5. De overwegingen omtrent het geschil.
5.1 Ingevolge Hoofdstuk II, Afdeling 2, van de Wet is winst het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit onderneming. Bij de bepaling van de winst worden op de onderneming betrekking hebbende kosten in aanmerking genomen.
5.2 Ten aanzien van het bedrag ad f.1.500,-- dat de inspecteur (bij de aanslagregeling ten aanzien van belanghebbende voor de helft) als omzet heeft bijgeteld en dat betrekking heeft op de in de agenda van belanghebbende voorkomende ritten vóór de totstandkoming van de firma, heeft belanghebbende slechts gesteld dat de rittenadministratie in de agenda niet sluitend is door wijzigingen en afzeggingen op het laatste moment. De inspecteur stelt daarentegen dat elke andere rit
(steeds in de firma-periode) in de agenda wel is verwerkt in de administratie. Het hof acht daarmee aannemelijk gemaakt dat de betreffende ritten wel zijn gemaakt. De inspecteur heeft het bedrag van de daarop betrekking hebbende omzetverhoging bij wijze van schatting bepaald, hetwelk door belanghebbende niet is bestreden en welk bedrag het hof aannemelijk voorkomt. Het volle bedrag van de omzet behoort derhalve tot belanghebbendes winst uit onderneming.
5.3 Belanghebbende heeft als kosten van de firma opgevoerd de aanschaf van een telefoontoestel "Bastia rood" ad f.67,23. Met de mededeling van de inspecteur dat dit toestel is geplaatst in de woonkamer van belanghebbende heeft de inspecteur niet voldoende concreet aangegeven waarom de aanschaf van dit toestel geen zakelijke kosten zouden vormen.
5.4 Als kosten van de firma zijn tevens opgevoerd de aanschafkosten van een koffiezetapparaat ad f.169,36. De inspecteur stelt dat dit apparaat in de woning van belanghebbende is geplaatst en mede voor privédoeleinden wordt gebruikt. Belanghebbende stelt dat het apparaat wordt gebruikt bij kantoorwerkzaamheden (derhalve in de woning van belanghebbende), in de loods waar de auto is gestald en tijdens shows en beurzen.
Nu in het onderhavige jaar niet blijkt van vertegenwoordiging op shows en beurzen, en het het hof onwaarschijnlijk voorkomt dat belanghebbende een koffiezetapparaat meeneemt naar de loods als hij de auto gaat schoonmaken, terwijl bij gebruik in de woning privé-gebruik voor de hand ligt, acht het hof de bijtelling van het bedrag ad f.169,36 terecht.
5.5 Met betrekking tot het door de inspecteur gecorrigeerde bedrag ad f.379,-- terzake van abonnementskosten van de telefoon die is geplaatst in belanghebbendes woonkamer is het bepaalde in artikel 8b, lid 1 onder a, ten tweede, van de Wet van toepassing, zodat deze kosten niet in aftrek kunnen komen.
5.6 Gelet op de samenstelling van de kosten van voedsel en dergelijke ad f.199,-- die de inspecteur heeft gecorrigeerd is door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat het betreft voedsel dat in verband met en tijdens de werkzaamheden buiten de normale plaats waar de arbeid wordt verricht is genuttigd. Daar deze kosten tevens omvatten uitgaven tijdens dagen waarop belanghebbende alleen voor zijn dienstbetrekking arbeid verrichtte, acht het hof aannemelijk dat deze kosten
(deels) een privékarakter hadden. De inspecteur heeft deze kosten terecht gecorrigeerd.
5.7 De door belanghebbende bij de onderneming gedeclareerde kosten voor voedsel en dergelijke ad f.159,-- zijn op grond van het bepaalde in artikel 8a, lid 2, aanhef en onder a, van de Wet terecht gecorrigeerd tot 75% van die kosten.
5.8 De kosten van door de firma gegeven relatiegeschenken ad f.777,--, betreffende geschenken met een kostprijs van f.64,75 per stuk, zijn op grond van het bepaalde in artikel 8a, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet terecht gecorrigeerd.
5.9 De door belanghebbende in aftrek gebrachte autokosten ad f.1.500,-- welke alle door belanghebbende met zijn privéauto gereden kilometers zouden betreffen, en welke kosten door de gemachtigde in beroep nader worden berekend op f.2.708,40, zijn door belanghebbende aanvankelijk bij wijze van stelpost in de berekening betrokken. Nu ook naderhand geen deugdelijke specificatie van deze kosten is gegeven kunnen deze kosten niet in aftrek worden gebracht. De inspecteur heeft te kennen gegeven f.600,-- ongespecificeerd in aanmerking te willen nemen, zodat een correctie bij belanghebbende van f.900,-- op zijn plaats zou zijn. Nu de inspecteur echter f.600,-- heeft gecorrigeerd is deze correctie niet te hoog geweest.
5.10 Het bedrag ad f.275,-- als kosten van werkkleding is door de inspecteur terecht gecorrigeerd nu het, naar ter zitting is gebleken, normale kleding betreft echter in een meer slijtvaste kwaliteit dan gebruikelijk. Aftrek wordt verhinderd door het bepaalde in artikel 8b, lid 1, aanhef en onder a ten vierde, van de Wet.
5.11 De inspecteur heeft bij de aanslagregeling toepassing van de zelfstandigenaftrek geweigerd. Hij heeft daarbij gelet op het aantal gedeclareerde uren en een schatting gemaakt van de overige in de onderneming gewerkte uren, inclusief wassen, besprekingen, administratie en promotie. Deze schatting komt het hof niet onaannemelijk voor. Belanghebbende is daarentegen uitgegaan van "beschikbare tijd van 08.00 uur tot 18.00 uur met daarbij extra tijd aangezien bij een rit niet altijd om 18.00 uur de werkdag eindigt". Gelet op de door belanghebbende naast de onderneming vervulde
dienstbetrekking en het door de inspecteur geproduceerde en door belanghebbende niet bestreden overzicht van gedeclareerde ritten/uren, acht het hof de benadering van de inspecteur het meest reëel. Nu op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat het door belanghebbende in de onderneming gewerkte aantal uren 706 heeft bedragen, is in ieder geval niet aannemelijk geworden dat dit aantal, zo dit hiervan zou afwijken, 1225 heeft overschreden.
Gelet op het bepaalde in artikel 44m, lid 1, van de Wet heeft de inspecteur derhalve terecht toepassing van de zelfstandigenaftrek geweigerd.
5.12 Met betrekking tot de post "overige kosten" heeft de inspecteur een bedrag ad f.284,22 niet gecorrigeerd, doch zich nader op het standpunt gesteld dat zulks alsnog dient te gebeuren nu (de zakelijkheid van) deze uitgaven niet door bewijsstukken worden gestaafd. Dit standpunt van de inspecteur zou slechts behandeling behoeven indien bij gegrondverklaring van voorgaande posten het belastbaar inkomen verlaagd zou worden. Nu echter het beroep van belanghebbende slechts slaagt terzake van de kosten van de telefoon "Bastia rood" tot -voor belanghebbende- een bedrag van f.33,61 alsmede dientengevolge het bedrag van de kleine ondernemersregeling aangepast dient te worden met 17,5% van f.33,61 ofwel f.5,88, is het belastbaar inkomen met f.26.485,-- niet op een te hoog bedrag vastgesteld.