ECLI:NL:GHLEE:2001:AB0979

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1337/98
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • prof. mr. Aardema
  • mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenveroordeling van de Staat der Nederlanden in belastingzaak X te Z

Op 6 april 2001 deed het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak in een belastingzaak waarbij verzoekster, aangeduid als X te Z, een verzoek indiende tot kostenveroordeling van de Staat der Nederlanden. Dit verzoek volgde op een eerder beroep tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1991, die was opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. Verzoekster had haar beroep op 24 augustus 2000 ingetrokken, omdat de inspecteur volledig aan haar bezwaren tegemoet was gekomen. In datzelfde schrijven vroeg verzoekster de Staat der Nederlanden te veroordelen in de kosten die zij had gemaakt in verband met de behandeling van haar beroep bij het hof.

De inspecteur kreeg de gelegenheid om op dit verzoek te reageren en deed dat bij schrijven van 27 februari 2001. Het hof oordeelde op basis van artikel 5aa van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken dat de Staat der Nederlanden inderdaad veroordeeld moest worden tot een tegemoetkoming in de gemaakte kosten. Het hof bepaalde deze tegemoetkoming op f. 532,50, conform het Besluit proceskosten fiscale procedures.

Het is belangrijk op te merken dat deze zaak samenhangt met een andere zaak, BK 1332/98, die betrekking heeft op de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over hetzelfde jaar. De uitspraak werd gedaan door prof. mr. Aardema, vice-president en lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier Lorist. De uitspraak werd op dezelfde dag, 6 april 2001, openbaar gemaakt door mr. Drion, raadsheer.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
UITSPRAAK
Nr. 1337/98 6 april 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzoek van X te Z
tot kostenveroordeling van de Staat der Nederlanden in de door hem in verband met de behandeling van het beroep bij het gerechtshof inzake de aan haar opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1991 gemaakte kosten.
Verzoekster is in beroep gekomen tegen de bovenvermelde aan hem door het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Groningen (hierna: de inspecteur) opgelegde navorderingsaanslag.
Bij schrijven van 24 augustus 2000 heeft verzoekster dat beroep ingetrokken, aangezien de inspecteur volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen.
Verzoekster heeft bij datzelfde schrijven verzocht de Staat der Nederlanden te veroordelen in de door haar terzake van deze procedure gemaakte kosten in verband met de behandeling van het beroep bij het hof.
De inspecteur heeft -daartoe in de gelegenheid gesteld- op dat verzoek gereageerd bij schrijven van 27 februari 2001.
Op grond van het bepaalde in artikel 5aa van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof grond met betrekking tot de onderwerpelijke procedure de Staat der Nederlanden te veroordelen tot een tegemoetkoming in de door verzoekster terzake van die procedure gemaakte kosten in verband met de behandeling van het beroep bij het hof, welke tegemoetkoming het hof op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures bepaalt op f. 532,50.
Opmerking verdient in dit verband dat het hier betreft een zogenaamde samenhangende zaak met de zaak van A te Z, BK 1332/98, tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 1991.
Het hof, uitspraak doende op het verzoek, veroordeelt de Staat der Nederlanden tot een tegemoetkoming in de door verzoekster in verband met het onderwerpelijke beroep bij het gerechtshof gemaakte kosten, te bepalen op f. 532,50.
Gedaan op 6 april 2001 door prof. mr Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de
griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2001 te Leeuwarden door mr Drion, raadsheer.
Op 11 april 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het gerechtshof te Leeuwarden.