ECLI:NL:GHLEE:2001:AB0980

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1332/98
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • prof. mr. Aardema
  • mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenveroordeling van de Staat der Nederlanden in belastingzaak van verzoeker X

Op 6 april 2001 deed het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak in een belastingzaak waarbij verzoeker X een verzoek indiende tot kostenveroordeling van de Staat der Nederlanden. Dit verzoek volgde op een eerder beroep tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1991, die was opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. Verzoeker trok zijn beroep in nadat de inspecteur volledig aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen, maar verzocht tegelijkertijd om vergoeding van de gemaakte kosten in verband met de procedure.

De inspecteur reageerde op het verzoek van verzoeker, en het hof oordeelde op basis van artikel 5aa van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken dat de Staat der Nederlanden inderdaad moest worden veroordeeld tot een tegemoetkoming in de kosten. Het hof bepaalde deze tegemoetkoming op een bedrag van f. 532,50, conform het Besluit proceskosten fiscale procedures.

Het hof merkte op dat deze zaak samenhangt met een andere zaak van Mw. A te Z, die ook betrekking had op een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over hetzelfde jaar. De uitspraak werd gedaan door prof. mr. Aardema, vice-president en lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier Lorist. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde datum, 6 april 2001, door mr. Drion, raadsheer.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
UITSPRAAK
Nr. 1332/98 6 april 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzoek van X te Z
tot kostenveroordeling van de Staat der Nederlanden in de door hem in verband met de behandeling van het beroep bij het gerechtshof inzake de aan hem opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1991 gemaakte kosten.
Verzoeker is in beroep gekomen tegen de bovenvermelde aan hem door het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Groningen (hierna: de inspecteur) opgelegde navorderingsaanslag.
Bij schrijven van 24 augustus 2000 heeft verzoeker dat beroep ingetrokken, aangezien de inspecteur volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen.
Verzoeker heeft bij datzelfde schrijven verzocht de Staat der Nederlanden te veroordelen in de door hem terzake van deze procedure gemaakte kosten in verband met de behandeling van het beroep bij het hof.
De inspecteur heeft -daartoe in de gelegenheid gesteld- op dat verzoek gereageerd bij schrijven van 27 februari 2001.
Op grond van het bepaalde in artikel 5aa van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof grond met betrekking tot de onderwerpelijke procedure de Staat der Nederlanden te veroordelen tot een tegemoetkoming in de door verzoeker terzake van die procedure gemaakte kosten in verband met de behandeling van het beroep bij het hof, welke tegemoetkoming het hof op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures bepaalt op f. 532,50.
Opmerking verdient in dit verband dat het hier betreft een zogenaamde samenhangende zaak met de zaak van Mw. A te Z, BK 1337/98, tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 1991.
Het hof, uitspraak doende op het verzoek, veroordeelt de Staat der Nederlanden tot een tegemoetkoming in de door verzoeker in verband met het onderwerpelijke beroep bij het gerechtshof gemaakte kosten, te bepalen op f. 532,50.
Gedaan op 6 april 2001 door prof. mr Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de
griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2001 te Leeuwarden door mr Drion, raadsheer.
Op 11 april 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het gerechtshof te Leeuwarden.