ECLI:NL:GHLEE:2000:AA8984
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.S. Pruikma
- F.J.W. Drion
- H.H.A. Fransen
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en mestproductie: geschil over lozingen en berekeningen
Op 8 december 2000 deed het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak in een belastingzaak na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak betrof een geschil over de aanslag in de zuiveringslasten voor het jaar 1990, opgelegd door het dagelijks bestuur van het waterschap Vallei en Eem. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag van f 86.153,76, maar het dagelijks bestuur handhaafde deze. Het gerechtshof te Arnhem bevestigde de uitspraak van het dagelijks bestuur, waarna de belanghebbende in cassatie ging bij de Hoge Raad. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het gerechtshof te Arnhem en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling.
In de procedure bij het Gerechtshof te Leeuwarden was de kern van het geschil of de door de belanghebbende verrichte lozingen een geringere hoeveelheid mest betroffen dan door de AID was berekend. De belanghebbende voerde aan dat de geloosde mest minder geconcentreerd was en dat er in werkelijkheid minder mest was geproduceerd dan de AID had vastgesteld. Hij verwees naar een onderzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en een proces-verbaal van de AID, waaruit zou blijken dat er in 1993 te weinig mest was afgevoerd.
Het hof oordeelde dat het dagelijks bestuur aannemelijk had gemaakt dat de berekening van de AID een redelijke schatting was van de geloosde hoeveelheid mest. De belanghebbende had echter niet voldoende bewijs geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Het hof besloot de aanslag te verminderen tot f 60.263,28 en het dagelijks bestuur te veroordelen in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de vice-president en voorzitter H.S. Pruikma de uitspraak ondertekende, samen met de andere raadsheren en de griffier.