ECLI:NL:GHLEE:2000:ZJ0034
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Dijkstra
- Vellinga
- Huisman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van kantonrechter in verkeersboetezaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Dordrecht, die op 19 januari 2000 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, maar de kantonrechter oordeelde dat het beroep niet tijdig was ingediend. De betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de betrokkene.
Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Volgens artikel 14 WAHV kan hoger beroep worden ingesteld als de opgelegde sanctie meer bedraagt dan fl. 150,-- of als de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid. In dit geval was de sanctie fl. 60,-- en was de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroep niet tijdig was ingesteld. Het hof oordeelt dat de WAHV in dit geval geen mogelijkheid biedt voor hoger beroep, maar dat het recht op toegang tot de rechter, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in dit geval wel moet worden gerespecteerd.
Het hof concludeert dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep te laat was ingesteld. Desondanks oordeelt het hof dat de betrokkene niet in zijn beroep kan worden ontvangen, omdat er geen argumenten zijn aangedragen die de niet-ontvankelijkheid zouden kunnen rechtvaardigen. Het hof verwerpt daarom het hoger beroep en bevestigt de beslissing van de kantonrechter.