ECLI:NL:GHLEE:2000:AA8987
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.S. Pruikma
- F.J.W. Drion
- H.H.A. Fransen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag zuiveringslasten door waterschap Vallei en Eem
In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de zuiveringslasten, opgelegd door het dagelijks bestuur van het waterschap Vallei en Eem. De aanslag, gedateerd 30 november 1993, bedroeg f 57.918,00. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde het dagelijks bestuur de aanslag, waarna het gerechtshof te Arnhem deze bevestigde. Belanghebbende ging in cassatie bij de Hoge Raad, die de uitspraak van het gerechtshof te Arnhem vernietigde en de zaak verwees naar het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof te Leeuwarden stelde partijen in de gelegenheid om een memorie in te zenden, waarna een mondelinge behandeling plaatsvond op 16 november 2000.
Tijdens de zitting voerde belanghebbende aan dat de door hem verrichte lozingen een geringere hoeveelheid mest betroffen dan door de AID was berekend. Hij stelde dat de geloosde mest minder geconcentreerd was en dat er in werkelijkheid minder mest was geproduceerd dan de AID had vastgesteld. Belanghebbende onderbouwde zijn stelling met een onderzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en een proces-verbaal van de AID, waaruit bleek dat in 1993 500 m3 te weinig mest was afgevoerd.
Het hof overwoog dat de door belanghebbende ingediende mestboekhouding en de forfaitaire normen van de Meststoffenwet en de Wet op de bodembescherming een redelijke schatting van de geloosde hoeveelheid mest konden opleveren. Het hof concludeerde dat het dagelijks bestuur aannemelijk had gemaakt dat de berekening van de AID een redelijke schatting was, maar dat belanghebbende de mogelijkheid had om dit te weerleggen. Uiteindelijk oordeelde het hof dat de aanslag diende te worden verminderd tot f 40.513,20 en dat het betaalde griffierecht aan belanghebbende moest worden vergoed.