ECLI:NL:GHLEE:2001:AB0936
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.W. Drion
- M. Haarsma
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslagen onroerende-zaakbelastingen en waardebeschikking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 maart 2001 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2000. De belanghebbende, die in april 1999 een onroerende zaak had gekocht, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente Haren opgelegde aanslagen, die gebaseerd waren op een waardegrondslag van f.238.000,--. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, waarbij hij stelde dat de waardegrondslag veel lager, namelijk ongeveer f.160.000,--, zou moeten zijn. De heffingsambtenaar had het bezwaar ontvankelijk verklaard, maar de waardegrondslag was uiteindelijk verlaagd naar f.208.000,--. De belanghebbende ging hiertegen in beroep.
Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de belanghebbende niet correct had behandeld. De belanghebbende had geen afzonderlijk verzoek gedaan om een nieuwe waardebeschikking, maar zijn bezwaar was gericht tegen de hoogte van de heffingsgrondslag. Het hof stelde vast dat de heffingsambtenaar had moeten begrijpen dat het bezwaar ook een verzoek om een nieuwe waardebeschikking inhield. Aangezien er nog geen nieuwe waardebeschikking was afgegeven, was de uitspraak van de heffingsambtenaar voortijdig en kon deze niet in stand blijven.
Het hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak waarvan beroep en bepaalde dat de heffingsambtenaar de kosten van de belanghebbende diende te vergoeden, alsmede het betaalde griffierecht. De gemeente Haren werd veroordeeld tot het vergoeden van deze kosten. Het hof ging ervan uit dat de heffingsambtenaar alsnog een nieuwe waardebeschikking zou afgeven, waartegen de belanghebbende opnieuw bezwaar kon maken. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele behandeling van bezwaren in belastingzaken.