In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de vennootschap onder firma All-in Montage en haar vennoten. [Appellant] is ontevreden over de dakkapellen die door All-in Montage in zijn opdracht zijn geplaatst en vordert schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de vordering van [appellant] is verjaard en heeft deze afgewezen.
In hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 januari 2024 en de dagvaarding in hoger beroep van 28 maart 2024. Tijdens een mondelinge behandeling op 25 maart 2025 hebben partijen de mogelijkheid van de Second Opinion-procedure besproken en hebben zij ingestemd met het SOR (Second Opinion Reglement).
Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de stukken van de procedure bij de rechtbank en heeft zich verenigd met de overwegingen en het oordeel van de rechtbank. Het hof heeft de vordering van [appellant] afgewezen en het bestreden vonnis bekrachtigd. [Appellant] is in het ongelijk gesteld en wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 4.468,-.
Dit arrest is gewezen op 22 april 2025 door de rechters G.C. de Heer, J.S. Honée en A.A. Bootsma en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.