ECLI:NL:GHLEE:2001:AB2920

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/30194
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van verhuiskosten als beroepskosten in het belastingrecht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 19 juni 2001, staat de aftrekbaarheid van verhuiskosten als beroepskosten centraal. De belanghebbende, geboren in 1970, had in september 1993 een baan aanvaard als financieel-economisch adviseur en verhuisde in mei 1994 van M naar Z, waar zij een belastingvrije vergoeding voor ontving. In haar aangifte voor het jaar 1997 berekende zij haar belastbaar inkomen op € 59.982, terwijl de inspecteur dit vaststelde op € 66.661, waarbij hij de beroepskosten (verhuiskosten) met € 6.679 corrigeerde. De belanghebbende stelde dat de kosten van de verhuizing naar de C-straat als beroepskosten aftrekbaar moesten zijn, maar de inspecteur betwistte dit, stellende dat de verhuizing niet door zakelijke motieven was ingegeven.

Het hof overwoog dat op grond van artikel 35 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 aftrekbare kosten de op de inkomsten drukkende kosten zijn, mits deze zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die inkomsten. De normering voor verhuiskosten is vastgelegd in artikel 36 van de wet. Het hof concludeerde dat de verhuizing van belanghebbende naar de C-straat niet binnen de vereiste termijn van twee jaar na aanvaarding van de nieuwe werkkring had plaatsgevonden. De belanghebbende voerde aan dat zij het eerste jaar in Z als een oriëntatiejaar had beschouwd, maar het hof oordeelde dat de periode tussen de eerste verhuizing en de tweede verhuizing te lang was en dat persoonlijke motieven een rol hadden gespeeld.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de tweede verhuizing een zakelijk karakter had. De inspecteur had de kosten van deze verhuizing terecht niet in aftrek toegestaan. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en het hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
vijfde enkelvoudige belastingkamer
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
19 juni 2001
nummer : 99/30194
belanghebbende : X
te : Z
: Het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te X (: de inspecteur)
aangevallen beslissing : Uitspraak op bezwaarschrift
belasting : Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1997
mondelinge behandeling : Op 5 juni 2001 te Assen door mr Fransen, raadsheer, in tegen-woordigheid van mr De Jong als griffier
verschenen : De gemachtigde van belanghebbende alsmede de inspecteur
Geschilpunten : Verhuiskosten aan te merken als beroepskosten?
BESLISSING:
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
1. Feiten:
1.1 Belanghebbende, geboren in 1970, heeft in september 1993 een baan aanvaard als financieel-economisch adviseur te L.
Al na korte tijd werd duidelijk dat zij voor haar werkgever werkzaamheden zou gaan verrichten in de regio Groningen. Begin mei 1994, voor de aanvang van haar werkzaamheden aldaar, is belanghebbende verhuisd van M naar een zelfstandige huurwoning in Z. Belanghebbende heeft hiervoor van haar werkgever een belastingvrije vergoeding ontvangen.
1.2 Op 12 mei 1997 heeft belanghebbende een woning gekocht aan de C-straat te Z. De levering van deze woning vond plaats op 8 juli 1997 en vanaf 2 augustus 1997 staat belanghebbende op dit adres in de gemeentelijke bevolkingsadministratie ingeschreven.
1.3 Belanghebbende heeft in haar aangifte haar belastbaar inkomen voor 1997 berekend op ¦ 59.982,--.
De inspecteur heeft belanghebbendes belastbaar inkomen voor 1997 vastgesteld op ¦ 66.661,--. De inspecteur heeft, rekening houdend met het arbeidskostenforfait de beroepskosten (verhuiskosten) van belanghebbende gecorrigeerd met een bedrag van ¦ 6.679,--.
2. Geschil
2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de kosten van de verhuizing naar de C-straat 31 als beroepskosten aftrekbaar zijn.
2.2 Belanghebbend is van mening dat sprake is van een tweede verhuizing in verband met het aanvaarden van de nieuwe dienstbetrekking en dat de kosten aangemerkt moeten worden als aftrekbare beroepskosten.
2.3 De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de tweede verhuizing niet is ingegeven door zakelijke motieven.
3. Rechtsoverwegingen.
3.1 Op grond van artikel 35 eerste lid Wet op de Inkomstenbelasting 1964 (: de wet) zijn aftrekbare kosten -kort weergegeven- de op de inkomsten drukkende kosten voorzover zij zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die inkomsten en in hun totale omvang niet overtreffen hetgeen gebruikelijk is.
De normering van de in aanmerking te nemen verhuiskosten is opgenomen in artikel 36 van de wet, lid 2 letter d van de Wet.
Lid 14 van voormeld artikel schept de mogelijkheid bij ministeriële regeling regels te stellen naar welke wordt beoordeeld of in ieder geval in verband met de werkzaamheden is verhuisd.
Van deze bevoegdheid is gebruik gemaakt in artikel 7b van de Uitvoeringsregeling IB 1990 dat, voorzover thans van belang, als volgt luidt:
"1. Voor de toepassing van artikel 36, tweede lid, onderdeel d, van de wet verhuist de belastingplichtige in ieder geval in verband met de werkzaamheden ingeval hij binnen twee jaar na aanvaarding van een nieuwe werkkring of na overplaatsing binnen de bestaande werkkring:
a. verhuist naar een woning binnen een afstand van 10 kilometer van de nieuwe arbeidsplaats terwijl hij op een afstand groter dan 10 kilometer van deze arbeidsplaats woonde;
b. door verhuizing de afstand tussen zijn woning en de arbeidsplaats met ten minste 50 percent en ten minste 10 kilometer bekort."
3.2 Vaststaat dat de verhuizing van belanghebbende naar de woning aan de C-straat niet plaatsvond binnen twee jaar na het aanvaarden van de nieuwe werkkring, danwel na overplaatsing binnen de bestaande werkkring in de stad Z.
3.3 Ter onderbouwing van haar stelling dat de verhuizing, ondanks het overschrijden van de termijn van twee jaar, een zakelijk karakter droeg, voert belanghebbende aan dat zij het eerste jaar in Z heeft beschouwd als een algemeen oriëntatie jaar en dat zij de evaluatie van dit jaar met haar werkgever heeft afgewacht alvorens zich te oriënteren op de koopwoningenmarkt in Z. Dat vervolgens het kopen van een woning langere tijd heeft geduurd wijt belanghebbende aan de krapte op de woningmarkt in combinatie met haar "woonwensen" en haar financiële mogelijkheden. Ter onderbouwing van haar betoog betreffende de zakelijkheid van de tweede verhuizing verwijst belanghebbende naar enkele arresten van de Hoge Raad.
3.4 In de arresten waarnaar belanghebbende verwijst, onder meer het arrest van 17 december 1997, BNB 1998/45, is steeds sprake van een situatie dat een werknemer in verband met de vervulling van zijn dienstbetrekking genoodzaakt is naar een andere plaats te verhuizen en daarbij aanvankelijk tijdelijk in zijn behoefte aan woonruimte voorziet omdat hij er niet in slaagt aanstonds een woning te vinden die voldoet aan redelijk te achten eisen. In deze situatie kunnen de beide verhuizingen niet los van elkaar worden bezien maar moeten zij beide in onderlinge samenhang geacht worden te zijn opgeroepen door één en dezelfde in de dienstbetrekking gelegen oorzaak, die heeft geleid tot verhuizing van de oude woonplaats naar de definitieve woning.
3.5 Belanghebbende is in 1994 vanuit haar ouderlijke woning verhuisd naar een huurwoning in de stad Z. Deze woning betrof een tweekamer-woning. Dat deze woning echter niet aan redelijk te achten eisen van belanghebbende(s dienstbetrekking) voldeed en zij genoodzaakt was (in verband met haar dienstbetrekking) te verhuizen hetgeen voor aftrek van de kosten van een volgende verhuizing noodzakelijk is, is niet aannemelijk gemaakt. Enerzijds is hierbij van belang dat een aanzienlijke periode is gelegen tussen de komst van belanghebbende naar Z en het moment waarop zij uitkijkt naar een andere woning. Als het hof belanghebbende volgt in het door haar aangevoerde beloopt deze periode in ieder geval meer dan één jaar. Uitgaande evenwel van het moment waarop belanghebbende haar zoeken naar een woning meer concreet vormt geeft door middel van het verstrekken van een zoekopdracht aan een makelaar is inmiddels een periode van bijna drie jaar verstreken. Anderzijds acht het hof van belang dat de verhuizing naar Z geschiedde vanuit de woning van de ouders van belanghebbende. De daarna door belanghebbende genomen stap naar een -ruimere- koopwoning ligt in de lijn der verwachting, waarbij (met name) persoonlijke motieven een rol hebben gespeeld. De inspecteur deelde hieromtrent ter zitting mee dat het bruto jaarinkomen van belanghebbende in de onderhavige periode is gestegen met een bedrag gelegen tussen de ¦ 20.000,-- en ¦ 30.000,--.
3.6 Uit het vorenstaande volgt dat het hof het door belanghebbende gestelde zakelijk karakter van de tweede verhuizing niet aannemelijk gemaakt acht. De inspecteur heeft de kosten van deze verhuizing terecht niet in aftrek toegestaan.
3.7 Het beroep van belanghebbende is mitsdien ongegrond.
3.8 Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Aldus vastgesteld en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 19 juni 2001.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, buiten Het lid van deze kamer
staat te ondertekenen, mr H.H.A. Fransen
mr H. de Jong