6. De overwegingen omtrent het geschil:
Naar het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de Wet, worden bezittingen in aanmerking genomen naar de waarde, welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.
Nu te dezen in geschil is de waarde van het aandelenpakket in de B.V. dient voormelde wetsbepaling op dat aandelenpakket te worden betrokken.
Belanghebbende bepleit te dezen daarbij het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van de Wet, zomede in de de resolutie vervatte tegemoetkoming te betrekken, doch de aldaar de bedoelde tegemoetkomingen richten zich op ondernemers, die rechtstreeks een onderneming drijven en niet op belastingplichtigen, die -gelijk belanghebbende- hun onderneming drijven in een B.V. en waarbij voor de vermogensbelasting derhalve niet de onderneming maar het aandelenpakket in de B.V., waarin de onderneming zich bevindt het te waarderen vermogensbestanddeel is.
Aan belanghebbende moet evenwel worden toegegeven, dat dusdoende voor in wezen vergelijkbare situaties een verschil in behandeling ontstaat, waarvan gezegd kan worden dat zulks in strijd komt met het in artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR neergelegde gelijkheidsbeginsel.
Alsdan rijst de vraag of en zo ja op welke wijze de rechter terzake effectieve rechtsbescherming kan bieden.
De door belanghebbende bepleite oplossing om bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van de aandelen uit te gaan van de toestand bij de aanvang van het boekjaar van de B.V. en het melkquotum slechts tot de boekwaarde mee in aanmerking te nemen, is duidelijk in strijd met het stelsel van de Wet, dat uitgaat van heffing over de waarde in het economische verkeer van de aandelen.
Mogelijk zou voorts zijn de ongelijke behandeling op te heffen door ook anderszins artikel 11, eerste lid, van de Wet in de aldaar bedoelde gevallen niet toe te passen, danwel het melkquotum bij ondernemingen voor de volle waarde in de heffing te betrekken, doch belanghebbende zou met die oplossing niet zijn gebaat.
De bedoelde vraag naar de door de rechter eventueel terzake te bieden effectieve rechtsbescherming kan mede leiden tot de gevolgtrekking, het voorzien in het veroorzaakte rechtstekort vooralsnog aan de wetgever over te laten. In zodanige situaties dienen immers met inachtneming van de aard van het rechtsgebied waar de vraag rijst, twee belangen tegen elkaar te worden afgewogen. Voor het zelf in het rechtstekort voorzien pleit dat de rechter daardoor aan de in beroep gekomen belastingplichtige direct een effectieve bescherming kan bieden, maar er tegen pleit dat in de gegeven staatsrechterlijke verhoudingen de rechter bij zulk ingrijpen in een wettelijke regeling een terughoudende opstelling past.
Bij afweging van dit één en ander ziet het hof thans, gelet op de te dezen geboden terughoudendheid, geen grond zelf in het door de discriminerende regeling veroorzaakte rechtstekort te voorzien. Zulks dient vooralsnog aan de wetgever te worden overgelaten, waarbij opmerking verdient, dat met ingang van 1 januari 2001 de vermogensbelasting is vervallen.
Belanghebbende heeft zich voorts nog beroepen op het gelijkheidsbeginsel in die zin, dat bij toepassing van de Wet er een beleid zou zijn in situaties als de zijne de resolutie dienovereenkomstig toe te passen.
De inspecteur heeft evenwel ontkend, dat op zijn eenheid dan wel bij de belastingdienst een zodanig beleid aanwezig zou zijn.
Naar 's hofs oordeel heeft belanghebbende -op wie bij ontkenning daarvan- de bewijslast voor het door hem beweerde beleid rust, het aanwezig zijn van een zodanig beleid niet aannemelijk gemaakt.
Het hof acht veeleer op grond van het standpunt van de Staatssecretaris van financiën zoals dat blijkt in een goeddeels vergelijkbare aangelegenheid zoals behandeld in het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2000, nr 35059, BNB 2000/306, de aanwezigheid van een zodanig beleid onaannemelijk.
In dit verband wordt voorts opgemerkt, dat de gevallen waarnaar belanghebbende verwijst zich hebben afgespeeld op een andere eenheid van de belastingdienst dan die van de inspecteur.
Het beroep is derhalve ongegrond.