verband bezien, komt het hof dan ook tot de conclusie dat de verdachte ook in de zaak Kelderbox 3 de dader is geweest.
4.5
Juridische kwalificatie
Aan de verdachte wordt verweten dat de feitelijke gedragingen die door slachtoffer 3 zijn beschreven en aldus tenlastegelegd een poging tot aanranding opleveren.
Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Algemene regels kunnen daarvoor niet worden gegeven. Uit de rechtspraak kan wel worden afgeleid dat een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht het vastgestelde (samenstel van) gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf ligt, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop zijn gericht. Daarbij kan de aard van het misdrijf van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld. In dit licht vindt de opvatting dat van een begin van uitvoering bij een zedendelict pas sprake kan zijn bij een eerste lichamelijk contact of fysieke aanraking, geen steun vindt in het recht.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte heeft geen fysiek contact gehad met slachtoffer 3. Wel heeft slachtoffer 3 beschreven dat de situatie niet goed voelde en dat zij zich door (het samenstel van) de gedragingen van de (naar bleek) verdachte genoodzaakt voelde te vluchten, dat zij dacht dat de verdachte haar wilde aanranden en dat zij daardoor, nadien (hevig) geëmotioneerd was. Het hof stelt in dit verband vast dat gedragingen van de verdachte zich van alledaagse gedragingen onderscheiden. De verdachte is immers een hem onbekend meisje gevolgd tot in een flatgebouw waar hij niet woonachtig was, is met dit meisje meegegaan tot in een afzonderlijke ruimte bij haar kelderbox – die slechts te openen was met een daarvoor bestemde sleutel - en heeft haar vervolgens om hulp gevraagd bij (onder meer) het oppompen van zijn fietsband. Deze band had hij, blijkens de verklaring in de zaak Kelderbox 2, een dik uur eerder al opgepompt. Oftewel, er was sprake van een smoes van de zijde van de verdachte. Ten aanzien van deze niet alledaagse gedragingen stelt het hof vast dat vrijwel identieke gedragingen binnen een maand en voor wat betreft de zaak Kelderbox 2 zelfs diezelfde middag, direct vooraf gingen aan een aanranding en een daarop volgende verkrachting. Naar het oordeel van het hof leidt de korte opeenvolging van deze opvallende gedragingen op die specifieke plek tegen de achtergrond van hetgeen niet veel eerder onder overeenkomende omstandigheden was gebeurd, ertoe dat de uiterlijke verschijningsvorm van de in zaak Kelderbox 3 beschreven gedragingen waren gericht op de voltooiing van het door de verdachte voorgenomen misdrijf van (ten minste) een aanranding van slachtoffer 3.
De uitzonderlijke gedragingen van de verdachte op die plek, een kelderbox van een flat, in de nabijheid van een door hem achtervolgd tienermeisje, nadat hij nog geen anderhalf uur eerder maar ook nog geen maand eerder een tienermeisje onder volledig overeenkomstige omstandigheden naar een kelderbox had gevolgd en verkracht, maken naar het oordeel van het hof dan ook dat de tot dan toe verrichte gedragingen – het achter slachtoffer 3 aanfietsen, haar volgen tot de flat, meegaan tot in een afzonderlijke ruimte waar de kelderbox van haar woning was gesitueerd en het verzoeken om een fietspomp uit haar kelderbox en het (vervolgens) verzoeken hem te helpen met het verplaatsen van zijn fiets van de gang naar de genoemde kelderboxruimte (het blijven zoeken van contact)– onder de gegeven omstandigheden als een begin van uitvoering van een door hem voorgenomen aanranding zijn aan te merken. Een voorgenomen misdrijf dat onder de gegeven omstandigheden niet is voltooid omdat slachtoffer 3 snel weg is gevlucht toen zij daartoe de kans zag.
4.6.
Conclusie
Het hof is alles afwegende van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot aanranding van slachtoffer 3. Het onder feit 3 tenlastegelegde acht het hof daarom wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan verkrachting van een 13-jarig meisje, verkrachting van een 15-jarig meisje een poging tot aanranding van een 15-jarig meisje. Hij is de meisjes op de fiets naar de kelderbox van hun flat gevolgd, alwaar de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden. Bij twee meisjes gebeurde dit onder bedreiging van een mes.
Door op de bewezenverklaarde wijze te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en bij hen (blijvende) gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van de slachtoffers ondergeschikt gemaakt aan eigen seksuele behoeften/verlangens en heeft daarbij bewust misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van de jonge slachtoffers. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het misbruik heeft plaatsgevonden in een fase in het leven van de slachtoffers waarin sprake is van ontluikende seksualiteit, waarin de seksuele beleving en ervaring zich stapsgewijs op eigen tempo (verder) zouden moeten kunnen ontwikkelen. Naar de ervaring leert, hebben slachtoffers van dit soort delicten langdurig te lijden aan de ten gevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroorzaakte emotionele schade. Het gebeurde vond bovendien plaats in de kelderbox van hun eigen flatgebouw, waar zij zich bij uitstek veilig hadden moeten kunnen voelen. Uit de twee ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaringen blijkt ook hoezeer het gebeurde ook thans, 15 jaar later, nog verstrekkende impact heeft op de slachtoffers. De gevolgen zijn voor hen in hoge mate traumatisch geweest en zijn dat in sommige opzichten nog steeds, zoals is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep. Het behoeft ten slotte geen betoog dat deze feiten gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving, maar ook gevoelens van onzekerheid en onveiligheid, met name bij vrouwen en meisjes en ouders van jonge dochters.
De verdachte heeft al die jaren gezwegen over zijn betrokkenheid bij de feiten, waardoor de slachtoffers ruim 15 jaar met angst hebben moeten leven, zeker omdat de verdachte tegen hen had gezegd dat hij wist waar ze woonden. Tot op heden heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
Voorts heeft het hof acht geslagen op omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte rapportages.
Uit de reclasseringsadviezen van 28 februari 2023 en 25 september 2023 volgt – kort en zakelijk weergegeven – dat er bij de verdachte sprake lijkt te zijn van zwakbegaafdheid en van een vermijdende coping. Gezien de ernst van de feiten en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke impact acht de reclassering het geïndiceerd de verdachte langer te monitoren middels reclasseringstoezicht. In het meest recente reclasseringsadvies adviseert de reclassering om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: meldplicht, contactverbod met de slachtoffers en begeleiding van Homerun Humanitas.
Het hof heeft naast de reclasseringsadviezen acht geslagen op het ten behoeve van de verdachte opgemaakte enkelvoudige pro Justitia rapportage van 8 juni 2023 door een psycholoog. Geconcludeerd wordt dat er bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis, maar wel lijkt sprake te zijn van zwakbegaafdheid. Vanwege het ontbreken van een delictscenario kan geen duidelijk zicht verkregen worden of de zwakbegaafdheid een rol heeft gespeeld bij de tenlastegelegde gedragingen. Gezien de stellige ontkenning van verdachte kan geen delictscenario in kaart worden gebracht en kan slechts een beperkte inschatting worden gemaakt van het recidiverisico. Bij een afweging van de risico- en beschermende factoren wordt het recidiverisico als laag ingeschat. Omdat er geen sprake is van een psychische stoornis, wordt door de deskundige geen zorg geadviseerd en wordt er niet gesproken van een behandelnoodzaak. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde gedragingen volledig aan de verdachte toe te rekenen.
Het hof neemt de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt die tot de zijne. De verdachte wordt aldus toerekeningsvatbaar geacht en wordt volledig verantwoordelijk gehouden voor de bewezenverklaarde gedragingen.
Conclusie
Op de bewezenverklaarde feiten kan - gelet op het voorgaande en met name gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten - niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten. In strafverzwarende zin houdt het hof rekening met de minderjarigheid van de slachtoffers, de aard van de gedragingen van het bewezenverklaarde en de omstandigheid dat twee van de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden onder bedreiging van een mes.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1] (Kelderbox)
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 7.060,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 7.060,26.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De inhoud van de vordering is door de verdediging niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde reis- en parkeerkosten geen rechtstreeks toegebrachte schade betreft als bedoeld in artikel 361, tweede lid, onder b Sv. De benadeelde partij is derhalve in haar vordering ter zake materiële schade niet-ontvankelijk.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag (groot € 7.000,-), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 7.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde onder 1 is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2](Kelderbox 2)
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 6.135,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 6.135,25.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De inhoud van de vordering is door de verdediging niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde reis- en parkeerkosten geen rechtstreeks toegebrachte schade betreft als bedoeld in artikel 361, tweede lid, onder b Sv. De benadeelde partij is derhalve in haar vordering ter zake materiële schade niet-ontvankelijk.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag (groot € 6.000,-), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer 2
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 6.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde onder 2 primair is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3](Kelderbox 3)
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3.420,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 3.420,94.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.920,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De inhoud van de vordering is door de verdediging niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat zij materiële schade heeft geleden ten bedrage van € 348,82 (zorgkosten) en € 305,80 (reis- en parkeerkosten in verband met bezoeken aan de psycholoog) en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen tot het genoemde bedrag van in totaal € 654,62, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
De (overige) gevorderde reis- en parkeerkosten betreft naar het oordeel van het hof geen rechtstreeks toegebrachte schade als bedoeld in artikel 361, tweede lid, onder b Sv, zodat de benadeelde partij voor dit (resterende) deel niet ontvankelijk is in haar vordering.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag (groot € 2.500,-), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 3.154,62 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde onder 3 is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3]
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Beslag
Omdat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 4 niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, behoeft het beslag geen beslissing meer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.000,00 (zevenduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 70 (zeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 augustus 2010.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2]ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.000,00 (zesduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 september 2010.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3]ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.154,62 (drieduizend honderdvierenvijftig euro en tweeënzestig cent) bestaande uit € 654,62 (zeshonderdvierenvijftig euro en tweeënzestig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.154,62 (drieduizend honderdvierenvijftig euro en tweeënzestig cent) bestaande uit € 654,62 (zeshonderdvierenvijftig euro en tweeënzestig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 41 (eenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 september 2010.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts,
mr. K. Versteeg en mr. O.M. Harms, in bijzijn van de griffier mr. J. Toorens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 april 2025.
mr. O.M. Harms is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.