ECLI:NL:GHLEE:2000:AD8350

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000913-99
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Brakenhoff
  • J. van den Heuvel
  • H. Hartsuiker
  • P. Aardema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden inzake gewapende overval met dodelijke afloop

Op 27 maart 2000 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, waarbij de verdachte was veroordeeld voor een gewapende overval met dodelijke afloop. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.A. Roodhof, was in hoger beroep gekomen tegen de straf die hem was opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen betrokken was bij de plannen voor de overval, maar ook een actieve rol heeft gespeeld tijdens de uitvoering ervan. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor het medeplegen van doodslag in combinatie met diefstal. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een straf van acht jaar geëist, maar het hof heeft besloten een lagere straf op te leggen. Het hof heeft de bewezenverklaring van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair telastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meest subsidiair telastegelegde feit: diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, met dodelijke afloop. Het hof heeft de straf bepaald op vier jaar gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de blanco strafblad van de verdachte. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is uitgesproken door de raadsheren in tegenwoordigheid van de griffier, waarbij de vice-president het arrest mede heeft ondertekend.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000913-99
Arrest d.d. 27 maart 2000 van het gerechtshof te Leeuwarden, derde meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden d.d. 23 september 1999 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op 28 januari 1981 te Amsterdam,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de PI De Wieling, gevangenis De Marwei, te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr S.A. Roodhof, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep.
De arrondissementsrechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De officier van justitie en de verdachte zijn d.d. 24 september 1999 respectievelijk d.d. 23 september 1999 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 13 maart 2000 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
Gehoord zijn:
De advocaat-generaal zowel in diens voordracht van de zaak alsook in diens vordering, de getuige, alsmede de verdachte zo in zijn antwoorden als in de middelen van verdediging door en namens hem aangevoerd.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging.
Aan dit arrest is gehecht een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Vrijspraak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aldus primair, subsidiair en meer subsidiair aan verdachte is telastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring.
(zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meest subsidiair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert op het misdrijf:
meest subsidiair:
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit de dood ten gevolge heeft.
Strafbaarheid.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het subsidiair telastegelegde medeplegen van doodslag in combinatie met diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar.
Zowel de officier van justitie, die ter zake van het primair telastegelegde medeplegen van moord 8 jaar gevangenisstraf had gevorderd, als de verdachte, die de opgelegde straf te hoog vond, zijn in hoger beroep gekomen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair telastegelegde wordt veroordeeld tot 8 jaren gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, het gezamenlijk plegen van een gewapende overval met dodelijke afloop, en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte en zijn mededader hebben overeenkomstig een door hen tevoren beraamd plan om het aan hen beiden bekende slachtoffer te beroven van geld en weed het volgende ondernomen:
- de mededader nam een (in tegenwoordigheid van verdachte aan beide zijden geslepen) puntig mes mee, verdachte was voorzien van een honkbalknuppel;
- gezamenlijk begaven zij zich in een auto naar een plaats op geruime afstand van de woning van het slachtoffer, waarna zij de laatste afstand in een minuut of twintig lopend aflegden, verdachte met de knuppel bij zich en de mededader, naar verdachte zich realiseerde, gewapend met het mes;
- de mededader heeft, toen het slachtoffer juist bij de deur verscheen, de deur open gedrukt en heeft vervolgens het slachtoffer gewelddadig benaderd, waarbij hij het slachtoffer met het mes, met de door verdachte meegebrachte honkbalknuppel en met een ter plaatse aanwezige zaag bewerkte, welk uitgeoefend geweld de dood van het slachtoffer heeft teweeg gebracht;
- de mededader heeft vervolgens in de woning van het slachtoffer enig geld en weed gevonden en meegenomen, de zakken weed gaf hij buiten aan verdachte;
- verdachte en zijn mededader hebben vervolgens gezamenlijk de plaats van het misdrijf verlaten en zijn in de auto weggereden om eerst de weed te gelde te maken;
- dit te gelde maken lukte eerst bij een volgende poging, doch in ieder geval op een moment dat verdachte er reeds van op de hoogte was dat het slachtoffer was overleden; niettemin heeft verdachte daarna in de buit gedeeld.
Het hof rekent het verdachte - wie blijkens de multidisciplinaire rapportage, welke het hof in zoverre overneemt en tot de zijne maakt, de bewezenverklaarde gedraging volledig kan worden toegerekend - zwaar aan dat hij zich niet alleen vooraf met een dergelijke misdadige plannenmakerij heeft ingelaten, doch dat hij zich daarvan ook niet tijdig volledig heeft gedistantieerd en in tegendeel daarin een rol is blijven spelen.
Desondanks meent het hof een lagere straf te moeten opleggen dan door de advocaat-generaal gevorderd en ook lager dan door de rechtbank opgelegd, gelet niet alleen op de omstandigheid dat het hof tot een lichtere bewezenverklaring komt dan de rechtbank in haar vonnis, maar ook op de ondergeschikte rol die verdachte bij de eigenlijke uitvoering van het bewezenverklaarde heeft gespeeld en gelet op zijn blanco strafblad.
Een en ander brengt het hof tot de conclusie dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar als passend moet worden aangemerkt.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld primair, subsidiair en meer subsidiair telastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld meest subsidiair telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart dit feit en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meest subsidiair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
- Dit arrest -
Dit arrest is aldus gewezen door mrs Brakenhoff, raadsheer, als voorzitter, Van den Heuvel en Hartsuiker, raadsheren, in tegenwoordigheid van mevrouw Boersma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2000 door de vice-president prof. mr Aardema, zijnde mr Hartsuiker voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
type: GB