ECLI:NL:GHLEE:2001:AB1780

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/30150
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Prof. mr. Aardema
  • mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beschikking belastingheffing over verontreinigingsheffing

Op 18 mei 2001 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende verzet aantekende tegen een beschikking van de voorzitter van de belastingkamer. Deze beschikking, gedateerd 17 maart 2001, betrof een beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling heffingen van het Wetterskip Fryslân, die op zijn beurt betrekking had op de opgelegde aanslagen in de verontreinigingsheffing voor de jaren 1998 en 1999. Belanghebbende had zijn verzet tijdig ingediend op 28 april 2001, maar verzocht niet om een hoorzitting. Het hof heeft geen aanleiding gezien om belanghebbende uit eigen beweging te horen.

De voorzitter van de belastingkamer had in zijn beschikking het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, omdat het bezwaarschrift tegen de aanslagen niet tijdig was ingediend. De aanslag voor 1998 was gedateerd op 31 januari 1998 en die voor 1999 op 30 januari 1999, terwijl het bezwaarschrift pas op 31 mei 1999 was ingediend, wat buiten de termijn van zes weken viel. In het verzetschrift stelde belanghebbende dat hij ook beroep had aangetekend tegen aanslagen over de jaren 1977 tot en met 1997, maar het hof merkte op dat hierover inmiddels al een beslissing was genomen.

Het hof concludeerde dat, hoewel belanghebbende terecht opmerkte dat er nog geen uitspraak was gedaan over de jaren 1977 tot en met 1997, hij geen gronden had aangevoerd die de beschikking voor de jaren 1998 en 1999 onjuist zouden maken. Daarom verklaarde het hof het verzet ongegrond. De uitspraak werd gedaan door prof. mr. Aardema, vice-president, en mr. Drion, raadsheer, in aanwezigheid van de griffier Lorist. De uitspraak werd op 23 mei 2001 aan beide partijen verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 99/30150 18 mei 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 17 maart 2001.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling heffingen van het Wetterskip Fryslân te Leeuwarden (hierna: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslagen in de verontreinigingsheffing over de jaren 1998 en 1999.
Artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht voorziet in de mogelijkheid van voeging van zaken die met elkaar samenhangen en bij één en hetzelfde gerechtshof -zoals in casu- aanhangig zijn. Het gerechtshof zal de zaken dan ook voegen.
Ingevolge artikel 152b van de Provinciewet geschiedt de heffing van de provinciale belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Ingevolge artikel 23 Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, binnen zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift indienen bij het hoofd.
Vaststaat dat de aanslag over het jaar 1998 is gedagtekend 31 januari 1998 en de aanslag over het jaar 1999 is gedagtekend 30 januari 1999 en het bezwaarschrift op 31 mei 1999 bij het hoofd is ingekomen, derhalve niet binnen zes weken na de dagtekening van de aanslagbiljetten.
Op grond van het vorenoverwogene heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Tegen deze beschikking is belanghebbende tijdig in verzet gekomen, bij een verzetschrift dat is ingekomen op 28 april 2001.
Belanghebbende heeft niet verzocht om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij in zijn beroepschrift ook beroep heeft aangetekend tegen de aanslagen over de jaren 1977 tot en met 1997 en dat het gerechtshof over die jaren geen uitspraak heeft gedaan.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbende in zijn verzetschrift -weliswaar terecht- het hof er op heeft geattendeerd dat het hof nog geen beslissing heeft genomen voor de jaren 1977 tot en met 1997, hetgeen inmiddels is geschied bij beschikking van 16 februari 2001 onder nummer BK 119/01, hij overigens geen gronden aanvoert op grond waarvan de gegeven beschikking voor de jaren 1998 en 1999 onjuist zou zijn.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 18 mei 2001 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 23 mei 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.