5. De overwegingen omtrent het geschil.
5.1 Belanghebbendes moeder heeft haar 29.62.90 ha weiland geheel vrij van pacht aan de gemeente Heerenveen geleverd (artikel 6, eerste lid, van de onder (2.6) genoemde koopakte).
Het is de verpachtster, niet een onteigenaar die de pacht tussentijds heeft doen eindigen.
5.2 Bij deze tussentijdse ontbinding heeft de pachter - wegens verlies van het genot van de gepachte grond - recht op schadevergoeding door de verpachtster.
Belanghebbendes beroep op artikelen in de Onteigeningswet en de daarop gebaseerde jurisprudentie faalt dan ook reeds omdat in dit geval te rade moet worden gegaan bij de Pachtwet.
5.3 Het hof is van oordeel dat de belanghebbende bij de tussentijdse ontbinding van de pachtovereenkomst op grond van de Pachtwet - ook zonder tussenkomst van de pachtkamer - een schadeloosstelling toekwam.
Dat ook hij en zijn moeder zich daarvan bewust waren blijkt uit hetgeen onder (4.2) is vermeld.
5.4 De belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij om zakelijke redenen - zoals het zeker stellen van het doorgaan van de transacties met de gemeente Heerenveen - van volledige vergoeding heeft afgezien, zodat het bedrag dat hij zou hebben kunnen ontvangen doch aan zijn moeder heeft gelaten tot zijn ondernemingswinst moet worden gerekend.
Te beantwoorden blijft dan slechts de vraag of dit f 1.777.740,- zou zijn geweest, zoals de inspecteur in aanmerking heeft genomen, dan wel minder dan dit, zoals het bedrag van de door de verpachtster aan de pachter afgestane waarde van het melkquotum van f 600.000,-.
5.5 Ter zitting heeft belanghebbendes gemachtigde het laatstgenoemde bedrag getoetst aan de berekening van een inkomensschadevergoeding van f 557.600,- voor de belanghebbende als pachter (factor acht x de gemiddelde winst van de laatste drie boekjaren), en dit daarmee in overeenstemming bevonden.
De inspecteur stelt daar de zienswijze van de onder (2.7) genoemde drie onroerendezaakdeskundigen tegenover (f 6,- per m2).
5.6 In aanmerking nemend dat het bedrag van
ƒ 6,- per m2 voor de belanghebbende als pachter naast f 10,- per m2 voor zijn moeder als verpachtster goed valt te rijmen met een vergelijkbare transactie waarbij de pachter f 5,- per m2 en de verpachter eveneens f 10,- per m2 ontving, geeft het hof de voorkeur aan de laatstgenoemde, uit de praktijk van de gemeente Heerenveen afkomstige benadering.
Dat het de drie - onder (2.7) genoemde - bij de vaststelling van deze cijfers betrokkenen aan deskundigheid op dit punt zou ontbreken heeft de belanghebbende niet aannemelijk gemaakt zodat het hof het op deze stelling gebaseerde bezwaar verwerpt.
De berekening van belanghebbendes gemachtigde is naar het oordeel van het hof niet, althans onvoldoende afgestemd op de onderhandelingen en transacties die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en daarmee te algemeen van aard om bruikbaar te kunnen zijn voor de vaststelling van de pachtontbindings-vergoeding waarop de belanghebbende aanspraak kon maken.