ECLI:NL:GHLEE:2001:AB2194

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
818/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • prof. mr. E. Aardema
  • mevr. mr. M. Hiemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak

Op 15 juni 2001 deed het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, aangeduid als X, in verzet kwam tegen een eerdere beschikking van de voorzitter van de belastingkamer. Deze beschikking, gedateerd 12 januari 2001, verklaarde de belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 8 juni 2000 was gedaan. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1996. De voorzitter oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien dit pas op 13 november 2000 was ontvangen, meer dan zes weken na de datum van de uitspraak van de inspecteur.

De gemachtigde van de belanghebbende stelde in zijn verzet dat het beroepschrift reeds op 17 juli 2000 per fax naar het gerechtshof was verzonden. Tijdens de zitting op 21 mei 2001, waar zowel de gemachtigde als de inspecteur aanwezig waren, werd deze stelling besproken. Het gerechtshof oordeelde echter dat de belanghebbende niet had aangetoond dat het beroepschrift op de genoemde datum was verzonden. Bovendien bleek uit de faxadministratie van het gerechtshof dat er geen ontvangst was van het beroepschrift.

Daarnaast werd er een beroep gedaan op de doorzendverplichting ex artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Het gerechtshof oordeelde dat verzoeken om uitstel van betaling, die per fax aan de Belastingdienst waren gericht, niet konden worden aangemerkt als een beroepschrift dat bij een onbevoegd bestuursorgaan was ingediend. Hierdoor was er geen verplichting tot doorzending van het beroepschrift.

Uiteindelijk verklaarde het gerechtshof het verzet ongegrond, en bevestigde de eerdere beslissing van de voorzitter. De uitspraak werd gedaan door prof. mr. E. Aardema, vice-president van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier, mevr. mr. M. Hiemstra.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK
Nr. 818/00 15 juni 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 12 januari 2001.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het namens de belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belasting-dienst te Groningen (: de inspec-teur), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de hem opge-legde aanslag in de inkom-stenbe-lasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1996.
Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter.
De uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 8 juni 2000 en het beroepschrift is per fax ingekomen op 13 november 2000, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Nu het gerechtshof niet, zoals namens de belanghebbende is gesteld, reeds op 17 juli 2000 per fax het beroepschrift heeft ontvangen, heeft de voorzitter bij beschikking van 12 januari 2001 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Tegen deze beschikking is de gemachtigde van de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 23 februari 2001. De inspecteur heeft hierop schriftelijk gereageerd. De gemachtigde van de belanghebbende is gehoord omtrent zijn verzet ter zitting van het gerechtshof op 21 mei 2001 gehouden te Groningen, alwaar de inspecteur eveneens is verschenen.
In zijn verzetschrift stelt de gemachtigde van de belanghebbende nogmaals dat hij het beroepschrift reeds op 17 juli 2000 naar het gerechtshof heeft gefaxt. Naar het oordeel van het gerechtshof heeft de belanghebbende dit evenwel niet aannemelijk gemaakt. Bovendien blijkt uit de faxadministratie van het gerechtshof niet van de ontvangst van het per fax verzonden beroepschrift.
Voor zover de belanghebbende zich beroept op het schenden van de doorzendverplichtig ex artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht het volgende. Naar het oordeel van het gerechtshof kunnen de per fax aan de Ontvanger van de Belastingdienst/ Particulieren gerichte verzoeken betreffende uitstel van betaling niet worden aangemerkt als een bij een onbevoegd bestuursorgaan ingediend beroepschrift ook niet voor wat betreft een als bijlage bij dat verzoek en ter toelichting op dat verzoek bedoeld afschrift van een beweerdelijk ingediend beroepschrift. Derhalve behoefde geen doorzending plaats te vinden.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende,
ver-klaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 15 juni 2001 door prof. mr. E. Aar-dema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-digheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 20 juni 2001afschrift aangetekend verzonden aan bei-de
partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.