ECLI:NL:GHLEE:2001:AB2198

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
144/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Pruiksma
  • A. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak

Op 15 juni 2001 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende in verzet was gekomen tegen een eerdere beschikking van de voorzitter van de belastingkamer. De voorzitter had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzet niet tijdig was ingediend. Belanghebbende had zijn verzetschrift op 19 april 2001 ingediend, terwijl de beschikking van de voorzitter op 2 maart 2001 was verzonden. Het hof oordeelde dat belanghebbende niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de beschikking had gereageerd. De uitspraak van de inspecteur, waartegen belanghebbende in beroep ging, was gedateerd op 28 november 2000, en het beroepschrift was pas op 8 februari 2001 ter post bezorgd. Het hof concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien belanghebbende geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die deze overschrijding konden rechtvaardigen. Het hof verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere beslissing van de voorzitter. De uitspraak werd gedaan door vice-president P. Pruiksma in aanwezigheid van griffier Lorist, en raadsheer A. Drion sprak de uitspraak uit tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 144/01 15 juni 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet door X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 2 maart 2001.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Assen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag WAZ over het jaar 1999.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van de inspecteur behoort.
Vaststaat dat de uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 28 november 2000 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 8 februari 2001, derhalve niet binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak.
Op grond van het vorenoverwogene heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is belanghebbende in verzet gekomen, bij een verzetschrift dat is ingekomen op 19 april 2001.
Belanghebbende heeft niet verzocht om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat de uitspraak op het bezwaarschrift was gedagtekend 1 februari 2001.
Het hof is echter van oordeel dat de brief van 1 februari 2001 een reactie van de inspecteur was op een fax van belanghebbende van 17 november 2000.
Ook in deze reactie heeft de inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat de uitspraak op het bezwaarschrift reeds op 28 november 2000 was gedaan.
Tevens is het hof van oordeel dat het verzet van belanghebbende niet binnen zes weken na dagtekening en verzending van de voorzittersbeschikking is gedaan.
De beschikking van de voorzitter is verzonden op 2 maart 2001 en het verzetschrift is ter post bezorgd op 18 april 2001.
Belanghebbende voert verder geen feiten en omstandigheden aan die, in het licht van de door de inspecteur bij de uitspraak gedane verwijzing naar het tegen die uitspraak aan te wijzen rechtsmiddel, de gepleegde termijnoverschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar maken.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 15 juni 2001 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 20 juni 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.