Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 15 november 2023, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 7 december 2022, 29 maart 2023 en 16 augustus 2023;
- het tussenarrest van 30 januari 2024 waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast, welke niet is gehouden;
- de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Vebra, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
servicekosten 2016neemt de kantonrechter in aanmerking dat de door de Huurcommissie in haar uitspraak van 16 december 2021 gehanteerde verdeelsleutel van 25/270 in overeenstemming is met het Beleidsboek voor zover het andere kosten zijn dan van gas- en elektraverbruik. Voor die kosten geldt op basis van het Beleidsboek volgens de kantonrechter een andere verdeelsleutel. Die dienen namelijk te worden berekend aan de hand van het bestand KWR. De kantonrechter is daarmee uitgekomen op een voor dat jaar nog door [appellante] te betalen bedrag van € 200,81;
servicekosten 2017eveneens in overeenstemming met het Beleidsboek. Alleen voor het gasverbruik geldt een andere berekening, omdat volgens het Beleidsboek onderscheid dient te worden gemaakt tussen de vaste en variabele kosten, aldus de kantonrechter. De kantonrechter komt daarmee uit op een voor dat jaar nog door [appellante] te betalen bedrag van € 324,69;
servicekosten 2018overweegt de kantonrechter dat bij de door Vebra in juni 2019 aan [appellante] verstuurde afrekening van dat jaar de benodigde onderliggende stukken ontbreken en dat Vebra op het moment van haar reconventionele vordering te laat was om deze alsnog in rechte te laten vaststellen. De kantonrechter heeft het over 2018 gevorderde bedrag aan achterstallige servicekosten om die reden afgewezen;
5.Vorderingen in hoger beroep
grief 1). Wat betreft het oordeel van de kantonrechter over de uitspraken van de Huurcommissie over de servicekosten voor 2016 en 2017 dient volgens [appellante] het appelverbod van art. 7:262 lid 2 BW te worden doorbroken om redenen van redelijkheid en billijkheid (
grief 2). De teveel betaalde servicekosten dienen volgens [appellante] op grond van onverschuldigde betaling aan haar te worden terugbetaald.
6.Beoordeling in hoger beroep
Servicekosten 2019-2021 (grief 1)
.
7.Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2023;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Vebra begroot op € 3.389,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.