De Wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking, zonder behandeling ter zitting, met toepassing van artikel 4 lid 2, onder a. van het Wrakingsprotocol van het Gerechtshof Den Haag aanstonds af, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. Het hof heeft hiervoor de volgende argumenten.
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De rechter wordt volgens vaste jurisprudentie uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Grond a) faalt. Het hof verwijst daarvoor in de eerste plaats naar hetgeen in overweging 2) is overwogen. Verzoeker heeft recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Er is geen aanwijzing, laat staan een zwaarwegende aanwijzing, dat mr. Voorwinden jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De omstandigheid dat verzoeker het niet eens is met gestelde eerdere beslissingen van mr. Voorwinden, levert geen grond voor wraking op. Grond b) wordt verworpen.
De weigering om een aantal zaken naar een ander hof te verwijzen, betreft een inhoudelijke beslissing. Los van het feit dat dit onderdeel van het wrakingsverzoek niet is geconcretiseerd, vormt een inhoudelijke beslissing geen grond voor wraking. Grond c) wordt ook gepasseerd.
Grond d) betreft de weigering om persopnames te maken. Dit is een beslissing waar de wrakingskamer ook niet in kan treden. De voorzitter bepaalt de orde op de zitting, dus ook het al dan niet maken van persopnames. De inhoudelijke afwegingen die de voorzitter hierbij maakt vormen geen grond voor wraking. Hier komt bij dat mr. Voorwinden geen voorzitter was, zodat niet duidelijk is geworden wat haar betrokkenheid was bij deze beslissing. Deze wrakingsgrond faalt eveneens.
Samenvattend komt de wrakingskamer tot de conclusie dat de verwijten jegens mr. Voorwinden ongefundeerd zijn, zodat zij als kennelijk ongegrond zullen worden afgewezen.