ECLI:NL:GHLEE:2001:AB0988

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
468/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • J.M. Gerrits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende versus Hoofd van de Belastingdienst over aftrekbaarheid van studiekosten en reiskosten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 14 maart 2001, gaat het om de aftrekbaarheid van kosten die belanghebbende heeft gemaakt voor een studiereis naar de Galapagoseilanden en reiskosten voor zijn invalide zoon. Belanghebbende, werkzaam als leraar biologie, had in de periode van 1 september tot 1 december 1996 opfrisverlof en bezocht de Galapagoseilanden van 2 tot 23 november 1996. Hij stelde dat deze reis noodzakelijk was voor zijn werk, omdat de evolutietheorie een verplicht onderdeel van het examenprogramma was geworden. De inspecteur van de Belastingdienst weigerde echter de kosten van de reis als aftrekbaar te beschouwen, verwijzend naar artikel 36 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dat kosten voor studiereizen uitsluit van aftrekbaarheid.

Het hof oordeelde dat de gemaakte kosten niet aftrekbaar waren, omdat de reis niet door de werkgever was verplicht gesteld en het verblijf op de Galapagoseilanden niet essentieel was voor de werkzaamheden van belanghebbende. Daarnaast werden de reiskosten voor zijn invalide zoon ook niet volledig geaccepteerd, omdat niet was aangetoond dat deze kosten de gemiddelde kosten van vergelijkbare gezinnen overstegen. Het hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en gelastte de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden voor aftrekbaarheid van studiekosten en de noodzaak om aan te tonen dat extra kosten gerechtvaardigd zijn.

De uitspraak werd gedaan in het kader van een mondelinge behandeling op 28 februari 2001, waarbij zowel belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. Het hof concludeerde dat de inspecteur terecht de kosten niet als aftrekbaar had aangemerkt en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
vijfde enkelvoudige belastingkamer 14 maart 2001
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
nummer : 468/00
belanghebbende : X
te : Z
tegen : het hoofd van de Belastingdienst Particulieren Groningen, vestiging Hoogeveen (: de inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 28 februari 2001 te Assen door mr Fransen, raadsheer, in tegenwoordigheid van dhr Gerrits als griffier
verschenen : belanghebbende, alsmede de inspecteur
geschilpunten : -uitgaven reis naar Galapagoseilanden aftrekbaar als beroepskosten?
-reiskosten invalide zoon aftrekbaar als buitengewone last?
-strijd met gelijkheidsbeginsel?
De beslissing:
Het hof verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond en gelast de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht ad f 60,- aan hem te vergoeden.
De gronden:
Vooraf:
1. Het beroepschrift tegen de uitspraak is ingekomen op 15 juli 2000. Toen had de inspecteur echter nog geen uitspraak gedaan op het reeds op 6 augustus 1998 door belanghebbende ingediende bezwaarschrift. Bij uitspraak met dagtekening 18 juli 2000 wijst hij het bezwaar af. Kennelijk door een omissie van de inspecteur is de uitspraak zo lang uitgebleven. Het hof gaat er mede gelet op het bepaalde in artikel 6:20, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht van uit dat het beroepschrift is gericht tegen de betreffende uitspraak.
Met betrekking tot het eigenlijke geschil:
2. Belanghebbende, geboren op 29 oktober 1947 en gehuwd, was onder meer in het onderhavige jaar werkzaam als leraar in het vak biologie op een scholengemeenschap voor ivbo, vbo, mavo, havo, atheneum en gymnasium te Coevorden.
met betrekking tot de uitgaven gemaakt voor de reis naar en het verblijf op de Galapagoseilanden:
3. Van 1 september 1996 tot 1 december 1996 genoot belanghebbende zogenaamd “opfrisverlof” en was hij vrijgesteld van het geven van onderwijs. Op school is voor vervanging gezorgd. In de periode van 2 november 1996 tot en met 23 november 1996 heeft belanghebbende de Galapagoseilanden bezocht. De aanleiding voor deze reis was -kort weergegeven- dat “de evolutie” een verplicht onderdeel is gaan uitmaken van het examenprogramma voor havo en atheneum en dat de ontdekker en ontwikkelaar van de huidige evolutietheorie -Darwin- zijn theorie heeft gebaseerd op de situatie op de Galapagoseilanden. Dit bezoek was voor belanghebbende door zijn werkgever niet verplicht gesteld en de daarvoor door hem gemaakte kosten zijn hem niet (ten dele) door zijn werkgever vergoed. Het vliegticket voor de vliegreis heeft belanghebbende zelf bij een luchtvaartmaatschappij gekocht en hij heeft de vliegreis naar de eilandengroep alleen gemaakt. Op de Galapagoseilanden heeft hij zich gevoegd bij een aantal andere biologen van verschillende nationaliteiten. Samen met een marinebioloog -gepromoveerd ter zake van de evolutietheorie- hebben ze volgens een vaste route gevaren tussen eilanden van de onderhavige eilandengroep en een tiental eilanden aangedaan. De betreffende marinebioloog heeft uitleg gegeven en er is daarnaast zelfstandig onderzoekswerk verricht. Naast de kosten voor het vliegticket heeft belanghebbende in het kader van onderhavig verblijf uitgaven gedaan voor transferbelastingen Ecuador en Galapagos, overnachtingen, vervoer (taxi, bussen, trein) en toegang. Hij heeft deze uitgaven telkens ter plaatse betaald.
4. Belanghebbende is -kort samengevat- van mening dat zijn verblijf op de Galapagoseilanden dient te worden aangemerkt als het volgen van een cursus en dat de daarvoor gemaakte kosten tot een bedrag van f 3.250,- als beroepskosten in aftrek kunnen worden gebracht.
De inspecteur stelt zich daarentegen -kort gezegd- op het standpunt dat er sprake is van een studiereis en dat de kosten dientengevolge van aftrek zijn uitgesloten.
5. Artikel 36, lid 1, aanhef en onder j van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (: de wet) bepaalt dat tot de aftrekbare kosten niet behoren kosten die verband houden met excursies, studiereizen en dergelijke, met inbegrip van de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf.
6. Lid 2, aanhef en onder g van voormeld artikel bepaalt dat het gezamenlijke bedrag van de kosten die verband houden met cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke, met inbegrip de betreffende reizen en het betreffende verblijf tot ten hoogste f 3.250,- in aanmerking genomen kunnen worden.
7. Gelet op de omstandigheden dat
-het onderzoek en de studie op de Galapagoseilanden niet door zijn werkgever of anderszins verplicht is gesteld in het kader van zijn beroepsuitoefening en aldus een vrijblijvend karakter had;
-niet aannemelijk is geworden dat het verblijf van belanghebbende op de Galapagoseilanden onontbeerlijk was voor zijn werkzaamheden als docent biologie, ondanks dat dit verblijf ongetwijfeld een zekere meerwaarde heeft opgeleverd;
-er (vooraf) geen allesomvattend bedrag voor reis, verblijf en studie/onderzoek aan bijvoorbeeld een organisator is betaald, maar de kosten telkens op het moment dat ze zich voordeden ter plaatse door belanghebbende werden voldaan;
-er door belanghebbende -al dan niet tezamen met andere biologen- ook zelfstandig studie is verricht op de Galapagoseilanden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een met cursussen, congressen, seminars, symposia of iets dergelijks gelijk te stellen verblijf maar van een studiereis in de zin van voormelde artikelleden.
8. De in verband met deze studiereis door belanghebbende gemaakte kosten zijn op grond van artikel 36, lid 1, aanhef en onder j van de wet niet aftrekbaar.
met betrekking tot de autokosten:
9. Belanghebbende heeft in zijn aangifte in het kader van de aftrek buitengewone lasten, autokosten opgevoerd (onder meer f 4.450,- bezoek ziekenhuizen, artsen, fysiotherapie ect, f 4.200,- reiskosten zoon naar school, f 600,- bezoeken zoon) die hij -naar hij stelt- met zijn auto heeft gemaakt voor zijn invalide zoon die zich slechts over korte afstand met krukken kan verplaatsen en overigens op een rolstoel is aangewezen.
10. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur met juistheid voormelde f 4.450,- geaccepteerd als buitengewone lasten in verband met het verkrijgen van medische hulp.
11. Vervolgens stelt de inspecteur terecht -zakelijk weergegeven- dat de geclaimde overige vervoerskosten voor zijn zoon slechts aftrekbaar zijn als buitengewone lasten ter zake van ziekte/invaliditeit voor zover ze uitgaan boven de kosten die personen die geen invalide zoon hebben, maar overigens wat inkomen, vermogen en maatschappelijke positie betreft in dezelfde omstandigheden als belanghebbende en zijn gezin verkeren, moeten maken.
De inspecteur heeft niet, althans onvoldoende, weersproken gesteld dat uit statistische gegevens blijkt dat bedoelde vergelijkbare personen gemiddeld f 10.000,- uitgeven ter zake van vervoerskosten.
Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat hij in 1996 in totaal f 10.500,- kosten met zijn auto heeft gemaakt. Hierin is het voormelde bedrag van f 4.450,- gemaakt voor het verkrijgen van medische hulp, begrepen.
Derhalve is het hof met de inspecteur van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende overigens extra vervoerskosten heeft gemaakt die de kosten van bedoelde vergelijkbare personen overstijgen, zodat de inspecteur de overige geclaimde vervoerskosten terecht niet als vervoerskosten in aftrek heeft toegelaten.
met betrekking tot het beroep op het gelijkheidsbeginsel:
12. In het arrest van 12 mei 1999 (BNB 1999/271) heeft de Hoge Raad beslist dat er in het kader van de toepassing van het arbeidskostenforfait sprake is van de door belanghebbende bedoelde ongelijke behandeling, doch dat de wetgever de geconstateerde ongelijkheid in de wetgeving dient op te heffen.
Gelet op de overwegingen in deze uitspraak van de Hoge Raad is er naar het oordeel van het hof geen aanleiding voor de door belanghebbende geclaimde extra aftrek ter zake van beroepskosten.
13. Het gelijk ligt aan de kant van de inspecteur. Gelet op hetgeen onder 1. is overwogen is er naar het oordeel van het hof aanleiding te gelasten dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
14. Het hof acht geen termen aanwezig te komen tot een veroordeling in het kader van gemaakte proceskosten
Vastgesteld en uitgesproken ter openbare zitting van het hof te Leeuwarden op 14 maart 2001.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier Het lid van deze kamer
Dhr J.M. Gerrits Mr H.H.A. Fransen
Afschrift aangetekend aan beide partijen verzonden op:
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden