ECLI:NL:GHLEE:2001:AB1285
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.W. Drion
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997
Op 20 april 2001 deed het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak in de zaak van X te Z tegen de belastingdienst, vertegenwoordigd door de inspecteur. De zaak betreft een beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, waarbij de belanghebbende werd aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f. 49.752,--. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar de inspecteur handhaafde de aanslag in zijn uitspraak van 13 januari 2000. Hierop volgde het beroep van de belanghebbende, dat op 8 februari 2000 werd ingediend.
Tijdens de zitting op 9 januari 2001 in Groningen, waar zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren, werden de standpunten van beide partijen besproken. De belanghebbende voerde aan dat hij recht had op aftrek van buitengewone lasten in verband met de kosten van levensonderhoud van zijn zoon, die in 1997 studeerde. Het geschil concentreerde zich op de vraag of de belanghebbende recht had op aftrek van zowel een forfaitair bedrag als de werkelijke kosten van levensonderhoud voor zijn zoon in het derde kwartaal van 1997.
Het hof overwoog dat de wetgeving omtrent buitengewone lasten bepaalt dat voor kinderen jonger dan 27 jaar een forfaitair bedrag kan worden afgetrokken, terwijl voor kinderen van 27 jaar en ouder de werkelijke kosten in aanmerking kunnen worden genomen. Aangezien de zoon van de belanghebbende op 15 augustus 1997 27 jaar werd, had de belanghebbende recht op het forfaitaire bedrag voor het derde kwartaal, maar kon hij ook de werkelijke kosten vanaf de datum waarop zijn zoon 27 jaar werd in aftrek brengen.
Het hof concludeerde dat het beroep van de belanghebbende gegrond was en dat de aanslag moest worden verminderd tot een belastbaar inkomen van f. 46.752,--. De inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die op f. 1.775,-- werden vastgesteld. De uitspraak van het hof vernietigde de eerdere beslissing van de inspecteur en bepaalde dat het betaalde griffierecht aan de belanghebbende moest worden vergoed.